Everything Flashcards

(113 cards)

1
Q

Dementie symptomen

A

Geheugen, taal, plannen, gedrag (apathie, somberheid, agitatie, rusteloos, seksueel ontremd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Frontotemporale dementie symptomen

A

Sociaal ongepast, dwangmatig, taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gall

A

Frenologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Broca

A

Lokalisatie, linkerkant zuurstofrijker bloed voor taal (produceren). Telegraphic speech

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wernicke

A

Herkennen woorden, begrip, temporaalkwab. Word salad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Luria

A

Balans holisma en lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Globale indelingen Luria

A
  1. Waakzaamheid aandacht (hersenstam, diencephalon, mediale gebieden)
  2. Cognitieve informatieverwerking (waarneming, verwerking, opslag). Achter entrale fissuur Postiruere laterale
  3. Organisatie gedrag, planning. Voor centrale fissuur, motorische, premotorische en prefrontale cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verloop neuro onderzoek

A

verwijzing, anamnese, heteroanamnese, observatie, test, interpetatie, rapportage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Subtractie

A

Discriminatie rectie - simpele detectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inhoudsvaliditeit

A

Test representatief voor te meten construct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Begripsvaliditeit

A

Test werkelijke indicatie van cognitieve functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ecologische validiteit

A

Voorspelling over eigen omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Criteriumvaliditeit

A

Mate waarin een extern criterium kan voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Test of memory malingering

A

50 alledaagse voorwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Negatieve, positieve en mapadapterende symptomen

A

Functieverlies
Pogingen tegen te gaan
Maladapterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kennard principe

A

Jonge kinderen meer plastisch en herstellen beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

CT / CAT scan

A

rontgestraling, anatomische beelden. Weinig verschil wit en grijs. Niet invasief, hoogresoluut (1mm) Hersenbloeding etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

PET scan

A

Radioactieve deeltjes, doorbloeding, energieverbruik, ernst schade na hersenbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

MRI, magnetic resonance imaging

A

1mm, grijs en wit goed, magneetveld waterstofdeeltjes. T1 anatomie, T2 wittestofintensiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

EEG Elektroencefalografie

A

elektroden + gel. 3 soorten:
1. ERP uit hersenweefsel
2. Schommelingen golven
3. lokalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

MEG, magnetencefalografie

A

EROS, event related optical signal, kan wel bij prenataal, hoge gammagolven die EEG niet ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

fMRI

A

temporeel beperkt, spatieel tot 0,5mm. Hemoglobine zuurstofrijk bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hersenstam

A

Vitale functies, ademnhaling, regulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Limbisch systeem

A

emotie contact buitenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hersenschors
Cognitief en motorisch
26
Corpus calossum
Verbinding hersenhelften
27
Kleine hersenen
Beweing coordinatie
28
Potentie
Mate van moeite om stof binnen te krijgen
29
Doelmatigheid
Hoe snel het maximale effect bereikt is (sneller is minder doelmatig)
30
Odds ratio
Verschil in verhoudingen tussen 2 groepen ((hoeveelheid*hele groep)(hele griep *hoeveelheid)
31
Klinisch onderzoek fasen
1. Kleine groep gezonde vrijwilligers 2. Kleine groep met aandoening 3. dubbelblind control met duizenden 4. In verkoop, bijhouden apothekers
32
Melatonine en cortisol
hormonen
33
Affiniteit
Hoe goed een stof aan receptor kan binden
34
Receptordoelmatigheid
Mate waarin binding neurotranmitter leidt tot postsynaptisch effect
35
beta ritme
lage pieken, ondiepe dalen (snel)
36
alfa ritme
Hoge pieken, diepe dalen (snel)
37
Theta ritme
Hoge pieken diepe dalen (langzaam)
38
Farmacodynamiek
Therapeutische effecten, waar hoe op lichaam inwerken
39
Farmacokinetiek
Wat lichaam met geneesmiddel doet
40
Biochemisch effect
Interactie met receptor, affiniteit
41
Fysiologisch effect
Wat verandert in postsynaptische cel als gevolg binding met receptor of neurotramsitter, doelmatigheid
42
Benzodiazepinen
Gaba, meer CI dan normaal, hyperpolarisatie, remmend
43
Tolerantie
Hogere dosis nodig voor hetzelfde effect
44
Sensitatie
Gevoeleiger worden receptoren door associatief leren
45
Desensitatieq
Ongevoeliger worden receptoren na herhaalde stimulatie
46
Afhankelijkheid
Stof moet innemen om weer gewenste toestand te bereiken
47
Veslaving
Gedragingen bij afhankelijkheid
48
Stofmisbruik
Blijvend gebruik bij nadelig
49
Naltrexon
Helpt bij afkicken heroine, bindt aan opiaatreceptoren, verminderd verlangen en genot. Receptoren weer hypersentsitief en gevoelig voor ander genot
50
Complicaties stoppen met roken
- Stress - Acethylcholinereceptor is overgevoelig na stoppen - Belonigsysteem (dopamine) ongevoelig voor ander genot - Contextuele cues belonende opvallendheid
51
Simultaanagnosie
Moeite ruimtelijke integratie verschillende onderdelen. Beschadiging temporo-occipitale cortex/neurodegeneratieve aandoening
52
Dorsale simultaanagnosie
Niet meerdere objecten tegelijk zien, 1 kunnen benoemen
53
Ventrale simultaanagnosie
Meerdere objecten tegelijk zien, 1 kunnen benoemen
54
Akinetopsie
Bewegingsblindgeid, lagere orde, V5
55
Blindsight
Primaire visuele cortex, wel zien wanneer gedwongen keuze te maken
56
Visuele objectagnosie
Hogere orde, samenwerking occipitale kwab (zien) en temporaalkwab (geheugen) verstoord. Objecten wel zien, niet herkennen
57
Prosopagnosie
Geen gezichten kerkennen
58
Kortetermijngeheugen
Auditory loop, visuo spatial sketchpad, central executive
59
Langetermijngeheugen
Declaratief (semantisch, episodisch) en procedureel
60
Factoren die zorgen dat iets wordt herinnerd
1. Hoe goed informatie is opgeslagen 2. Retentie-interval 3. Soort test
61
Retroactieve interferentie
Wanneer tijdens het retentie-interval andere info wordt geleerd die dit verstoord
62
Patient H.M
Geopereerd aan hersenen. Hippocampus verwijderd (consolidatie herinneringen)
63
Wat betekent een c-score van 5
gemiddeld
64
Onthouden auditieve info
- Onmiddelijk laag - Uitgesteld & lang gemiddeld
65
Afasie
Moeite met puur woordbegrip en exacte betekenis. Sensitief voor toon en gevoel
66
Agnosie
Moeite met expressieve taal, sensitief voor betekenis
67
Welke problemen bestaan er in de productie van taal
1. Uitspraak, fono 2. Woordvolgorde, syntax 3. Syntax-planning 4. Vocabulairetekort
68
Selectieaspect
Wanneer ergens aandacht op wordt gericht voor andere zaken minder
69
Intensiteitaspect
Verwerkingstoestand, bewustzijn, arousal
70
Trail making test
Opeenlopende cijfers in oplopende volgorde (A) afwisselen met letters (B)
71
Stroop test
Selectieve aandacht, interfertentiegevoeligheid. Kleur van een woord zsm benoemen. Extra in D-KEFS: switch
72
Sustained attention response task
Go/no-go op computer, inhibitie
73
Centrale executieve functie definitie
Niet eenduidig, maar Wanneer routine niet meer voldoet
74
Waar executieve functies
Frontaalkwabben en profrontale hersengebieden
75
Verdeling prefrontale cortex en functie
- Orbitofrontale - Dorsolaterale - Mediale
76
77
Orbitofrontale pfc
Nieuwe associaties, remt ouder geleerde associaties, flexibel handelen, neiuwe gedrag
78
Dorsolaterale pfc
Manipulatie en selectie van sensorische info, selectieve aandacht en werkgeheugen
79
Mediale pfc + anterior cingulate
cognitieve flexibiliteit en motivatie
80
TIA
Symptomen na een paar uur verdwenen
81
1e, 2e, 3e bloedvat
1. Anteria ceribri media (meest voorkoment bij infarct, verhoogde kans op verlamming arm) 2. anteria ceribri posterior 3. Anteria ceribri anterior
82
Contusio ceribri
Bewusteloosheid niet langer dan 15 min, posttraumatische amnesie langer dan een uur
83
Ideopathische epilepsie
oorzaak niet bekend
84
Oorzaak bij epilepsie bekend
Symptomatisch of secundair
85
Absences
Tijdens kindertijd, kortdurende afwezigheid, abrupt begin en eind. Vor van primair gegeneraliseerde epilepsie
86
Dementie symptomen
Geheugenproblemen, taalproblemen, handelen, planning, gedrag: apathie, somberheid, agitatie, rusteloos, seksueel ontremd
87
Frontotemporale dementie
Jonge leeftijd, typisch: sociaal ongepast, dwangmatig en taalstoornissen
88
Differentiaaldiagnoses dementie
psychische aandoenignen, burn-out, relatieproblematiek, andere dementie
89
Parkinson verloop
Eerst beweging, dan cognitie en gedrag
90
Parkinson symptomen
Bewging, traag, tremor, rigide, denken trager, gedrag
91
Parkinson differentiaaldiagnostiek
Parkinsonismen
92
Parkinson medicatie
Levodopa en dopamine-antagonisten
93
Parkinson tests
Timed up en go (mobilitiet) Mini BestTest (evenwicht) Parkinson disease Q39 (kwaliteit van leven(
94
Sizofrenie symptomen
Hallucinaties, waanideeen (positief), vervlakte emotie expressie (negatief), cognitieve desorganisatie gedrag (desorganisatie) en spraak, verlies van energie
95
Sizofrenie structurele afwijkingen
Kleiner volume grijze stof vooral in superieure temporale gyrus en mediale temporale en limbische structuren, amygdala hippocampus. Normale assymetrie niet aanwezig. Verandering in wittestofbanen
96
Sizofrenie functionele afwijkingen
DLPFC bij executieve functies, hyperfrontaliteit bij lage taakbelasting, hypo bij hoge. Onderactivatie hippocampus bij tijdens herkenningstaken. Afwijkende activatien amygdala bij neutrale en emotionele stimuli
97
Depressie symptomen
Angst, minder libido, vergeetachtig
98
Depressie verdeling man/vrouw
2x vaker bij vrouwen
99
Autisme structureel
extreme Groei frontale en temporale kwabben tot 5e levensjaar. Verminderde integratie en connectiviteit frontostratiale en parieto-occipitale netwerken. Gereduceerd volume corpus callosum (tussen hersenhelften). Gereduceerde celdichtheid met kleinere cellen in hippocampus, amagdyala en entorinale cortex (limbisch). Kleiner aantal purkinjecellen
100
Autisme functioneel
Onderactivatie amygdala bij herkennen gezichten +ToM. Minder earousal bij sociale stimuli. Beperkt: verlaagde serotonineaanmaak frontale cortex 2-5j. Dysfunctie spiegelneuronensysteem bij taken sociale aard. Fusiform face hypoactief: kijken minder kort naar gezichten
101
Verborgen figuren test
voor autisme, delen en geheel. Delen duidelijker bij ASS. Zwakke centrale coherentie
102
Wisconsin card sorting test
cognitieve flexibilitiet, bij autisme, rigide
103
Empatiequtient vragenlijst
bij autisme, emphathizing-systemizing theorie (Baron-Cohen)
104
ADHD symptomen
Aandachtstekort, hyperactiviteit, impulsiviteit. Onjuiste reacties prikkels, chaotisch, niet kunnen oplossen complexe werkopdrachten
105
ADHD structureel
Volumereducties totale hersenvolume, prefrontale cortex, basale ganglia, cerebellum, parieto-temporale en rechterstratium. Vertraagde otnwikkeling PFC, corticale dike en oppervlrakte. Dunnere cortex in gebieden van executieve functies.
106
ADHD functioneel
Default monde network (DMN) verhoging/verlaging synchronisatie activiteit. - Timing, motorrespons inhibitie (SMA), interferentie-inhibitie (linker ACC), beloningstaken (ventrale stratium) aandacht (frontoparietale). Verbindingen tussen cognitieve controle en aandachtsnetwerken en projecterende verbindingen die corticale en lagere hersenverwerkingscentra verbinden.
107
ADHD medicatie
Psychostimulantia, normalisering neuroanatomie: werkt in op hersenen/functiegedreven? Methylphenidate
108
ADHD erfelijkheid
40%, risico ook groter voor 1e graads van persisters vs remitters
109
ADHD volwassen
Gebrek aan aandacht duidelijkste symptoom (dan hyper en impulsief)
110
Gelade (2017)
aan de hand van een RCT vergelijking tussen: psychostimulantia, neurofeedback, fysiek. Methylpenidate superieur bij aandacht en inhibitie. Werkgeheugen overal beter.
111
Neurofeedback
Theta > beta activiteit stimuleren
112
ADHD prevalentie
5%. INteractie tussen genen en omgeving
113