Eigenschappen van vlakke figuren Flashcards

(15 cards)

1
Q

Hoeveel is de som van de hoeken in een driehoek?

A

180°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel is de som van de hoeken in een vierhoek?

A

360°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe groot zijn de hoeken in een gelijkzijdige driehoek?

A

60° (in een gelijkzijdige driehoek zijn alle hoeken even groot, dus 180° : 3 = 60°)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een middelloodlijn in een driehoek is een rechte die …

A

de zijde in 2 gelijke delen verdeelt + staat loodrecht op die zijde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een bissectrice in een driehoek is een rechte die …

A

de hoek in 2 gelijke delen verdeelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een hoogtelijn is een driehoek is een rechte die …

A

door een hoekpunt gaat + loodrecht op de zijde aan de overkant van dat hoekpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een zwaartelijn in een driehoek is een rechte die …

A

gaat door een hoekpunt en verdeelt de zijde aan de overkant in 2 gelijke delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In welke vlakke figuren zijn de overstaande zijden even lang?

A

parallellogram
rechthoek
ruit
vierkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke vlakke figuren zijn de diagonalen even lang?

A

vierkant
rechthoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke vlakke figuren zijn alle zijden even lang?

A

ruit
vierkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In welke vlakke figuren snijden de diagonalen mekaar middendoor?

A

rechthoek
parallellogram
gelijkbenig trapezium
vierkant
ruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In welke vlakke figuren staan de diagonale loodrecht op mekaar?

A

vierkant
ruit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In een rechthoekige driehoek is  de rechte hoek en is Ê = 35°. Hoeveel is Ô = ?

A

In een driehoek is de som van de hoeken = 180°
Dus: Â + Ê + Ô = 180°
90° + 35° + Ô = 180° (Â = rechte hoek = 90°)
125° + Ô = 180°
Ô = 180° - 125° = 55°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In een vierhoek is  = 50°, Î = 60° en Ê = 120°. Hoeveel bedraagt Ô = ?

A

In een vierhoek is de som van de hoeken altijd 360°
Dus: Â + Î + Ê + Ô = 360°
50° + 60° + 120° + Ô = 360°
230° + Ô = 360°
Ô = 360° - 230° = 130°

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welke vlakke figuren zijn de overstaande hoeken even groot?

A

rechthoek
parallellogram
ruit
vierkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly