examenvragen Flashcards

1
Q

Juist/fout

Enzymen zorgen voor verandering in evenwichtsconstante

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

juist/fout

Enzymen zorgen voor verandering van de snelheid van de reactie

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

juist/fout

Enzymen zorgen voor het thermodynamische stabieler maken van het reactieproduct tegenover het substraat

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

juist/fout

Enzym moet in zelfde concentratie aanwezig zijn als substraat om effectief te zijn.

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

juist/fout

Een enzym verschuift de ligging van het evenwicht in de richting van de reactieproducten

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

juist/fout

Enzymen zorgen dat de reactie sneller verloopt en het evenwicht sneller wordt ingesteld.

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

juist/fout

Enzymen zorgen dat alle substraat reageert tot zijn reactieproducten.

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef 2 regulatorische enzymen + de pathway + de plaats in de pathway + type regulatie

A
  1. Acetyl-CoA carboxylase. Dit enzym zorgt in de vetzuursynthese voor de omzetting van acetyl-CoA in malonyl-CoA. Malonyl-CoA is essentieel om vetten te synthetiseren, dus wanneer acetyl-CoA carboxylase geïnhibeerd wordt zullen vetten niet gesynthetiseerd worden. Het enzym bevindt zich dus helemaal in het begin van de vetzuursynthese. Het wordt allosterisch gemoduleerd. Glucagon en adrenaline hebben beide een inhibitorisch effect (je moet energie vrijgeven, dus de VZS mag niet doorgaan). ACC bevat een gefosforyleerde (actief) en gedefosforyleerde (inactief) vorm. Insuline stimuleert dus het fosfatase die ACC defosforyleert, terwijl glucagon het kinase stimuleert die ACC fosforyleert. Malonyl-CoA heeft verder ter voorkoming van futile cycles een negatief effect op de carnitine shuttle (stap in vetzuuroxidatie).
  2. Carbamoylfosfaat-synthetase I. Dit enzym vormt het beginpunt van de ureumcyclus. Het zorgt voor de omzetting van NH4 + in carbamoylfosfaat; de ureumcyclus kan niet doorgaan wanneer er geen carbamoylfosfaat aanwezig is. Het wordt allosterisch gereguleerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Teken de lineweaver burk plot van een gewoon enzym en een enzym met een competatieve inhibitor.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef de Michaëlis-Menten vergelijking

A

Vmax * [s]
V0 = ————-
Km * [s]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er met Km en Vmax bij een oncompetitieve inhibitor? Met welke factor daalt/stijgen ze en wat betekent die factor?

A

Hierbij heeft de inhibitor bindingsaffiniteit met het enzym-substraatcomplex. Een deel van het substraat kan hierdoor niet worden omgezet. Het aantal moleculen wat omgezet wordt per tijdseenheid daalt dus, dus Vmax daalt. De affiniteit van het substraat voor het enzym is hetzelfde gebleven, maar omdat Vmax gedaald is daalt ½ Vmax ook. Er is minder substraat nodig om aan deze lagere snelheid te komen. Dus Km daalt ook.
Ze dalen met de factor α’, dit is de maat van affiniteit van de inhibitor voor het enzym-substraatcomplex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de glycolyse met enzymen en intermediairen en geef aan waar het glycogeen metabolisme, pentose fosfaatpathway en fermentatie aanvangen.

A

Het glycogeenmetabolisme en de PPP vangen aan op glucose-6-fosfaat. De fermentatie vangt aan op Pyruvaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de totale ATP productie van 1 glucose molecule die volledig wordt afgebroken tot CO2 en H2O.

A

Glucose -> glucose-6-fosfaat -1 ATP
Fructose-6-fosfaat -> fructose-1,6-bifosfaat -1 ATP
2x Glyceraldehyde-3-fosfaat -> 1,3-bifosfoglyceraat +2 NADH
2x 1,3-bifosfoglyceraat -> 3 fosfoglyceraat +2 ATP
2x fosfoenolpyruvaat -> pyruvaat +2 ATP

2x pyruvaat -> Acetyl-CoA +2 NADH
2x isocitraat -> alfa-ketoglutaraat +2 NADH
2x alfaketoglutaraat -> succinyl-CoA +2 NADH
2x succinyl-CoA -> succinaat +2 GTP
2x succinaat -> fumaraat +2 FADH
2x malaat -> oxaalazijnzuur +2 NADH
———————————————————————————————–
30 of 32 ATP
Als NADH uit de glycolyse vervoert wordt door de malaat-aspartaat shuttle is het 32, wordt dit vervoert door glycerol-3-fosfaat shuttle is het 32.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de totale ATP productie als pyruvaat dehydrogenase geïnhibeerd wordt.

A

Glucose -> glucose-6-fosfaat -1 ATP
Fructose-6-fosfaat -> fructose-1,6-bifosfaat -1 ATP
2x Glyceraldehyde-3-fosfaat -> 1,3-bifosfoglyceraat +2 NADH
2x 1,3-bifosfoglyceraat -> 3 fosfoglyceraat +2 ATP
2x fosfoenolpyruvaat -> pyruvaat +2 ATP

5 of 7 ATP
Als NADH uit de glycolyse vervoert wordt door de malaat-aspartaat shuttle is het 7, wordt dit vervoert door glycerol-3-fosfaat shuttle is het 5.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de totale ATP productie als aconitase geïnhibeerd wordt.

A

Glucose -> glucose-6-fosfaat -1 ATP
Fructose-6-fosfaat -> fructose-1,6-bifosfaat -1 ATP
2x Glyceraldehyde-3-fosfaat -> 1,3-bifosfoglyceraat +2 NADH
2x 1,3-bifosfoglyceraat -> 3 fosfoglyceraat +2 ATP
2x fosfoenolpyruvaat -> pyruvaat +2 ATP

2x pyruvaat -> Acetyl-CoA +2 NADH
citraat -> isocitraat Vind niet plaats
———————————————————————————————–
10 of 12 ATP
Als NADH uit de glycolyse vervoert wordt door de malaat-aspartaat shuttle is het 12, wordt dit vervoert door glycerol-3-fosfaat shuttle is het 10.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de totale ATP productie als succinaat dehydrogenase geïnhibeerd wordt.

A

Glucose -> glucose-6-fosfaat -1 ATP
Fructose-6-fosfaat -> fructose-1,6-bifosfaat -1 ATP
2x Glyceraldehyde-3-fosfaat -> 1,3-bifosfoglyceraat +2 NADH
2x 1,3-bifosfoglyceraat -> 3 fosfoglyceraat +2 ATP
2x fosfoenolpyruvaat -> pyruvaat +2 ATP

2x pyruvaat -> Acetyl-CoA +2 NADH
2x isocitraat -> alfa-ketoglutaraat +2 NADH
2x alfaketoglutaraat -> succinyl-CoA +2 NADH
2x succinyl-CoA -> succinaat +2 GTP
2x succinaat -> fumaraat Vind niet plaats
———————————————————————————————–
22 of 24 ATP
Als NADH uit de glycolyse vervoert wordt door de malaat-aspartaat shuttle is het 24, wordt dit vervoert door glycerol-3-fosfaat shuttle is het 22.

17
Q

Geef de totale ATP productie als de mitochondrien niet meer werken.

A

Als de mitochondrien niet meer werken vindt er geen CZC en geen elektronentransportketen meer plaats. NADH kan dan dus ook niet meer omgezet worden in ATP.

Glucose -> glucose-6-fosfaat -1 ATP
Fructose-6-fosfaat -> fructose-1,6-bifosfaat -1 ATP
2x 1,3-bifosfoglyceraat -> 3 fosfoglyceraat +2 ATP
2x fosfoenolpyruvaat -> pyruvaat +2 ATP
———————————————————————————————–
2 ATP

18
Q

Wat zijn ketonen? Waarvoor dienen ze, vanuit welke moleculen worden ze geproduceerd?

A

Dit is een alternatieve route voor Acetyl-CoA. Zo kan Acetyl-CoA vervoert worden naar andere weefsels zonder dat er vetzuuroxidatie moet plaatsvinden. Ketonen werken als alternatieve brandstof voor de hersenen als er weinig glucose aanwezig is. Vetzuren kunnen niet door de bloed-hersenbarrière dus kunnen niet gebruikt worden als brandstof voor de hersenen.
Bij de aanmaak van ketonen ontstaan aceton, acetonacetaat en D-β-hydroxybutyraat. Uit 2 moleculen Acetyl-CoA ontstaat 1 acetonacetaat. Dit wordt weer omgezet tot 1 aceton en 1 D- β-hydroxybutyraat.
Ketonen worden vooral geproduceerd in de mitochondriën van levercellen en getransporteerd door het bloed. In de uiteindelijke weefsels kunnen ze terug omgezet worden tot Acetyl-CoA.

19
Q
A