etymologie Flashcards

1
Q

een blauwtje oplopen

A

afgewezen worden in de liefde, blauwe plek wijst op je scheen nadat je je ergens gestoten hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

iemand belazeren

A

iemand beetnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

iets op zijn kerfstok hebben

A

iets op zijn geweten hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

achterbaks

A

schijnheilige, gemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bikini

A

de bikini werd door de ontwerper ervan zo genoemd, naar het eiland bikini, waar de Amerikanen atoomproeven hielden, de ontwerper ging ervan uit dat ook het eerste navelonthullende badpak als een bom zou inslaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

souper

A

avondmaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een toost uitbrengen

A

een drink uitbrengen, het glas heffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een lichtekooi

A

een vrouw van lichte zeden, een prostituee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

keizersnede

A

< Lat. ‘Lex Caesarea’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kattebelletje

A

memo, (post it), korte aantekening neergekrabbeld op een klein brief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stinken rijk zijn

A

de rijken werden begraven in de kerk, na een tijdje begonnen die lichamen te ontbinden en te ruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een buttler

A

< Oudfrans: bouteillier (flesdrager, opperschenker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

achilleshiel

A

kwetsbare plaats of plek van iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

barbecue

A

< Haïtiaanse “barbacoa”, een soort draaispit voor het roosteren van schapen en runderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

boycot

A

manier van protesteren door niet langer bepaalde goederen te kopen of te gebruiken, of niet langer contact te hebben met een persoon of een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cataract

A

1) valhek, 2) waterval

17
Q

ciao

A

mevrouw, mijnheer, ik ben uw nederige dienaar/slaaf, slaaf = schiavo

18
Q

eureka

A

uitroep als iemand een briljant idee heeft

19
Q

hangmat

A

< Caraïben –> amaca, Spanjaarden: hamaca, fransen: hamac, vlamingen: hangmat

20
Q

de handschoen opnemen

A

het gevecht aangaan

21
Q

kleur bekennen

A

voor je standpunt uitkomen

22
Q

voor iemand in de bres springen

A

iemand te hulp komen

23
Q

niet door de beugel kunnen

A

niet geduld worden

24
Q

ergens de draak mee steken

A

ergens de spot mee drijven

25
Q

bandiet

A

< Italiaans: bandito: verbannen

26
Q

de hamvraag

A

de laatste en vaak de belangrijkste vraag

27
Q

iemand in het ootje nemen

A

iemand beetnemen

28
Q

de guillotine

A

< dokter joseph-ignace guillotin: onthoofding en dat bij voorkeur met behulp van een eenvoudige mechaniek

29
Q

een ongelikte beer

A

een onbeschaafd persoon

30
Q

iemand links laten liggen

A

iemand negeren, iemand geen aandacht schenken

31
Q

zo gek als een deur

A

< Middelnederlands: deur: dwaas

32
Q

stakker

A

sukkelaar

33
Q

iets/iemand aan de kaak stellen

A

iets schandelijks openbaar maken