Examens Dec Flashcards
(110 cards)
1
Q
Un agresseur
A
Een aanvaller
2
Q
Un agression
A
Een agrassie
3
Q
Un appel à témoins
A
Een getuigenoproep
4
Q
Une arme
A
Een wapen
5
Q
Une attaque
A
Een aanval
6
Q
Un attentat
A
Een aanslag
7
Q
Une blessure
A
Een verwonding
8
Q
Un cambrioleur
A
Een inbreker
9
Q
Un cambriolage
A
Een inbraak
10
Q
Un car-jacking
A
Een carjacking
11
Q
Un complice
A
Een medeplichtige
12
Q
Une contusion
A
Een kneuzing
13
Q
Un coup
A
Een klap
14
Q
Un crime
A
Een misdaad
15
Q
Un délit
A
Een misdrijf
16
Q
Une fusillade
A
Een schietpartij
17
Q
Une guerre
A
Een oorlog
18
Q
Un hëmatome
A
Een bloeduitstorting
19
Q
Un home-jacking
A
Een homejacking
20
Q
Un meurtre
A
Een moord
21
Q
Un témoignage
A
Een getuigenis
22
Q
Un véhicule
A
Een voertuig
23
Q
Un vol
A
Een diefstal
24
Q
Armé(e)
A
Gewapend
25
Cagoulé(e)
Gemaskerd
26
Terroriste
Terroristisch
27
Violent(e)
Gewelddadig
28
Attaquer
Aanvallen
29
Menacer
Bedreigen
30
S’échapper
Ontsnappen
31
Tuer
Doden
32
Voler
Stelen
33
À main armeé
Gewapend
34
Avoir lieu
Plaatsvinden
35
Prendre la fuite
De vlucht nemen
36
Une arnaque
Een oplichterij
37
Des coordinnées (f.)
Persoonsgegevens
38
Un escroc
Een bandiet
39
Une faute d’orthographe
Een spellingsfout
40
L’hameçonnage
Phishing
41
Un identifiant
Een login
42
Un logiciel de protection
Een beschermingssoftware
43
Un piège
Een valstrik
44
Le piratage
De piraterij
45
Bancaire
Van de bank
46
Frauduleux
Frauduleus
47
Malveillant
Kwaadwillend
48
Suspect(e)
Verdacht
49
Urgent(e)
Dringend
50
Cliquer
Klikken
51
Décondeiller de
Afraden om
52
Détecter
Ontdekken
53
Piéger
Un de val lokken
54
Prévenir
Waarschuwen
55
Récupérer
Ophalen
56
Repérer
Vinden
57
Se protéger
Zich beschermen
58
Se renseigner
Inlichten
59
Soutirer
Aftroggelen
60
Tenter de
Proberen te
61
Vérifier
Controleren
62
Avoir l’aur
Eruitzien als
63
Déposer plainte auprès de
Een klacht neerleggen bij
64
Usurper l’identité
Zich voordoen als
65
Un coffre-fort
Een kluis
66
Un empreinte digitale
Een vingerafdruk
67
Des gante
Handschoenen
68
Des menottes
Handboeien
69
Un pistolet
Een pistool
70
Une prison
Een gevangenis
71
Des surchaussures
Overschoenen
72
Une trace de sang
Een bloedspoor
73
L’AND
Het DNA
74
Un déguisement
Een vermomming
75
Une enquête
Een onderzoek
76
Un indice
Een aanwijzing
77
Un labo
Een labo
78
Un personnage
Een personage
79
Une preuve
Een bewijs
80
Une reconstitution
Een wedersamenstelling
81
Un scellé
Een zegel
82
Une scène de crime
Een plaats delict
83
Une série télévisée
Een televisieserie
84
Analyser
Analyseren
85
Polluer
Vervuilen
86
Rechercher
Onderzoeken
87
À l’oeil nu
Met het blote oog
88
Avoir mal tourné
Slecht uitdraaien
89
Un adepte
Een aanhanger
90
Un athlète
Een atleet
91
Le danger
Het gevaar
92
Un entrainement
Een training
93
Une excitation
Een opwinding
94
Une falaise
Een klif
95
Un snowboard
Een snowboard
96
Un plongeon
Een duik
97
Un saut
Een sprong
98
Disciplinée
Gedisciplineerd
99
Extrême
Extreem
100
Grandiose
Groots
101
Avertir
Waarschuwen
102
Maitriser
Beheersen
103
Ressentir
Voelen
104
S’élancer de
Zich storten van
105
Courir des risques
Risico’s lopen
106
Être accro à
Verslaafd zijn aan
107
Repousser ses limites
Zijn grenzen verleggen
108
Une angoisse
Een angst
109
Une anxiété
Een angst
110
/
/
