Empowerment B Flashcards

(84 cards)

1
Q

Abstract denken

A

Helpt je om morele keuzes te maken en om het plaatje als geheel te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Abstract denken

A

Helpt je om morele keuzes te maken en om het plaatje als geheel te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kruispuntdenken /intersectionaligeit

A

Iemand is meer dan alleen een man of vader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Elementen die uitsluiting bepalen

A
  • Relativiteit: relativeer het. Zeg niet mensen in Afrika, dat is geen vergelijking
  • tijdsperspectief. Sociale uitsluiting komt ook door het ontbreken van toekomstperspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klassiek denken

A

Zwart wit, één of het ander
Vanuit één perspectief kijken
Je kan een vrouw zijn én zwart, dit zijn 2 verschillende dingen
Iedereen is gelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intersectioneel denken

A

Het is én én
Je kan een vrouw zijn en van mannen dingen houden.
Hogere klasse, leeftijd, geslacht etc heeft invloed op je macht
Er zijn machtsverhoudingen

Dingen hebben invloed op elkaar. Gehandicapt + rolstoel = - -
Knap + slim = + +

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De staten generaal / het parlement

A

De eerste en tweede kamer bij elkaar (het parlement)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De regering

A

De koning, minister president en ministers bij elkaar (uitvoerende of bestuurlijke macht)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Natuurstaat

A

Geen vaste wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Natuurstaat

A

Geen vaste wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rechtsstaat

A

Wel vaste wetten en regels waar iedereen zich aan moet houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Recht op zelfbehoud

A

Iedereen mag alles doen wat nodig is om in leven te blijven, maar je moet daarbij ook rekening houden met andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contractfilosofie

A

De burger heeft recht op vrijheid en de overheid moet er voor zorgen dat de burger deze vrijheid krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Contractfilosofie

A

De burger heeft recht op vrijheid en de overheid moet er voor zorgen dat de burger deze vrijheid krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociaal contract denken

A

Natuurstaat (geen wetten en regels) is onhoudbaar volgens sociaal contract denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De overheid heeft staatsmacht omdat

A

Onze vrijheid gewaarborgd moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Legaliteitsbeginsel

A

De overheid heeft macht om onze vrijheid te beschermen, maar mag niks uitvoeren zonder de wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Schending van machten (trias politica)

A

Macht is verdeeld in:
- wetgevende macht: maakt wetten. Koning, minister, 1ste en 2e kamer

  • uitvoerende/bestuurlijke macht: regering die de wetgeving uitvoert
  • rechterlijke macht: de rechters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Grondrechten zijn er om de vrijheden van burgers te waarborgen.

Klassieke grondrechten;

A

Beschermen de burgers tegen de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Grondrechten zijn er om de vrijheden van burgers te waarborgen.

Sociale grondrechten

A

Bevordering welzijn burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kritiek van Hannah Arendt op de mensenrechten

A

Sommige mensen vallen buiten de boot. Bijvoorbeeld door hum afkomst. Arendt vindt dat iedereen recht tot recht moet hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Grote politieke stromingen

Christendemocratie

A

Christelijk mensbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Grote politieke stromingen

Sociaal democratie

A

Zorgend mensbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Grote politieke stromingen

Liberalisme

A

Autonoom mensbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Functionele rationaliteit
Een journalist gaat het over de cijfers
25
Waarderationaliteit
Een journalist gaat het om de waarde die hij/zij er aan hecht
26
Moferniseringstrend rationalisering
Er wordt steeds meer functioneel gekeken: - wegvallen religie (secularisering) - zo efficiënt en effectief mogelijk - meer individuele vrijheid
27
Ijzeren kooi
Is de functionele rationaliteit. We hebben meer vrijheden gekregen, maar gaan ook meer van waarde naar functionele rationaliteit
28
Rationalisering denken
Meer handelen vanuit waarde rationaliteit ipv functionele rationaliteit
29
Tegenmacht
De macht wordt gecontroleerd. Bijvoorbeeld door de 2e kamer die de regering controleert (de koning)
30
Doel van macht
Ander beïnvloeden
31
Wat staat er in een privacy statement?
Waarvoor gegevens gebruikt worden en voor hoe lang bewaard?
32
Persoonlijke gegevens
Naam, adres, tot een persoon herleidbare gegevens
33
Bijzondere persoonlijke gegevens
Gegevens waarmee je schade bij iemand kunt toebrengen Bijv: video/beeldmateriaal, vingerafdrukken, etnische gegevens, kopie van paspoort
34
Sociaal bewustzijn
Je bent jezelf bewust van jouw positie in de samenleving
35
Sociaal bewustzijn beïnvloed je:
- (sub) cultuur en historie. Denk aan verschillende machtsposities - beïnvloedt jouw definitie van de situatie en jouw gedrag. Wanneer je zelf minder geld hebt kijkt je anders naar hoe de overheid geld uitgeeft - inzicht in de situatie en posities
36
Zuivere klassenmaatschappij
Een maatschappij waarin er enkel klassen zijn
37
Oorzaak sociale ongelijkheid volgens Thomas Piketty
De kloof tussen arm en rijk. | Dingen worden duurder, maar geld wordt niet meer waard
38
Meritocratie
Sociale positie hangt af van merites (verdiensten) en niet van afkomst. Meritocratie gaat uit van klassenmaatschappij. Je kan altijd opklimmen, zolang je de juiste verdiensten hebt. Voorbeeld merites: halen van diploma, vinden van een baan
39
Cultureel kapitaal
Wat je kent en kunt (uiterlijk, accent, opleiding)
40
Economisch kapitaal
Geld
41
Sociaal kapitaal
Wie je kent
42
Participatiewet
Wordt uitgevoerd door de gemeente. Zorgt ervoor dat iedereen inkomen heeft op minimaal bestaansniveau
43
Algemene en bijzondere bijstand
Geld voor levensonderhoud
44
Arbeidsbeperking (wajong)
Arbeidsongeschiktheid en nooit kunnen werken. Kan je gedeeltelijk niet werken? > Dan krijg je een algemene bijstand
45
Beschut werk (voorheen wsw)
Mensen met een verstandelijke beperking zodat ze werk op maat krijgen. Verstandelijke beperking en deels aan het werk? > Dan krijg je algemene bijstand
46
Wie heeft recht op een bijstandsuitkering?
Iedereen die in Nederland woont en hier rechtmatig verblijft en die zich niet kan voorzien in noodzakelijke bestaanskosten heeft recht op bijstandsuitkering
47
Wanneer heb je geen recht op een bijstandsuitkering?
- gedetineerden - mensen die niet rechtmatig in Nederland verblijven - bijstandsontvangers die langer dan toegestaan (4 weken) in het buitenland verblijven - als je een voorliggende voorziening hebt (: wia, aow, ziektewet)
48
Verplichtingen participatiewet
- meewerken aan scholing, re-integratie sollicitatieplicht - algemeen accepteerde baan aanvaarden > na 1 jaar bijstand - ingeschreven staan bij een uitzendbureau - reisduur tot 3u/100km per dag accepteren - scholing volgen - tot 27 jaar eerste maand na aanvraag geen uitkering (zoekmaand) - vrijwilligerswerk bij langdurige bijstand - inlichtingsplicht en boete bij overtreding hiervan - taaleis begrijpen, lezen, spreken, schrijven
49
Speciale regeling bijstand voor daklozen
Hebben geen huisadres, wel postadres nodig (
50
Middelentoets
Gemeente kijkt naar wat iemand nodig heeft - inkomsten: uit loon, partneralimentatie, rente, vermogen. Uitgesloten: kinderalimentatie en onkostenvergoeding vrijwilligerswerk - vermogen: te veel vermogen is geen recht op bijstand - alleenstaand max €6225,00 - (echt)paren max €12450,00 - eigen vermogen in huis +- €50.000,00
51
Kostendelersnorm
Uitkering wordt aangepast als meerdere volwassenen in 1 huis wonen en de kosten kunnen delen
52
Ziektewet
Verplicht loon doorbetalen voor 2 jaar Eerste jaar: 100% Tweede jaar: 70%
53
Kenmerken sociale huurwoning
Maximum inkomen €40.000 per jaar | Maximale sociale huurprijs €720. Onder de 23 jaar €432
54
Woonnoodsituatie
Wanneer je binnen 4 maanden je woning moet verlaten of gaat scheiden
55
Culturalisering
Neiging om moeilijk verklaarbaar gedrag af te schuiven op de cultuur
56
Etnocentrisme
Beoordelen van een andere cultuur aan de hand van je eigen (daardoor andere snel vreemd of minderwaardig)
57
Exotisering
Je focust alleen op het vreemde en culturele, hierdoor vergeet je de persoon (hawaiiaanse mensen)
58
Topoinmodel
Biedt een manier om om te gaan met miscommunicaties in culturele omtmoetingen ``` Taal Ordening en zienswijze Persoonlijke relatie tussen deelnemers Organisatie context gesprek Inzet en beweegredenen deelnemers ```
59
Bijzonder onderwijs
Onderwijs vanuit een bepaalde opvatting. Bijv montessori of daltononderwijs, of vanuit een bepaald geloof
60
Wet passend onderwijs
Leerling moet ondersteuning krijgen als dit nodig is. Moet binnen 6 tot 10 weken na aanmelding
61
Zorgplicht van scholen
Scholen zijn in principe verplicht om kinderen aan te nemen en anders passend onderwijs te vinden
62
Clusters in SO
1: blinde en slechtziende 2: dove, slechthorend, tos 3: motorisch gehandicapt, verstandelijk gehandicapt en langdurig ziek 4: psychische stoornis en gedragsproblemen
63
Genderidentiteit
Hoe voel jij je en identificeer jij je? Voel je je meer een man of een vrouw?
64
Genderexpressie
Hoe jij je uit naar je omgeving, hoe wil je dat mensen je zien?
65
Sekse
Biologische eigenschappen waarmee je geboren wordt (geslachtsdelen)
66
Sociaal-culturele sfeer
Waarden, gewoontes, tradities, stereotypen en wetten bepalen het model van de sociale organisatie
67
Relationele sfeer
Gender beïnvloedt jouw gedrag en dat van een ander. Als vrouw wordt je vaak anders aangesproken
68
De persoonlijke sfeer
Eigen verwachtingen en interesses | Wat betekend het voor jou om een man of vrouw te zijn?
69
Sustainable Development Goals (VN)
Staat dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet alleen een mensenrecht is, maar ook de basis voor een vreedzame, duurzame en welvarende wereld
70
Sociale ongelijkheid en gender (genderongelijkheid)
Bijv loonkloof tussen mannen en vrouwen
71
Beweegredenen van een instantie/persoon om te betalen voor iets?
- belang: wat je belangrijk vindt. - bevoegdheid: belangrijk dat je een aanvraag doet bij iemand die hier bevoegd voor is - verantwoordelijkheid: iemand moet zich verantwoordelijk voelen voor de sponsoring/investering
72
Rechtshandeling
Handeling met rechten en plichten | Bijv een betaling
73
Natuurlijke personen
Jij, ik | Natuurlijke personen ademen
74
Rechtspersonen
Bijv gemeentes of winkels. | Leven/ademen niet
75
Publiekrechtelijke personen
Rechtspersonen die horen bij de overheid. Handelen in opdracht van de overheid. Redenen om geld te geven vaak opgenomen in de wet. Bijv: scholen, bepaalde jeugdzorginstellingen
76
Privaatrechtelijk rechtspersonen
Rechtspersonen waarbij de overheid niet betrokken is. | Gesticht door particulieren.
77
Bestuursorganen
Afdeling/persoon waarbij je moet zijn om geld te vragen voor een initiatief/activiteit etc.
78
Beschikking
Individuele uitkering
79
Subsidie
Tijdelijke bijdrage voor een activiteit zonder economisch doel (waar je geen geld aan verdiend)
80
Rechtzekerheidsbeginsel
Er moet zich gehouden worden aan de wetgeving
81
Secularisering
Steeds minder mensen gaan naar de kerk
82
Sacralisering
Iets heilig maken
83
Proeftijd
Bij vast contract: 2 maanden Bij tijdelijk contract tot 2 jaar: 1 maand Bij een tijdelijk contract tot 6 maanden: geen proeftijd mogelijk