Examen Flashcards
(55 cards)
kalendertijd
in welke tijd het verhaal zich afspeelt
vertelde tijd
de periode aan waarbinnen de gebeurtenissen van het verhaal zich voltrekken.
verteltijd
de ‘tijd’ die nodig is om het verhaal te lezen. Hij wordt uitgedrukt in regels, bladzijden, minuten of uren.
flashback
last een hele episode uit het verleden in
flashforward
last een hele episode uit de toekomst in
terugwijzingen en vooruitwijzingen
kort verwijzen naar het verleden of de toekomst om meer informatie over iets of iemand te geven.
versnelling en vertraging
vindt plaats wanneer er snel over een periode heen wordt gegaan.
verteltijd is kleiner dan de vertelde tijd
Omgekeerd spreken we van een vertraging
De geografische ruimte
de plaats waar het verhaal zich afspeelt. Het verhaal kan zich ook op een fictieve of verzonnen plaats afspelen.
De sociale ruimte
Wordt bepaald door de sociale klassen waarvan de personages deel uitmaken.
symbolische ruimte
de situatie waarin het personage zich bevindt of voor de gevoelens van het personage. Zulke ruimtebeschrijvingen komen ook in poëzie voor
Een omgeving kan ook een bepaalde sfeer oproepen bij het gebeuren. Dan spreken we van de sfeerscheppende ruimte.
thema
Het thema is de kortst mogelijke omschrijving van het onderwerp van het verhaal.
verhaallijn (plot)
De verhaallijn (of plot) is de chronologische opeenvolging van de gebeurtenissen in een verhaal. In een verhaal kunnen meerdere verhaallijnen zitten.
Het hoofdpersonage
de protagonist speelt de hoofdrol en is de spil van het verhaal.
Het tegenpersonage
de antagonist is de tegenstander van het hoofdpersonage
Een nevenpersonage
heeft minder diepgang, maar is essentieel om de gebeurtenissen mee op gang te houden of een ander personage meer diepgang te geven.
figuranten of achtergrondfiguren
allerlei personages die aanwezig zijn in het verhaal zonder dat ze een echte functie of invloed hebben op de verhaallijn. Ze dragen bij tot de sfeer, de context, maar hebben geen actieve rol in het verhaal.
een vol karakter of een round character
Een personage dat zich tijdens een verhaal verder ontwikkelt en over wie je steeds meer te weten komt (goede en slechte kanten, gewoonten, opvattingen en gevoelens
een vlak karakter of een flat character.
Een personage dat niet of nauwelijks evolueert tijdens het verhaal en dat ook niet verder uitgediept wordt,
Vertelperspectief
Het vertelperspectief is het standpunt van waaruit de verteller het verhaal vertelt. Zo kan je bijvoorbeeld een misdaadverhaal vertellen door de ogen van de moordenaar, de detective of het slachtoffer.
Soorten vertelperspectief
Een (personele) ik-verteller
De belevende ik-verteller
De vertellende ik-verteller
Een (personele) hij-/zij-verteller
Een auctoriële hij-verteller (alwetende verteller)
retarding
de schrijver kiest er soms voor om de tijd wat te rekken door bijvoorbeeld extra aandacht te geven aan beschrijvingen van ruimte, voorwerpen, personages, een andere verhaallijn … Op die manier blijf je als lezer op je honger zitten, omdat de gebeurtenissen onderbroken worden. Hierdoor stijgt de spanning.
Cliffhanger
Cliffhanger: een gebeurtenis wordt plots afgebroken, zodat de lezer niet weet hoe het verhaal of de gebeurtenis afloopt. Deze techniek wordt bijvoorbeeld heel vaak toegepast in soaps. Een aflevering stopt op een spannend moment, zodat de kijker de dag erop de nieuwe episode zeker zal bekijken. Ook in literatuur komt dit voor, bijvoorbeeld wanneer de auteur stopt met een climax en overschakelt naar een andere verhaallijn.
Chronologie (spanning)
Chronologie: door te spelen met de chronologie van het verhaal beslist de auteur welke informatie op welk moment wordt prijsgegeven.
Red herring
Red herring: de lezer krijgt informatie die hij in feite niet nodig heeft, waardoor de schrijver hem op het verkeerde been zet.