Engels unit 1 Flashcards
(140 cards)
1
Q
to amplify
A
versterken
2
Q
artistic
A
artistiek
3
Q
to collaborate
A
samenwerken
4
Q
to compose
A
componeren
5
Q
DJ booth
A
waar de DJ op staat als hij optreedt
6
Q
fan base
A
fans
7
Q
former
A
voormalig
8
Q
frontman
A
frontman
9
Q
headliner
A
de grootste act
10
Q
heyday
A
meest populaire tijd
11
Q
independent
A
onafhankelijk
12
Q
influence
A
invloed
13
Q
innovative
A
innovatief
14
Q
poetic
A
poëtisch
15
Q
to record
A
opnemen
16
Q
record label
A
platenmaatschappij
17
Q
to release
A
uitgeven
18
Q
vibe
A
sfeer
19
Q
vibrant
A
levendig
20
Q
beroemd
A
famous
21
Q
blijft in je hoofd zitten
A
catchy
22
Q
deuntje
A
tune
23
Q
liedjesschrijver
A
songwriter
24
Q
locatie voor optreden
A
venue
25
muziekindustrie
music industry
26
nieuwste, meest recent
latest
27
nummer
track
28
ontdekken
to discover
29
optreden
to preform
30
optreden, show
gig
31
podium
stage
32
poëzie
poetry
33
prijs
award
34
publiek
crowd
35
recensie
review
36
aparently
schijnbaar
37
to assume
ervan uitgaan
38
attack
aanval
39
the basics
de beginselen
40
to be concerned
bezorgd zijn
41
to decline
afslaan
42
dedication
toewijding
43
defence
verdedeging
44
insight
inzicht
45
intricate
complex
46
to lack
ontberen
47
mighty
machtig
48
pathetic
triest
49
preference
voorkeur
50
willingness
bereidheid
51
aanvoeder
captain
52
competitie, divisie
league
53
deelnemen
to compete
54
deelnemer
competitor
55
enthousiasme
enthusiasm
56
kampioenschap
championship
57
professioneel
professonally
58
respecteren
to respect
59
saai
dull
60
scheidsrechter
referee
61
spectaculair
spectacular
62
speelveld
pitch
63
steunen
to support
64
strategie
strategy
65
tactiek
tactics
66
besteden
to spend
67
verspillen
to waste
68
verdedigen
to defend
69
vermelden
to mention
70
to acquire
verwerven
71
to assign
toewijzen
72
to be founded
opgericht worden
73
to compete
concurreren
74
confirmation
bevesteging
75
to establish
tot stand brengen
76
to fine-tune
afstellen
77
household name
algemeen bekende naam
78
inequality
ongelijkheid
79
to innovate
innoveren
80
involvement
betrokkenheid
81
to manufactre
vervaardigen
82
numerous
talrijke
83
to opt
kiezen
84
to patent
patent verkrijgen voor
85
resources
middelen
86
to shift
verschuiven
87
silk
zijde
88
slot
tijdvak
89
subtly
op subtiele wijze
90
taxes
belasting
91
to tear
scheuren
92
afdeling
department
93
arbeid
labour
94
bedrijf
company
95
distribueren
to distribute
96
essentieel
essential
97
geldig
valid
98
karton
cardboard
99
kosten
costs
100
kwaliteit
quality
101
kwantiteit
quantity
102
materiaal
material
103
mogelijkheid
opportunity
104
onderdeel
component
105
ongewoon
odd
106
ontwikkelen
to develop
107
to accuse
beschuldigen
108
to adore
aanbidden
109
anxious
bezorgd
110
cautious
voorzichtig
111
considerate
attent
112
cowardly
laf
113
currently
op dit moment
114
excitable
prikkelbaar
115
generous
gul
116
obnoxious
onaangenaam
117
to praise
prijzen
118
secretive
geniepig
119
sincerity
oprechtheid
120
thoughtful
bedachtzaam
121
thoughtless
onnadenkend
122
bazig
bossy
123
behandelen
to treat
124
bescheiden
modest
125
chagrijnig
moody
126
egoïstisch
selfish
127
geresveerd
reserved
128
ijdel
vain
129
impulsief
impulsive
130
levendig
lively
131
negeren
to ignore
132
paniek
panic
133
schuchter, timide
timid
134
toendertijd
at the time
135
vergeven
to forgive
136
vetrouwen
to trust
137
woedend
furious
138
wreed
cruel
139
zich verontschuldigen
to apologise
140
zorgzaam
caring
