engels unit 2 Flashcards
(29 cards)
race
wedstrijd
accommodation
verblijfplaats
archery
het boogschieten
athletics
atletiek
barbecue
barbecue
basketball
basketbal
bog
moeras
bog
moeras
bowling
bowlen
breathe
ademhalen
breathe
ademhalen
canoe
kano
celebrate
vieren
combat
gevecht
competition
wedstrijd
competitiors
deelnemers
cricket
cricket
cyclist
fietser
deal with
omgaan met
desperate
wanhopig
disappear
verdwijnen
emergency
noodgeval
equalise
gelijkmaken
eventually
uiteindelijk