examen december 2022

Question 1

inanis

Answer 1

inanis inane
enorme

Question 2

superbia

Answer 2

superbiae
de hoogmoed, de trots

Question 3

penna

Answer 3

pennae
de veer

Question 4

tollere

Answer 4

tollo sustuli sublatum
optillen opnemen

Question 5

deinde

Answer 5

vervolgens daarna (bijwoord)

Question 6

grex

Answer 6

gregis(vr)
de kudde

Question 7

eripere

Answer 7

eripio eripui ereptum
ontnemen afnemen

Question 8

coepisse

Answer 8

beginnen

Question 9

proprius

Answer 9

prapria, proprium
eigen

Question 10

tum

Answer 10

toen, dan (bijwoord)

Question 11

contentus

Answer 11

contenta, contentum
tevreden met

Question 12

sedes

Answer 12

sedis(vr)
de zitplaats de woonplaats

Question 13

pati

Answer 13

patior, passus sum
dulden verdragen lijden

Question 14

sentire

Answer 14

sentio sensi sensum
voelen bemerken

Question 15

appellare

Answer 15

appello appellavi appellatum
noemen

Question 16

pellis

Answer 16

pellis (vr)

de huid

Question 17

magnitudo

Answer 17

magnitudinis
de grootte

Question 18

quidam

Answer 18

quaedam quoddam
een zekere(onbepaald vnw)

Question 19

ceterus

Answer 19

cetera ceterum
ander overig

Question 20

ulterior

Answer 20

ulterior ulterius(gen: ulterioris)
aan de overkant, verder

Question 21

tendere

Answer 21

tendo tetendi tensi/tentum
spannen, streven naar, gaan naar

Question 22

nunc
nunc…nunc

Answer 22

nu
nu eens…dan weer

Question 23

sequi

Answer 23

sequor secutus sum
volgen

Question 24

postremo

Answer 24

ten slotte (bijwoord)

Question 25

iterum

Answer 25

opnieuw (bijwoord)

Question 26

altus

Answer 26

alta altum hoog diep

Question 27

flectere

Answer 27

flecto flexi flexum buigen

Question 28

litus

Answer 28

litoris (o) de kust

Question 29

fama

Answer 29

famae het gerucht de roem de reputatie

Question 30

aspicere

Answer 30

aspicio aspexi aspectum kijken naar bekijken

Question 31

posterus

Answer 31

postera posterum volgend later

Question 32

mare

Answer 32

maris(o) de zee

Question 33

similis

Answer 33

similis simile (dat) gelijkend op gelijk aan

Question 34

rursus

Answer 34

opnieuw (bijwoord)

Question 35

quasi

Answer 35

conj alsof als het ware

Question 36

varius

Answer 36

varia varium verschillend afwisselend

Question 37

orbis

Answer 37

orbis(m) de kring de wereld

Question 38

alter

Answer 38

altera alterum ander tweede volgende

Question 39

tertius

Answer 39

tertia tertium derde

Question 40

donec

Answer 40

conj totdat

Question 41

timere

Answer 41

timeo, timui, - vrezen bang zijn

Question 42

tangere

Answer 42

tangi tetigi tactum aanraken

Question 43

crescere

Answer 43

cresco crevi cretum groeien

Question 44

amare

Answer 44

amo amavi amatum liefhebben houden van

Question 45

putare

Answer 45

puto putavi putatum denken menen

Question 46

magistratus

Answer 46

magistratus (m) de magistraat de ambtenaar

Question 47

adventus

Answer 47

adventus(m) de komst

Question 48

mora

Answer 48

morae de vertraging het uitstel / tijverdrijf

Question 49

res publica

Answer 49

rei publicae de republiek

Question 50

postremo

Answer 50

ten slotte kortom (bijwoord)

Question 51

perdere

Answer 51

perdo perdidi perditum verliezen

Question 52

placere

Answer 52

placeo placui placitum behagen bevallen aanstaan

Question 53

interficere

Answer 53

interficio interfeci interfectum doden vermoorden

Question 54

genus

Answer 54

generis (o) het geslacht de afkomst de soort

Question 55

spectaculum

Answer 55

spectaculi het schouwspel het spektakel

Question 56

levis

Answer 56

levis leve licht

Question 57

tenere

Answer 57

tenei tenui tentum (vast)houden aantrekken

Question 58

novus

Answer 58

nova novum nieuw

Question 59

varius

Answer 59

varia varium verschillend afwisselend

Question 60

spectare

Answer 60

specto spectavi spectatum kijken bekijken

Question 61

mirari

Answer 61

miror miratus sum zich verwonderen,bewonderen, zoveel (bijwoord)

Question 62

tot

Answer 62

zoveel(bijwoord)

Question 63

cupere

Answer 63

cupio cupivi cupitum verlangen

Question 64

currere

Answer 64

curro cucurri cursum lopen

Question 65

equus

Answer 65

equi het paard

Question 66

currus

Answer 66

currus (m) de wedstrijd

Question 67

trahere

Answer 67

traho traxi tractum trekken slepen aantrekken

Question 68

nullus

Answer 68

nulla nullum geen enkel

Question 69

aut…aut

Answer 69

ofwel…ofwel…

Question 70

tamen

Answer 70

toch; ten minste(bijwoord)

Question 71

tam

Answer 71

zo(bijwoord)

Question 72

nunc

Answer 72

nu (bijwoord)

Question 73

cursus

Answer 73

cursus (m) de wedstrijd de loop

Question 74

medius

Answer 74

media medium in het midden van, middelste

Question 75

studium

Answer 75

studiu de interesse de belangstelling

Question 76

procul

Answer 76

in de verte, ver, van ver (bijwoord) herkennen

Question 77

nomen

Answer 77

nominis (o) luid roepen

Question 78

relinquere

Answer 78

relinquo reliqui relictum achterlaten

Question 79

vox

Answer 79

vocis (vr) de stem

Question 80

tenere

Answer 80

teneo tenui tentum houden vasthouden tegenhouden

Question 81

cavere

Answer 81

cavei cavi cautum opletten oppassen

Question 82

canis

Answer 82

canis(m/vr) de hond

Question 83

impetus

Answer 83

impetus (m) de aanval de stormloop de vaart

Question 84

saevus

Answer 84

saeva savum woest

Question 85

cum

Answer 85

abl met

Question 86

bos

Answer 86

bovis(m/vr) het rund de koe

Question 87

domus

Answer 87

domus(vr) het huis

Question 88

inire

Answer 88

ineo inii initum binnengaan; gaan in/naar

Question 89

per

Answer 89

acc langs doorheen

Question 90

tectum

Answer 90

tecti het dak

Question 91

clamor

Answer 91

clamoris(m) het geschreeuw

Question 92

audire

Answer 92

audio auditi auditum horen