examen kerst Flashcards

(54 cards)

1
Q

natiolect

A

verscillen tussen het Nederlands in 3 landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

standaardtaal

A

officiële taalvariant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dialect

A

taalvariëteit die heel sterk afgebakend kan worden in een bepaald geografisch gebied binnen bv Balgië, Nederland of Suriname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

accent

A

aan iemads dialect of tussentaal kun je horen van welke streek hij/zij afkomstig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

regiolect

A

taalvariëteit wie wat is opgeschoven naar de standaardtaal, maar waarin wel nog enkele duidelijke herkenbare dialectkenmerken zitten van de regio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tussentaal

A

spreektaal, tussen dialect en standaarstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gezinsjargon

A

woorden die alleen binnen een bepaals gezin begrepen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

jongerentaal

A

wanneer jongeren spreken of schrijven op een manier die voor volwassenen niet helemaal verstaanbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dialectologie

A

geografische factoren
- taal hangt af van streek tot streek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociolinguïstiek

A

sociale factoren
- leeftijd
- sekse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

etnolinguïstiek

A

etnische factoren
- mengen van natiolect met andere talen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pragmatiek

A

situatie
- formeel
- informeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vicieuze cirkel

A

situatie waarbij een verschijnsel een bepaald gevolg heeft, terwijl dat gevolg het eerst genoemde verschijnsel in stand houdt of versterkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

peerreviewed tijdschriften

A

tijdschriften waarin de bijdrage door collega-wetenschappers uit een bepaalde wetenschappelijke discipline getoetst zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gerenomeerd

A

met een goede naam, reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

baat hebben bij

A

voordeel hebben bij iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zonder weerga

A

het is nog nooit voorkomen, het is zonder precedent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

integraal

A

op zichzelf bestaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

funderend

A

de basis leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

condition humaine

A

menselijke staat, hoe we leven en denken als mens, met bijhorende beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

disproportioneel

A

buiten verhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

schone letteren

A

hoogstaande literatuur

23
Q

canon

A

verzameling van namen, gebeurtenissen en/of kunstwerken die een bepaald cultuurgebied als waardevol erkent

24
Q

literaire canon

A

een verzameling van belangrijke en invloedrijke literaire werken die als representatief worden beschouwd voor een bepaalde taal, cultuur of traditie

25
canonisering
redeneren vanuit ons eigen culturele waardenkader dat voorkeuren, vooroordelen en blinde vlekken bevat
26
kenmerken van de column
- korte tekst die vaak in een vaste rubriek wordt gepubliceerd - persoonlijk, bevat de mening van de schrijver -> ik-vorm - lezer overtuigen of nadenken + amuseren - gaat over herkenbare, actuele onderwerpen of persoonlijk leven schrijver
27
analogie
overeenkomst tussen 2 zaken
28
archaïsme
bewust navolging van eens tijl die in een vroedere taalperiode thuishoort
29
chiasme
2 woordplaten kruislings opgesteld worden
30
cliché
beeld zo vaak gerbuikt dat het zijn originaliteit kwijt is en voorspelbaar wordt
31
contrast
emoties van een personage nog sterker in de verf te zetten
32
ellips
woorden worden weggelaten die syntactisch gezien noodzakelijk lijken
33
herhaling
woord of zinswending bewust herhalen, om meer nadruk te leggen
34
hyperbool
overdrijving/situatie groter voorspellen -> om irritatie of emotie uit te drukken
35
oxymoroon
combinatie van 2 tegengestelde begrippen
36
paradox
schijnbare tegenstelling
37
parallellisme
heeft opeenvolgende woorden, zinnen en versregels doe overeenkomsten vertonen op het vlak van klank, inhoud en zinsbouw
38
retorische vraag
vraag waarom geen antwoord wordt verwacht
39
woordspeling
woorden bewust in verschillende betekenissen gebruikt... Het is vaak komisch bedoeld en dus letterlijk een 'spel met taal'
40
Welke god lag aan de basis van het theater?
dionysos, de god van de vruchtbaarheid en de wijn
41
hie verschilt het klassieke theater ter ere van de god van hedendaags toneel?
- koor dominant -> 50 mannen als sater (half bok, half man) - zongen religieuze liederen en rituele dansen - vandaag de dag: koor verdrongen door acteurs met een gesproken tekst
42
in welke eeuw bloeide het Grieks theater?
5de eeuw v.C.
43
welke stad organiseerde theaterfestivals?
Athene
44
wie waren de 3 belangrijkste auteurs?
- Aeschylus - Sophocles - Euripides
45
waarover gaan de tragedies vaak?
muthologische verhalen - trojaanse oorlog - leven van Oedipus - het Gulden Vlies
46
openluchttheater?
- amfitheater - vorm van een hoefijzer - publiek zat om de tribune op een helling
47
waarom hadden de maskers een bepaalde vorm van ecpressie?
- de mond diende als toeter - acteurts speelden verschillende rollen met elk een eigen voorkomen
48
catharsis
emotionele zuivering -> krachtige emoties bij publiek opwekken
49
hybris
overdreven trots, hoogmoed, overmoed. traditioneel werd het gekoppeld aan brutaliteit, onbeschaamdheid tegenover de goden
50
AI
mogelijkheid van een machine om mensachtige vaardigheden te vertonen, ook bekend onder de naal 'kunstmatige intelligentie'
51
genereren
iets doen ontstaan, iets voortbrengen
52
4 taaltechnologische toepassingen verkennen
1) spellingscontrole of autocorrectie 2) automatsich vertalen 3) spraaktechnologie 4) tekstvoorspelling
53
chatbot
computerprogramma dat geprogrammeerd is om conversaties tussen mensen te stimuleren
54
communicatiemodel
- zender - boodschap - ontvanger - doel - context - kanaal - effect - ruis