Être courtois… c’est sympa! Flashcards
(64 cards)
1
Q
un arrêt
A
een halte
2
Q
un chewing-gum
A
een kauwgum
3
Q
un comportement
A
een gedrag
4
Q
les déchets (m)
A
het afval
5
Q
un dégât
A
een beschadiging
6
Q
un emballage
A
een verpakking
7
Q
le matériel
A
het materiaal
8
Q
un passager
A
een passagier
9
Q
le respect
A
het respect
10
Q
un retard
A
een vertraging
11
Q
un témoignage
A
een getuigenis
12
Q
un tag
A
een graffiti(tekening)
13
Q
un trajet
A
een traject
14
Q
les transports en commun
A
het openbaar vervoer
15
Q
un siège
A
een zetel
16
Q
le vandalisme
A
het vandalisme
17
Q
un voyageur
A
een reiziger
18
Q
agressif
A
agressief
19
Q
bondé
A
(over)vol
20
Q
choquant
A
choquerend
21
Q
courtois
A
hoffelijk, beleefd
22
Q
gênant
A
gênant, pijnlijk
23
Q
(im)poli
A
(on)beleefd
24
Q
inapproprié
A
ongepast
25
obligatoire
verplicht
26
sale
vuil
27
tagué
met graffiti beklad
28
agresser
overvallen, aanvallen
29
arracher
afrukken
30
bousculer
omvergooien
31
coller
plakken
32
déchirer
scheuren
33
dépendre (de)
afhangen van
34
(se) déplacer
(zich) verplaatsen
35
descendre
uitstappen
36
détruire
beschadigen
37
énerver
op de zenuwen werken
38
se fâcher contre
zich boos maken op
39
frauder
frauderen
40
interviewer
interviewen
41
monter
instappen
42
salir
vuilmaken
43
se coucher
gaan liggen, slapen
44
se lever
rechtstaan
45
se plaindre
klagen
46
provoquer
veroorzaken
47
ressentir
voelen
48
être prêt à + inf.
klaar staan om + inf
49
être en retard
te laat zijn
50
faire comme si + imparfait
doen alsof
51
laisser / céder sa place
zijn plaats afstaan
52
mettre mal à l’aise
in ongemak brengen
53
se sentir en sécurité
zich veilig voelen
54
à hauteur de
ter hoogte van
55
debout
rechtopstaand
56
n’importe où
om het even waar
57
par terre
op de grond
58
Une canette
Een blikje
59
La civilité, la courtoisie
De beleefdheid
60
Une dégradation
Een beschadiging
61
L’(im)politesse
(f) de (on)beleefdheid
62
La propreté
De netheid
63
Une réparation
Een herstelling
64
Une tension
Een spanning