Endocrienologie Flashcards
(28 cards)
Vegatieve functies
Functies die dienen voor het levensonderhoud van de cellen. Worden gereguleerd door het hormonale stelsel en het zenuwstelsel.
Hormonen
Chemische boodschapper stoffen die aangemaakt worden door gespecialiseerde kliercellen en vervolgens afgegeven worden aan het bloed waar ze naar het doelorgaan reizen.
Interne secretie
De afgifte van hormonen aan het bloed.
Endocriene cellen
Gespecialiseerde kliercellen die 1 bepaald hormoon produceren. Zitten in endocriene klieren zoals de schildklier of de pancreas. De meeste hormonen worden geproduceerd door endocriene cellen.
Neurosecretoire cellen
Gespecialiseerde zenuwcellen die in nauw contact staan met het zenuwstelsel en bepaalde hormonen aan het bloed afgeven.
Steroïdhormonen
Vetachtige aan cholesterol verwante stoffen die de doelcel binnen gaan en zich daar aan een receptor eiwit binden. Dit vormt een hormoon receptor complex. Dit complex gaat de celkern binnen en bind zich aan het DNA. Dit geeft het DNA signaal om de aanmaak van bepaalde enzymen te starten of te remmen.
Peptide hormonen
Eiwitten die zich aan de receptor op het celmembraan van de doelcel binden. Dit geeft signaal om de doorlaatbaarheid van het celmembraan te vergroten of verkleinen of om de stofwisseling voor een stof de verhogen of verlagen. Gevolg kan meer of minder enzymafgifte zijn.
Hypothalamus
Onderdeel van de hersenstam bestaande uit zenuwvezels. Stuurt de hypofyse aan.
Hypofyse
Mastergland. Kleine hormoonklier die vele andere hormoonklieren aanstuurt.
Hypofysesteel
Dunne verbinding tussen de hypothalamus en hypofyse.
Neurohypofyse
Achterkwab, is een doorgeefluik/ opslag plek. Via zenuwvezels geeft de hypothalamus 2 hormonen door. ADH en oxytocine. De neurohypofyse slaat deze op en geeft ze zo nodig af aan het bloed.
Adenohypofyse
Voorkwab, Produceert 7 verschillende hormonen en geeft deze af aan het bloed. Via cappilairen geeft de hypothalamus 2 hormonen door, het releasing hormone en het inhibiting hormone. Deze stimuleren of remmen de aanmaak van hormonen.
Trofe hormonen
De hormonen die de hypofyse aanmaakt. Worden zo genoemd omdat ze het lichaam aanzetten tot de productie van het eigenlijke hormoon.
ADH
Antidiuretisch hormoon of vasopressine. Wordt aangemaakt wanneer de osmotische waarde in het bloed stijgt. Zorgt dat de nieren minder water uitscheiden waardoor de osmotische waarde weer daalt.
Oxytocine
Veroorzaakt contractie van glad spierweefsel, met name in de baarmoeder en melkklieren. Fungeert als knuffelhormoon.
Glandotrope hormonen
Werken in op andere hormoon klieren. TSH, ACTH, FSH en LH/ ICSH.
Effect hormonen
Hebben direct effect op lichaamsfuncties. STH, MSH en LTH.
TSH
Thyroïdstimulerend hormoon. Stimuleerd de schildklier om hormonen te maken.
ACTH
Adrenocorticotroop hormoon. Stimuleerd de bijnierschors om corticosteroïden te maken.
FSH
Follikelstimulerend hormoon. Stimuleerd de ontwikkeling van folikels in de eierstokken en zaadcellen in de ballen.
LH
Luteïniserend hormoon. Stimuleerd follikelrijping, ovulatie en vorming van het gele lichaam.
ICSH
Interstitieel cellen stimulerend hormoon. Stiumleerd leydigcellen tot aanmaak testosteron.
STH
Groeihormoon, stimuleerd celdeling en celgroei. Bevorderd herstel en vervanging van weefsel cellen. STH heeft ook een glandotrope functie. Het stiumleerd de lever en nieren om het somatomedine hormoon te produceren. Dit versterkt de effecten van STH.
MSH
Melanocytenstimulerend hormoon. Stiumleerd vorming van melanine in de huid.