Ethiek Flashcards

(30 cards)

1
Q

Moraal

A

Opvatting wat goed of slecht is (volgends groep of maatschappij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Moreel dilemma

A

Ethisch probleem, meerdere oplossingen mogelijk, niet duidelijk wat beste oplossing is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ethiek

A

Bestudering van moraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarden

A

Zaken waarvan we goedvinden dat ze bestaan, die we nastreven of belangrijk vinden (bijv: geluk, schoonheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Normen

A

Gedragsregels die ons vertellen wat we moeten doen (‘je mag niet liegen’)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Instrumentele waarde

A

Middel om iets te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intrinsieke waarde

A

Is waardevol als doel op zich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hedonisme

A

Epicurus: Het enige wat intrinsiek waardevol is is je eigen geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geluk

A

(Hèdonè) de aanwezigheid van genot de afwezigheid van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee manieren om genot te bereiken

A

Meer krijgen en minder verlangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ataraxia

A

Ingetogen genieten van simpele dingen -> gemoedsrust = ataraxia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Greatest happiness principle

A

We moeten streven naar een wereld met zo veel mogelijk genot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hedonistische calculus

A

Om te bepalen wat een goede keuze is, moeten we uitrekenen wat het meeste geluk voor het groots aantal mensen oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bentham

A

Er bestaat slecht 1 vorm van genot en hoe meer daarvan hoe beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mill

A

Verschillende soorten genot, niet alleen naar kwantiteit maar ook naar kwaliteit kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vrijheid en autonomie

A

het volgen van plichten/wetten die jij zelf (autonoom, met de rede) bepaalt.

17
Q

Heteronomie

A

Laten leiden door wetten die gevormd worden door zaken die je moet voortkomen uit de rede, zoals een neiging (naar genot/medelijden)

18
Q

Formuleren 1, categorisch imperatief

A

Behandel andere mensen nooit slechts als middel, maar altijd als doel op zich

19
Q

Formulering 2, categorisch imperatief

A

Handel allen volgens die Maxime waarvan je tegelijkertijd kunt willen dat het een algemene wet wordt.

20
Q

karakter

A

Hoe word ik een goed mens?

21
Q

Teleologie

A

Dingen, ook mensen, hebben een doe (telos)

22
Q

Eudaimonia

A

Gelukt zijn, floreren als mens

23
Q

Deugd

A

Goede karaktereigenschap, juiste midden tussen twee extremen van tekort en teveel.

24
Q

Niet-vastgesteld dier

A

De mens heeft geen vastgesteld doel in het leven

25
Mangelwesen
De rede is eerder een noodmiddel dan iets positiefs, we hebben zorgen, schuldgevoelens, schaamte etc.
26
Kuddedier
We kiezen niet voor zichzelf, maar laten ons leiden door wat anderen willen
27
Slavenmoraal
Wat zwak is wordt als goed gezien, wie sterk is wordt als slecht gezien, we laten ons leiden door wat anderen willen
28
Herenmoraal (übermensch)
Bepaalt zelf hoe zij haar leven inricht, kiest voor zichzelf en gaat daarvoor
29
Universalisme
De begrippen goed, kwaad en waarden kunnen onafhankelijk van plaats, tijd en cultuur bestaan.
30
Cultuurrelativisme
De begrippen goed, kwaad en waarden zijn altijd afhankelijk van plaats, tijd en cultuur