examen juni Flashcards
(53 cards)
luchtsoort
luchtmassa met specifieke kenmerken op vlak van temperatuur en vochtigheid
continentaal tropische lucht
droog en warm
continentaal polaire lucht
warm en droog (zomer)
koud en droog (winter)
continentaal arctische lucht
koud en droog
maritiem tropische lucht
warm en vochtig
maritiem polaire lucht
koel en vochtig (zomer)
zacht en vochtig (winter)
maritiem arctische lucht
koud en vochtig (sneeuw mogelijk in winter)
luchtdruk
gewicht van een luchtkolom (eenheid = hPa)
hoe ontstaat wind
aan het aardoppervlak verplaatst lucht zich van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied (=wind)
isobaren
lijnen die gebieden met gelijke luchtdruk met elkaar verbinden: hoe dichter bij elkaar, hoe hoger de windsnelheid
Vrel
relatieve luchtvochtigheid: verhouding tussen Vabs en Vmax
Vabs/Vmax
Vabs
absolute luchtvochtigheid: gram waterdamp/kg lucht die op een moment aanwezig is
Vmax
maximale luchtvochtigheid: maximale hoeveelheid waterdamp die per kg lucht aanwezig kan zijn.
hoe warmer, hoe hoger Vmax
wat doet het corioliseffect?
verbuigt winden: naar rechts op NB, naar links op ZB
veroorzaakt door het ronddraaien van de aarde.
hoe groter de wrijvingskracht, hoe zwakker het effect.
smog
rook en mist: als de lucht sterk verontreinigd os door ozon, fijn stof, zwaveldioxide en stikstofmonoxide
- zomersmog
- wintersmog
zomersmog
door inwerking van zonlicht op vervuilende stoffen komt er teveel O3 in de lucht.
wintersmog
vervuilende stoffen blijven in de lucht hangen (onderste luchtlagen)
weekenmerken die de luchtkwaliteit beïnvloeden
windrichting
windsnelheid
neerslag
luchtdruk
inversie
warme en koude lucht mengen niet: koude luchtlaag onder warme luchtlaag.
vervuilde lucht hoopt zich op en kan niet weg
front
grensvlak tussen warme en koude lucht
warmtefront
warme lucht uit het zuiden beweegt richting koude lucht
koufront
koude lucht duwt warme lucht weg
occlusiefront
wanneer een koufront een warmtefront inhaalt
frontale depressie
lagedrukgebied met verschillende fronten