Examen Juni Flashcards

(46 cards)

1
Q

Periodieke beweging

A

Als een voorwerp een herhaalde beweging uitvoert, noem je die beweging een periodieke beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Periode (T)

A

De duur van 1 cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Frequentie (f)

A

Het aantal cycli per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Trilling

A

Een periodieke beweging waarbij een voorwerp heen en weer beweegt rond een bepaald punt of lijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitwijking (y)

A

De plaats van een voorwerp op een bepaald tijdstip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Amplitude

A

Maximale uitwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Enkelvoudige harmonische trilling

A

Als je een periodieke trillende beweging kunt beschrijven met een sinusfunctie dan is het een enkelvoudige harmonische trilling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Samengestelde harmonische trilling

A

Bestaat uit de som van meerdere enkelvoudige harmonische trillingen met elk hun eigen amplitude, frequentie en fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bewegingsvergelijking

A

De functie y(t) geeft de positie van de massa in functie van de tijd weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Pulsatie

A

Hoeksnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fase

A

De fase van een HT is het argument van de sinusfunctie en geeft aan hoeveel delen van de trilling al zijn doorlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Faseverschil

A

De onderlinge vertraging of voorsprong in de fasen van 2 trillingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Terugroepkracht

A

De kracht probeert het systeem terug te brengen naar zijn evenwichtspositie als het wordt verplaatst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eigenfrequentie

A

De natuurlijke frequentie waarmee het trillend systeem vanzelf trilt als je het uit evenwicht brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedempte harmonische trilling

A

Een trilling waarbij de amplitude geleidelijk afneemt door externe krachten of wrijving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Resonantie

A

Het verschijnsel waarbij de amplitude van een gedwongen harmonische trilling zijn maximale waarde bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Golf

A

Een zich voortplantende verstoring of verandering die energie en info transporteert, zonder transport van materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Linkslopende golf

A

Plant zich voort in de tegengestelde zin van de bron of oorspronkelijke beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Mechanische golven

A

Golven die zich voorplanten door een medium dat bestaat uit materie.

20
Q

Elektromagnetische golven

A

Golven die geen materieel medium nodig hebben om zich voort te planten

21
Q

Transversale golven

A

Hebben trillingen die loodrecht op de voortplantingsrichting staan.

22
Q

Longitudinale golven

A

Hebben trillingen die plaatsvinden als de voortplanting van de golf

23
Q

1-dimensionale golf

A

Verspreidt zich in 1 ruimtelijke dimensie

24
Q

Rechtslopende golf

A

Beweegt zich in dezelfde zin als de bron of oorspronkelijke beweging

25
2-dimensionale golf
Breidt zich uit in een vlak met 2 onafhankelijke ruimtelijke dimensies
26
3-dimensionale golf
Verspreidt zich in de driedimensionale ruimte
27
Golffront
De verzameling van punten die in fase trillen
28
Golfstraal
Geeft de voortplantingsrichting en zin van de golf en staat altijd loodrecht op het golffront
29
Golflengte
Afstand die de golf aflegt in 1 periode van de bron
30
Golfsnelheid
De snelheid waarmee een golf zich voortplant in een medium en wordt berekend als de verhouding van de golflengte tot de periode van de golf
31
Golfgetal
Maat voor hoe snel de golf veranderd
32
Intensiteit
De hoeveelheid energie die de golf per tijdseenheid en oppervlakte eenheid overdraagt
33
Vermogen
Maat voor de snelheid waarmee de golf energie overdraagt
34
Geluidsniveau
De logaritmische verhouding tussen de intensiteit van het geluid tegenover de intensiteit van de gehoorsgrens
35
Geluidsdruk
Een maat voor de kracht die een geluidsgolf uitoefent op een oppervlak
36
Toonhoogte
De subjectieve perceptie van de frequentie van geluid
37
Beginsel van huygens
Elk punt op een golffront fungeert als mini-golfbron die secundaire rimpelingen uitzendt. Als de golffronten elkaar overlappen en samenkomen,vormen ze een nieuw golffront
38
Weerkaatsing/reflectie
Het fenomeen dat optreedt als golven een object of oppervlak tegenkomen. De golven veranderen van richting.
39
Breking/refractie
De snelheid van een golf verandert als het medium verandert, wat verandering in golflengte en richting veroorzaakt
40
Brekingsindex
Een dimensieloze grootheid die de verhouding aangeeft tussen de snelheid van een golf in vacuüm en de snelheid van die golf in dat medium
41
Buiging/diffractie
Het verschijnsel waarbij lichtstralen hun richting veranderen als ze een grens tussen 2 media passeren.
42
Dopplereffect
Een fenoneem dat optreedt bij een waargenomen frequentieverandering van golven als gevolg van de relatieve beweging tussen de bron van de golven en de waarnemer
43
Samenstelling/interferentie
Het fenomeen waarbij 2 of meer golven elkaar ontmoeten en samenkomen, waardoor zr elkaar tijdelijk versterken of uitdoen
44
Constructieve interferentie
Golven versterken elkaar (op buiklijnen)
45
Destructieve
Golven doven elkaar uit (op knooplijnen)
46
Staande golf
Een staande golf is een golfverschijnsel met op bepaalde plaatsen knopen, waar de uitwijking nul is, en daartussen punten die maximale amplitude vertonen, de buiken. De knopen en buiken vormen een regelmatig patroon.