ecrire n-f Flashcards
(33 cards)
1
Q
de muts
A
le bonnet
2
Q
de zonnebril
A
les lunettes de soleil
3
Q
herkend (herkennen)
A
reconnu (reconnaitre)
4
Q
lang…zijn
A
mesurer
5
Q
de kleren
A
les vetements
6
Q
de sportschoenen
A
les chaussures de sport
7
Q
het lawaai
A
le bruit
8
Q
het opsporingsbericht
A
l’avis de recherche (m)
9
Q
de afdruk
A
l’empreinte (f)
10
Q
inbreken
A
cambrioler
11
Q
zich kleden
A
s’habiller
12
Q
rennen
A
courir
13
Q
slank
A
mince
14
Q
de bewoner
A
l’habitant (m)
15
Q
natuurlijk
A
bien sur
16
Q
het geld
A
l’argent (m)
17
Q
dankzij
A
grace a
18
Q
de verdachte
A
le suspect
19
Q
van gemiddelde lengte zijn
A
etre de taille moyenne
20
Q
de baard
A
la barbe
21
Q
gekruld haar hebben
A
avoir les cheveux frises
22
Q
steil haar hebben
A
avoir les cheveux raides
23
Q
blond haar hebben
A
avoir les cheveux blonds
24
Q
bruin haar hebben
A
avoir les cheveux bruns
25
zwart haar hebben
avoir les cheveux noirs
26
groene ogen hebben
avoir les yeux verts
27
blauwe ogen hebben
avoir les yeux bleus
28
bruine ogen hebben
avoir les yeux marron
29
een lichte huid hebben
avoir la peau blanche
30
een donkere huid hebben
avoir la peau noire
31
een getinte huid hebben
avoir la peau mate
32
lijken op
ressembler a
33
kaal
chauve
