Examenvragen: Middeleeuwen Flashcards

1
Q

Leg de term ‘middeleeuwen’ uit. Wat wordt hiermee bedoeld binnen de historische wetenschap, en waar komt de term vandaan? Let op etymologische, historiografische en systematisch-inhoudelijke aspecten.

A
  • historische wetenschap: 500-1500 AD, onderverdeeld in 3 perioden.
  • etymologisch: De term ; zij komt van bij de humanisten uit de renaissance die vonden dat hun tijd en die van de romeinen interessanter was dan de ‘tijden ertussen’ (later middeleeuwen genoemd) dat tijden van duisternis waren, waar niet veel gebeurde. Een reden hiervoor was bijvoorbeeld dat veel wijsheid uit de oudheid niet bekend was tijdens de middeleeuwen en dat die pas laat in de middeleeuwen weer boven kwam drijven.
  • Systematisch: inhoudelijk is het lastig om veel over de middeleeuwen als geheel te zeggen; de 3 periodes binnen de middeleeuwen waren immers divers, Eerst de grote volksverhuizingen: O.A de hunnen vielen Europa binnen en grote volken, goten, vandalen en slaven, moesten wegtrekken en trokken het toenmalige west-romeinse rijk binnen. Het verval van dit rijk betekent het einde van de oudheid. Daarna opkomst van de drie standen (adel, geestelijkheid en burgers). Kenmerkend: het feodalisme + verbetering landbouwtechnieken -> grote steden. De middeleeuwen eindigen voor sommigen bij de val van Constantinopel in 1453 -> geleerden vluchten naar Europa en nemen kennis met zich mee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef een overzicht van de kerstening van West-Europa. Richt je op de vijfde t/m achtste eeuw en ga in op tenminste twee personen die in dit verband van grote betekenis waren.

A
  • Aan het begin van de 5e eeuw: het christendom wijdverspreid rond de patriachaten (alexandrie, antiochie, jeruzalem, constantinopel en rome)
  • In west europa: het christendom nog redelijk onverspreid. Het Christendom was sterk verdeeld; een groot deel was arier, of hing een andere theologie aan.
  • Koning Clovis der Franken, (465-511) liet zich rond deze tijd dopen door Remigus. Clovis maakte het katholieke geloof verplicht in zijn land, dit land stelde best wat voor zeker omdat Clovis de eerste was die het lukte om alle frankische staten te verenigen.

Bonifatius (7de eeuw, Engeland) was apostel van de duitsers. Hij ging op verschillende missies naar de germanen. Zijn eerste reis naar de friezen viel in het water door politieke omstandigheden: De friezen waren op dat moment namelijk in oorlog met de franken. De paus van toen, Gregorius II, vond dat Bonifatius (toen nog Winfried) belangrijk werk deed,

  • > een nieuwe naam
  • > toestemming om de germanen ten oosten van de rijn de bekeren. In 723 hakte in Geismar de heilige donareik om: Dit omdat te bewijzen dat hun goden machteloos stonden tegenover de God waar hij in geloofde. Het al-Christelijke frankische rijk wilde graag de nog-niet-Christelijke nedersaksen aan zich onderwerpen en kerstenen, deze tendens ondersteunde het zendingswerk van Bonifatius. In Duitsland was zijn missie succesvol. Tenslotte probeerde Bonifatius de friezen nog een keer te bekeren; na aanvankelijk succes te behalen, (hij bekeerde en doopte veel friezen) maar kwam uiteindelijk om het leven toen een troep zijn reisgezelschap aanviel en Bonifatius in 754 om het leven kwam. Sommigen geleerden zeggen dat Bonifatius dit uitlokte door veel heidense symbolen en beelden te vernietigen. Een scenario dat niet al te ver gezocht is gezien Bonifatius’ geschiedenis met heidense symbolen. Einde 7e eeuw en 8e eeuw, bonifatius’ tijd, is er een ontwikkeling die de verspreiding van het christendom over de wereld zeer sterk zou veranderen; de opkomst van de Islam. In een zeer korte tijd weet de Islam een gigantisch gebied te verwerven, ook veel gebieden die voorheen christelijk waren. In 732 drongen de moslims bijna het franse rijk binnen via het iberische schiereiland. Ook in het oosten eisen de moslims veel gebied op, christenen en joden werden in deze gebieden lang niet altijd slecht behandeld; vaak kregen ze nog enige respect ten opzichte van andere religies aangezien ze ‘van het boek’ waren.

(andere grote figuren: Gregorius de Grote, Benedictus van Nursia,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie was Bonifatius en welke rol speelde hij voor de kerstening van Europa?

A

Bonifatius (oorspronkelijk Wynfrith) is geboren Ca. 675 in Wessex. Hij wordt ook de Apostel van de Duitsers genoemd. Eerst was hij leraar aan de kloosterschool van Nursling. In 716 stak hij over naar Friesland als ‘pelgrim voor Christus’. Zijn eerste zendingsreis mislukt omdat hij geen steun van de Franken kon verwachten (koning Radboud had Franken uit Friesland verdreven) In 718 reist Wynfrith naar Rome met aanbevelingsbrieven vanuit Wenchester voor de paus; paus Gregorius II geeft hem de naam Bonifacius (hij die het goede doet) en zendt hem voor missiewerk naar de Germaanse volken (Thüringen, Hessen)
Hakt in 723 de heilige Donareik in Geismar nabij Fritslar om; bekering van veel Germanen (begin van kerstening). Toen er geen wraak volgde van de vereerde goden, namen veel van de Germanen het christelijk geloof aan. Het omhakken van de eik wordt door velen beschouwd als het begin van de kerstening onder de Noord- en Middelduitse Germanen.
Van het hout bouwde Bonifatius een kapel, gewijd aan St. Petrus; de kapel werd de kiemcel van het latere klooster in Fritzlar. Later vestigde hij daar het eerste bisdom in de Germaanse landen ten noorden van de oude Romeinse rijksgrens (limes). Tot 732 werkte Bonifatius in Hessen en Thüringen.
Na het overlijden van Radboud in 719 onderneemt Bonifatius meerdere zendingsreizen naar Friesland. Hier stopt het niet bij, Bonifatius had nooit de hoop opgegeven om ook de Friezen te bekeren tot het christendom. Als hoogbejaarde kerkelijk leider trok hij in 754 met een gevolg, militairen en bewakers, opnieuw naar Friesland. Hij doopte daar grote aantallen Friezen. Ook belegde hij een grote bijeenkomst om nieuw bekeerden tot het christendom gemeenschappelijk het sacrament van het heilig vormsel toe te dienen, die te Dokkum zou plaatsvinden. Hij sloeg daar zijn kamp op. Maar in plaats van daar zijn bekeerlingen te treffen, werd hij er de volgende ochtend overvallen door een groep gewapende Friezen die onder Bonifatius’ missiecompagnie een slachtpartij aanrichtten. Op 5 juni 754 werd hij gedood, samen met zijn 52 metgezellen, onder wie zijn hulpbisschop Eoban.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een schets van leven en werk van Benedictus van Nursia.

A

Benedictus van Nursia (480 – 547)

  • Geboren in Nursia, het tegenwoordige Norcia in de buurt van Perugia.
  • Vader van het kloosterleven in de Latijnse (westerse) Kerk.
  • Sluit zich op veertien jarige leeftijd aan bij een groep kluizenaars.
  • Uiteindelijk belandde deze groep in Subiaco, ten oosten van Rome, waar het klooster Santo Speco ontstond. Hij werd tot overste gekozen in Vicovaro, maar was zo streng dat de monniken het benauwd kregen en zelfs probeerden hem te vermoorden door hem een gifbeker voor te zetten. Toen hij die echter zegende, brak de beker. Daarom wordt hij in de kunst veelal afgebeeld met een beker in de hand waaruit een slang tevoorschijn komt. Om dit soort conflicten in het vervolg te vermijden stichtte hij zijn eigen gemeenschap op de Monte Cassino. Beroemde volgelingen waren onder andere de Heilige Maurus en de Heilige Placidus.
  • Benedictus schreef de regel: Regula Benedicti; van grote invloed op veel middeleeuwse kloosters.
  • Volgens Benedictus moesten de monniken drie geloften afleggen: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid aan de abt. De monniken moesten zich toeleggen op “ora et labora”, waarmee het bidden en de handenarbeid bedoeld wordt. Het bidden werd gedaan door acht maal per dag deel te nemen aan het koorgebed. Ten slotte moesten de monniken zich bezighouden met de lectio divina, het mediterend lezen van de Bijbel en de Kerkvaders. De regel van Benedictus is een afgewogen ritme van acht uur bidden, acht uur werken en acht uur rusten. Hierdoor verspreidde de orde der Benedictijnen, zoals ze naar Benedictus zouden gaan heten, zich in snel tempo over heel Europa. Dit gebeurde zowel door het invoeren van de regel in reeds bestaande kloosters als het stichten van nieuwe kloosters. Zo is Benedictus ook een van de patroon-heiligen van Europa geworden.
  • Tot op vandaag zijn er Benedictijnen.
  • Hij vertrekt uit Subiaco nadat de priester hem geprobeerd had om tot zonde te verleiden. Dan gaat hij naar Monte Cassino (tussen Rome en Napels).
  • Benedictus vernietigt het beeld van Appolo. Hij maakt een kerk uit de tempel en die is gewijd aan Sint Martinus van Tours.
  • Doet veel wonderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de naam van de regel van de Benedictijnen? Situeer deze regel historisch en geef een schets van de theologische strekking ervan.

A

De naam van de regel van de Benedictijnen is de Regula Benedicti . De regel van de Benedictijnen was van grote invloed op veel kloosters in de middeleeuwen. De regel is geschreven door Benedictus van Nursia (480-547), die de orde van de Benedictijnen ook heeft gesticht. Hij schreef de regel nadat hij was vertrokken uit Subacio, omdat een priester hem tot zonde wilde verleiden. Toen vertrok hij naar Monte Cassino, en nadat hij een beeld van Apollo had vernietigd, maakte hij een kerk van een tempel. Hij weidde deze kerk aan Sint Martinus van Tours, hij deed veel wonderen en schreef toen de regel. De regel bestaat uit 73 hoofdstukken. In de hoofdstukken staat beschreven hoe het leven in een klooster eraan toe moet gaan. Onder anderen wordt er nadruk gelegd op de deugden waaraan de monniken zouden moeten voldoen, waaronder gehoorzaamheid, armoede en nederigheid. Ook staat erin hoe de liturgie eruit moet zien. Daarnaast staat er in de regel hoe er moet worden gehandeld als de regel wordt overtreden. Er wordt ook aandacht gegeven aan de praktische zaken rondom het klooster, zoals het beheer, hoe er met gasten moet worden omgegaan en welke taken de monniken hebben. Ook staat de rangorde binnen het klooster precies beschreven, en daarnaast zijn er ook regels voor hoe de monniken onderling met elkaar om moeten gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef een schets van leven en werk van Gregorius de Grote en ga daarbij in op zijn betekenis.

A

Gregorius werd geboren omstreeks 540 een Romeinse familie van goede komaf. (hij stierf in 604) In 570 wordt hij monnik en maakt hij van zijn ouderlijk huis een klooster, gewijd aan de apostel Andreas. In 590 wordt hij paus. De apostel Andreas geeft ook kleur aan de ambtsopvatting van Gregorius. Gregorius staat vooral bekend om zijn hervormingen.
Hij heeft daarnaast een omvangrijk oeuvre nagelaten. Als paus heeft hij ruim achthonderd brieven geschreven en nog vele andere geschriften, zoals een handboek voor leidinggevenden (Regula pastoralis), preken voor het volk en Bijbelcommentaren. Het omvangrijkste en invloedrijkste Bijbelcommentaar van Gregorius is die van het boek Job. Dit boek heeft de ontwikkeling van de middeleeuwse monastieke spiritualiteit verregaand bepaald.
Gregorius zoekt een verbinding tussen het actieve (wereldlijke, profanum) en het contemplatieve (geestelijke, sacrum) leven. Het leven is het best gegrondvest in beschouwing, maar dat leidt niet tot afzondering, maar een gerichte openheid. Zo is een leven ‘in de wereld’ maar niet ‘van de wereld’. In de spiritualiteit van Gregorius is het menselijk handelen wel degelijk van belang, maar moet het ook gerelativeerd worden. Zo voorkomt hij de twee uitersten dat de mens ofwel het Goede hier en nu moet bewerkstelligen (in feite hangt dat van God af en is het een gave van Hem) ofwel dat het menselijk handelen niets voorstelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem twee geschriften van Anselmus van Canterbury over de godskennis en geef een schets van de inhoud van één van deze geschriften.

A
  • Monologion en Proslogion
  • In het Proslogion probeert Anselmus één beslissend argument te formuleren voor het bestaan van God: het ontologisch godsbewijs. Dit moet aantonen volgens Anselmus dat (1) God bestaat en (2) dat Hij het hoogste Goed is dat niets anders behoeft en dat zelf de noodzakelijke voorwaarde is voor al het andere geschapene. God is volgens dit bewijs het hoogst denkbare, en omdat bestaan hoger geacht wordt dan niet-bestaan, moet God wel bestaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem tenminste één belangrijke orde die later voortkwam uit de beweging van Cluny en geeft een historische schets van de ontwikkeling van deze orde.

A

De Orde van de Citeaux (Cisterciënzers) werd (onbewust) gesticht door Robert van Citeaux in Citeaux bij Dijon (1098). De Regel van Benedictus werd opnieuw strikt nageleefd, nadat de Cluny was afgedwaald van deze regel.
In het terugkeren naar deze regel poogden zij de woestijvaders te imiteren in het sobere leven in het klooster. Terugtrekkende in het beboste landschap van Citeaux.
Deze orde werd pas echt in de bekendheid nadat Bernardus van Clairvaux drie jaar deel was van het klooster in Citeaux (ca. 1112) waarna hij een eigen dochterklooster in Clairveaux stichtte. Bernardus overtuigde de mensen van het toetreden tot een klooster, en tijdens zijn leven breidde de orde zich sterk uit over Italië.
Toen Bernardus stierf waren er 300+ kloosters, meestal afgelegen. Na zijn dood breidde de orde zich verder uit naar het noorden, maar verviel ook in voortdurende verslapping. Door de geschiedenis heen werd er telkens gepoogd om weer terug te keren naar de radicale toepassing van de Regula benedicti.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een schets van leven en werk van Petrus Lombardus. In welke zin had hij invloed op de middeleeuwse scholastiek?

A
  • Petrus Lombardus was een theoloog binnen de vroege scholastiek, tijdens de twaalfde eeuw. Geboren in Novara (ca. 1105-1110) en opgegroeid in Lombardije, hij ging met steun van Bernard van Clairvaux naar het hoger onderwijs in Bologne. Hij onderwees daarna theologie in de kathedraalschool Notre Dame. Hier schreef hij zijn beroemde werk Libri quatuor sententiarum (vier boeken der zinnen). Later werd hij tot Bischop van Parijs gewijd.
  • Hij gebruikte en ontwikkelde de scholastieke methode verder in een van zijn belangrijkste theologische werken, het vierdelige Senteniae. In zijn methode werd hij sterk beïnvloed door Abelardus. Hij gaat dialectisch te werk, en legt de meningen van de kerkvaders over onderwerpen in de Schrift naast elkaar, maar laat speculatieve meningen links liggen.
    Fides Quaerens Intellectum staat centrale, vanuit het geloof verstaan waarom het redelijk is.
    Volumes: [1] Godsleer en Triniteit; [2] Schepping, incl. antropologie en harmartiologie; [3] Incarnatie (christologie); [4] De sacramenten. Elk boek werd onderverdeeld in tientallen distinctiones.
  • Het werk Senteniae werd het theologische handboek waarop de scholastische interpretatie van de komende vier eeuwen werd gebaseerd.
    Het werk werd door Thomas Acquinas, Johannes Duns Scotus en Willem van Ockham gecommentarieerd. Het wordt beweerd dat in de dertiende tot zestiende eeuw, geen werk werd meer behandeld (naast de Bijbel) dan deze. Zelfs Luther en Calvijn tijdens de reformatie maakten gebruik van het werk in hun eigen geschriften.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een schets van leven en werk van Bernardus van Clairvaux.

A

In 1112 intrede in het klooster van Cîteaux (moederhuis Cisterciensers).
In 1115 uitgezonden om nieuwe basis in Clairvaux te stichten
Immense invloed in Kerk en politiek
1129: verkrijgt erkenning voor de regel van de Templiers
1130: helpt Innocent II om paus te worden
Conflict met Petrus Abélardus
1145: zijn leerling Eugenius III wordt paus
1146: roept op tot de 2e kruistocht
Belangrijke reeks preken op het Hooglied
1174: heiligverklaring door Alexander III

  • Voor de tijd dat Bernardus (1090-1153) op het podium kwam, waren er juist veranderingen doorgevoerd in de katholieke kerk door onder andere paus Gregorius. In de tijd van Bernard was ook net de kloosterorde van de cisterciënzers opgekomen. Deze kloosterorde kwam voort uit de kloosterorde van Cluny en is gesticht door Robert van Molesme. De monniken van deze kloosterorde probeerden strikt volgens de Benedictijnse regel te leven. Bernardus heeft drie jaar in deze kloosterorde gediend, daarna stichtte hij zelf een orde in Clairvaux. De deugden van het simpele leven, harde werken en het gevecht tegen corruptie in de kerk trok mensen aan waardoor de kloosters groeiden. Op een gegeven moment is Bernardus ook nog in conflict gekomen met de kloosters van Cluny over de extreme soberheid van het leven die hij promootte, later is dit conflict bijgelegd. In zijn denken en doen was Bernard allereerst een hervormer, zowel van het kloosterleven als van de Kerk als geheel. In 1174 werd hij heilig verklaard.
  • Bernardus schreef heel veel over de liefde. Bernardus geloofde dat de hele christelijke boodschap en het christelijk leven gekenmerkt werd door Gods oneindige liefde voor de mensheid en de liefde die mensen voor God hadden. Kennis, goede werken en zelfs geloof waren ondergeschikt aan deze liefde. De boodschap van Bernardus was er ook altijd één van morele puurheid en op spiritueel vlak dicht bij God leven.
  • Bernardus schreef ook veel over Christus als ‘het Woord dat vlees geworden is’. De navolging van Christus en diens nabijheid als God die mens geworden is, zijn terugkerende thema’s in Bernardus’ werk. Ook zijn devotie voor Maria als Moeder en als de Kerk zijn zeer prominent.
  • Bernardus heeft veel aandacht voor de ziel en de inwendige, individuele mens. De ziel heeft drie aspecten, stelt hij, die tegelijk één zijn: de wil, de rede en het geheugen (of de herinnering). De wil staat centraal en betreft de keuze om in te stemmen met het Woord en om dwaalwegen en zonden te mijden. De rede dient de wil en put hiervoor uit de herinnering.
  • Belangrijke werken van Bernardus zijn De Consideratione, waarin hij de heiligheid van de persoon van de paus benadrukt bij het beginnen van de hervorming van de kerk. en de Sermones super Cantica Caticorum, (preken over hooglied)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit hoe Bernard van Clairvaux denkt over ware liefde

A

Volgens Bernard kan ware liefde niet met lege handen blijven staan maar is het ook geen handel. Ware liefde is geen zakelijke overeenkomst. Volgens Bernard is de enige manier waarop men God kan benaderen is liefde. Liefde tot God draagt het doel in zichzelf. De reden dat je God liefhebt is God. Liefde tot God is te bereiken door langs de trappen van de nederigheid af te dalen. Pas dan kan de menselijke ziel, ontdaan van hoogmoed, zichzelf toestaan God te leren kennen. Bernardus vindt zijn inspiratie in het boek Hooglied. Met het mystiek web van ontelbare beschouwingen dat Bernardus weeft rond het Hooglied, geeft hij de taal van de hoofse liefde een nieuw leven. Hij ziet het ware liefdeslied als de liefdesverklaring tussen de ziel en God.

Volgens Bernard is er ook liefde die voor jezelf is maar de vraag is of die liefde ook binnen een theologisch kader kan vallen, of de liefde ook via God loopt. Je houdt van jezelf om de expressie van de liefde tot God.
In het derde hoofdstuk van zijn boek over de liefde (diligendo deo) gaat Bernardus in op de vier trappen van liefde.
- De eerste trap is dat we onszelf liefhebben vanwege onszelf,
- De tweede is dat we God liefhebben om onszelf
- De derde trap is dat we God liefhebben om Zichzelf
- In de vierde trap worden we zo met God verenigd dat we ook onszelf lief kunnen hebben vanwege God. Dit is de hoogste staat. Bernardus spreekt hier van vergoddelijking: de mens wordt opgenomen in de onmetelijke zee van Gods liefde, zoals een druppel water in een groot vat wijn. Pas in de hemelse heerlijkheid zal de mens deze staat daadwerkelijk bereiken Dan zullen we eeuwig aanzitten bij de bruiloft van het Lam, dronken van liefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem tenminste één beweging die in de middeleeuwen als heretisch werd beschouwd en geef een historische schets van deze beweging.

A

Een beweging die als ketters werd beschouwd door de kerk, is de groep die bekend stond als de waldenzen. Deze is genoemd naar hun oprichter Pierre Valdès, zoon van een rijke koopman uit Lyon die zich schuldig voelde omdat zijn rijkdom was vergaard ten koste van anderen. Op advies van zijn priester betaalde hij gevorderde rente terug aan zijn debiteuren, gaf hij een bedrag voor zijn vrouw voor haar levensonderhoud en gaf hij de rest aan de armen. Vervolgens begon hij, samen met een groep vrienden genaamd de armen van Lyon, de kracht van armoede te preken. Hoewel hij hiermee leek op de heilige Franciscus van Assisi had hij minder succes. Valdès vroeg in 1179 om als groep officieel erkend te worden als een prekende orde, maar dit werd geweigerd. De waldenzen gingen toch door met preken, omdat ze ervan overtuigd waren dat de Bijbel hen dit opdroeg en dat prediking noodzakelijk was voor de verlossing van de mensen. Dit was echter een ernstige schending van de kerkwet (elke prediker moest namelijk officieel toestemming krijgen van de kerk, anders kon iedereen maar preken wat hij/zij wilde). Hierdoor werden Valdès en zijn volgelingen in 1180 geëxcommuniceerd (vanwege ongehoorzaamheid).
De waldenzen ontwikkelden echter nieuwe ideeën die de kerk wel ketters vond. Zij vonden bijvoorbeeld dat het preken belangrijker was voor de verlossing dan de sacramenten. Preken kon bovendien door iedereen gedaan worden, priester of niet (en zelfs vrouwen), en zij ontkenden dat er een specifiek verschil was tussen priesters en leken. Naarmate de groei van deze beweging, des te radicaler zij werd; zelfs het geloof in het vagevuur en de transsubstantiatie werd verworpen. De waldenzen verspreidden zich doorheen heel Europa, waardoor Rome maatregelen nam: In 1215 verklaarde het Vierde Lateraanse Concilie hun opvattingen als ketters. Rond 1230 werd echter door de kerk een nieuwe orde opgericht, Pauperes Catholici (arme Katholieken) om de beste opvattingen van de waldenzen in orde te brengen (maar dan volgens orthodoxie) waardoor een paar werden teruggewonnen (ook franciscanen waren oplossing). Wie hiermee niet akkoord gingen werden gemarteld en geëxecuteerd (inquisitie). Zo verdwenen waldenzers uit Zuid-Frankrijk en trokken ze naar Duitsland (en Alpen) en bestonden zelfs nog tot na reformatie. Er zijn nog steeds onafhankelijke waldenzen in Zuid-Amerika.
(andere heretische groep in de ME: katharen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef een schets van leven en werk van Hildegard van Bingen en ga in bijzonder in op haar reactie op het katharisme.

A

Hildegard von Bingen staat in de belangstelling als profetes en politica, geneeskundige en natuuronderzoekster, musicologe, dichteres en nog meer. Ze werd in 1098 geboren als tiende kind van de adellijke Hildebert en Mechtild, ze werd als kind toevertrouwd aan de zorgen van Jutta van Sponheim. Dat was een kluizenares in de benedictinessenabdij Disibodenberg. Toen Jutta overleed, trad Hildegard als magistra (leidster) van de zusters naar voren. Ze stichtte een klooster op Rubertsberg, in 1150 werd ze abdis. In 1161 vestigde ze een dochterklooster in Eibingen. Ze ondernam preekreizen naar bijvoorbeeld Mainz, Trier en Keulen. De inhoud van de preken kennen we via haar brieven. Hildegard wendt zich rechtstreeks tot degenen die hun ambt en macht misbruiken en de kerk schade toebrengen.
Volgens Hildegard waren de katharen (geloofden dat de spirituele bezieling enkel tot verlossing kon leiden) ketters die de duivel veroorzaakt heeft. In de brief aan de geestelijkheid van Mainz bestrijdt Hildegard deze ketters. Hildegard schrijft dat de ketters giftige kreeften en schorpioenen zijn en nog erger dan joden. De ketters zijn door de duivel verleid en hebben hoogmoedig hun wil boven die van God gesteld. Hildegard beseft goed dat ze tegen hogergeplaatsten spreekt, dus kleedt zij haar verwijten in het gewaad van de profetie. Misbruiken en gebrek aan leiding door de klerikale macht hebben de alternatieve kerk van de katharen laten opkomen. Hildegard rondt af met een betuiging die ze vaker hanteert: ze doet afstand van haar rol als profetes en spreekt slechts over eigen zwakheid.
Libra vita meritorum: door de zwakheid van Eva komt de zonde en door de zwakheid van Christus worden we ervan berijdt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem twee bekende bedelorden. Waarom werden deze orden ‘bedelorden’ genoemd en wat was de doelstelling van deze orden? Noem vervolgens bij elke bedelorde de stichter en de tijd waarin hij leefde (ongeveer de data van zijn geboorte en/of sterven). Noem tenslotte voor elk van de twee orden één belangrijke middeleeuwse theoloog die zich bij de desbetreffende orde heeft aangesloten.

A

Franciscanen en Dominicanen zijn twee bekende bedelorden, zij worden bedelorden genoemd omdat zij voorzien in hun eigen onderhoud, met name door te bedelen. Beide orden reisden veel rond en predikten waar zij kwamen. Mensen luisterden graag naar hun preken omdat het taalgebruik makkelijk was en ze vaak vol grappen zaten. Ze werden met name populair (in Europa) doordat ze gezien werden als mensen die zich identificeerden met de armen en de outcast. Beide bedelorden waren toegewijd in het helpen van anderen, bijvoorbeeld tijdens de pest, met name in het verzorgen van de zieken.
Beide orden waren belangrijk voor de paus omdat ze onder direct gezag van de Paus stonden. Hierdoor kon de Paus het gezag van de lokale bisschoppen ondermijnen. Ook speelde beide groepen een belangrijk rol in de missie. Zowel de Franciscanen als de Dominicanen speelde een belangrijke rol in het intellectuele leven van de 13e eeuw. Veel van hun leden waren belangrijke figuren op de universiteiten en hun huizen waren vaak centra van de wetenschap. In diezelfde tijd was ook een intellectuele revolutie aan de gang die uiteindelijk zou lijden tot de scholastiek.

Franciscanen:
De bedelorde van de Franciscanen ontstond door de prediking van Franciscus van Assisi (1181-1226) (Giovanni Bernardone), die paus Innocentius III toestemming vroeg om een nieuwe orde op te richten genaamd de Ordo Fratrum Minorum ofwel de ‘minderbroeders’ in 1209. De zusters onstonden in 1212 en worden clarissen genoemd. Innocentius III gaf toestemming en zag dat ze misschien wel een krachtig instrument konden worden in dienst van het pausdom. De Franciscanen legde zich met name toe op hun toewijding aan Christus, zij hadden een nadruk op armoed en spirtuele en theologische vorming.
Zowel Johannes Duns Scotus (1265/66-1308) en Willem van Ockham (1285-1347)waren bekende theologen en Franciscanen.

Dominicanen:
De Dominicanen werden door de paus goedgekeurd in 1216 en waren een bedelorde in 1218. De orde is opgericht door de discipelen van Dominicus de Guzman (1170-1221), die preekte tot de Albigenzen. Hun focus las met name op het preken en het behoud van een juist geloof, en spirituele en theologische vorming. Ze hadden een sterke intellectuele benadering, meer dan Franciscanen.
Een belangrijke Dominicaanse theoloog is Thomas van Aquino (1225 – 1274).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een schets van leven en werk van Franciscus van Assisi.

A

Franciscus van Assisi (1181-1226) wordt geboren als zoon van een rijke lakenkoopman te Assisi. In 1202-1203 wordt hij tijdens de oorlog met Perugia krijgsgevangen, wordt weer vrijgelaten en is in 1204 ziek. De ervaringen van deze oorlog maakte dat hij de waarde die hij altijd had gevolgd opnieuw overwoog. Twee jaar leefde Franciscus als een kluizenaar en repareerde hij kerken. Tot hij een mis bezoekt waarin hij zijn roeping ontdekt (Matt. 10). Hij gehoorzaamde het evangelie letterlijk en nam een apostolische leefstijl aan. In 1205 omhelst Franciscus een melaatste, 1206 is hij een radicale kluizenaar en in 1208 krijgt hij zijn eerste volgeling. In 1209 krijgt hij Pauselijk steun voor de eerste leefregels en de minderbroeders ontstaan. In datzelfde jaar reist hij naar Egypte waar hij een boodschap van vrede brengt aan sultan Melek al Kamil. Een niet onbelangrijke naam die gelinkt is aan Fraciscus in Clara van Assisi, die zich in 1202 als eerste vrouw aansluit en waar later de Clarissen uit voortkomen. IN 1223 keurt paus Honorius de uiteindelijke regel goed. In 1224 ontvangt Franciscus ‘stigmata’ tijdens het vasten. In 1226 wordt hij heilig verklaard.
Als rondtrekkend prediker vond hij het belangrijk dat ‘Gods liefde, geopenbaard in de menswording van zijn Zoon, kenbaar gemaakt werd aan alle mensen, van welke stand, godsdienst of ras ook.’ Franciscus preekte een boodschap van inkeer (zie Mk. 1:15). Dit wordt ook wel de boetepreek genoemd, deze bestond uit een oproep om God te loven en het goede te doen. Ook Franciscus werk is grotendeels naar deze preekvorm gemodelleerd, onder meer het zonnelied dat hij schreef in 1225. Dat is dan ook het werk waar de theologie van Franciscus in samenkomt. Het Zonnelied geeft ten diepste weer wat hem bezielde. Het was zijn hoogachting voor alles en iedereen wat samenkomt in een lofprijzing aan de ‘Allerhoogste’, die zich laat zien in de schoonheid en vruchtbaarheid van de natuur. Het laat zien dat Franciscus een verbondenheid met alle schepselen ervoer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met ‘scholastiek’? Geef de belangrijkste kenmerken aan van de scholastieke methode en leg uit hoe zij werd gebruikt door theologen in de middeleeuwen.

A

Scholastiek begon te verschijnen in de 11e en begin 12e eeuw. Het is een methode toegepast in de wijsbegeerte en theologie.
“De scholastieke methode wordt gekenmerkt doordat voor zowel onderzoek als onderricht gebruik wordt gemaakt van een steeds terugkerend systeem voor begrippen, distincties, definities, propositieanalyses, redeneertechnieken en disputeermethoden.” (L. M. de Rijk, middeleeuwse wijsbegeerte)
Elke scholasticus is geboeid met het vraagstuk van de algemene begrippen; zijn er universele dingen waarop de universele begrippen van toepassing zijn? De twee uiterste standpunten waren het realisme (waar men ervan uitgaat dat er echte universele objecten zijn) en het nominalisme (waar men zegt dat universele begrippen slechts namen zijn en dat er alleen bepaalde dingen bestaan). Anselmus (een vroege scholasticus) was bijvoorbeeld een realist en geloofde daarom dat men dingen over de echte wereld kan bewijzen door erover na te denken (zie hier: de basis voor zijn ontologisch godsbewijs). Anselmus was een symptoom van een ontwikkeling in de theologiegeschiedenis in de richting van een verwetenschappelijking, logische onderbouwing en daarmee verdediging van het geloof.
In de scholastiek werd er dus gediscussieerd over de universalia en werd theologie behandeld als een soort academisch vak; de middeleeuwse theologie ging in het algemeen over de bestudering van de Bijbel. Ook was er de dialectische methode waar bijvoorbeeld Abelardus gebruik van maakte. Hij was voor een ‘filosofische’ theologie waarbij logica en dialectiek toegepast werden op religieuze zaken en daar een objectieve beschrijving voor gegeven werd. Ook maakte Abelardus gebruik van de questio-techniek en stond fides quaerens intellectum centraal in de theologievoering van de middeleeuwen.
Een andere naam die past bij deze dialectische theologie is (naast Anselmus en Abelardus) Lombard. Ook Thomas van Aquino moet hier genoemd worden, hij integreerde de aristoteliaanse werken en filosofie in zijn scholastieke methode en zijn filosofische aristoteliaanse methodeleer bleef het kenmerk van de scholastische theologie. Hij en de latere scholastieke theologie werden beïnvloed door de analogieleer van Aristoteles (= door de nadruk op de dynamiek van de analogie is het goddelijke tot op zekere hoogte kenbaar, dus men kan wel degelijk redelijk denken over God en godsdienst).
Vanaf 1125 ontstaat de ontwikkeling van de logica modernum, de termitische logica. Daarbij worden semantische en linguïstische aspecten van een redenering centraal gesteld (denotatie en connotatie van temen, logische constanten, logische gevolglijkheid, logische antinomieën, etc.)

17
Q

In welke zin heeft het aristotelisme de theologie beïnvloed in de dertiende eeuw? Geef een korte historische schets.

A

Van origine had het christendom juist meer aandacht voor Plato gehad, maar in de 12e eeuw kwam Aristoteles’ metafysische werk door interactie met het Islamitische Oosten en Zuiden (waar Aristoteles al werd gebruikt door Islamitische filosofen) langzaamaan West-Europa in. Zijn filosofie was een ware openbaring voor veel middeleeuwse theologen. De logica van Aristoteles was al bekend maar zijn ethiek en metafysica waren nieuw en gaven een andere kijk op de wereld. Veel geleerden vonden Aristoteles fantastisch maar anderen vonden hem verdacht aangezien zijn filosofie afweek en inging tegen sommige zaken uit de kerkelijke leer (bijvoorbeeld het idee dat de wereld altijd al had bestaan en dus niet was geschapen door God). In 1215 verbood de universiteit van Parijs zijn metafysische werken maar de ethische en logische niet. Albertus Magnus (ook wel Albertus de Grote) begon Aristoteles op voorzichtige wijze te gebruiken. Zijn leerling, Thomas van Aquino ging daarmee verder. Aquino was controversieel bij de Aristoteliaanse fanatici én sceptici, wat aangeeft dat hij zich ergens daartussen bevond. Zelfs geleerden die helemaal niet zo blij waren met Aristoteles, zoals Bonaventura, haalden de filosoof vaak aan. Aristoteles werd gezien als ‘de filosoof’, alsof er geen ander bestond.
Zoals ook al in de vorige vraag staat was het de analogieleer en haar consequentie; namelijk dat men over God en godsdienst wel redelijk kan denken, die een grote invloed hadden op onder andere Aquino. De kloof tussen kerk en wetenschap, tussen geloof en rede, werd op basis van de hervonden autoriteit van Aristoteles’ werk overbrugd. Zo krijgt in de latere middeleeuwen de theologische traditie van de godsbewijzen een steeds meer centrale betekenis; maar ook de strijd voor de vrijheid van de wetenschap tegenover de klerikale macht alsook het ontstaan van de Noord- en West-Europese universiteiten zijn in zekere zin mede het gevolg van het nieuwe aristotelisme.

18
Q

Geef een schets van leven en werk van Bonaventura.

A

Bonaventura (1217-1274) studeerde in Parijs (1236-1242), en trad in de orde van franciscanen. In 1253 werd Bonaventura meester in de Theologie en in 1257 werd hij samen met de dominicaan Thomas van Aquino, magister regens van de Parijse universiteit. Daarnaast werd hij ook benoemd als generaal van zijn orde en in 1273 werd hij tot kardinaal benoemd. Dit deed hij in een lastige tijd voor de Franciscanen. Er waren spanningen tussen de broeders die aan de radicaliteit van Franciscus’ armoede wilde vasthouden en de andere die van mening waren dat die niet vol te houden is indien de broeders een betekenisvolle rol willen spelen in het lichaam van Christus. Hij werkte mee aan het Concilie van Lyon (1274), dat de vereniging van de Latijnse westelijke en Griekse oostelijke kerk moest bewerkstelligen. Het filioque probleem kon in deze concilie niet worden verholpen, tevens slaagde ze er ook niet in m een gezamenlijke kruistocht te plannen voor de bevrijding van het Heilige land. Bonaventura stierf voor de afloop van het Concilie. Hij werd in 1482 heilig verklaard en in 1588 uitgeroepen tot doctor ecclesiae (leraar van de kerk). Bonaventura was sterk beïnvloed door de filosofie van Aristoteles en was vooral gevormd door het denken van Augustinus. Zijn theologische scholing gaat vooral terug op Alexander van Hales en Jean de la Rochelle, scholastieke theologen van naam en eveneens fransiscanen.
Bonaventura behoort dus tot de denkers die de herontdekte klassieke filosofie gebruiken bij het verkrijgen van theologisch inzicht en als onderbouwing verheldering van het christelijk geloof. Voor Bonaventura was het beoefenen van de theologie er vooral om een betere gelovige te worden. (een praktische wetenschap).
Twee van Bonaventura’s belangrijke werken zijn de itinerarium mentis in deum (De weg die de geest naar God) en Breviloquium (Theologie in kort bestek). De itinerarium bestaat uit zes hoofdstukken die de verschillende etappes beschrijft die uitlopen in het zevende: het einddoel. In voering in God, waar de hele mens in God op gaat. In dit boek is ook heel sterk de mystieke inslag van Bonaventura’s theologie terug te vinden. In het andere boek wordt de geheel van de theologie behandelt op zo’n manier dat de samenhang van de verschillende onderwerpen verduidelijkt wordt.

19
Q

Vertel hoe Thomas van Aquino de relatie tussen denken en geloven bepaalde

A

Thomas van Aquino, Dominicaan, (1225-1274) maakte deel uit van de scholastieke theologie. Er kwam een rationele, argumentatieve en kritische doordenking van het geloof. Er komt mede dankzij Aquino een verschuiving van Augustinus en het neoplatonische denken, naar het aristoteliaans denken wat uitmond in de natuurlijke theologie. Van uit de rede wil je God en de theologie bewijzen.
Bij deze nieuwe benadering hoorde ook een eigen aanpak en literaire genre: de zogenoemde questio-methodiek. Men begint met een gesloten vraag en geeft daarbij goede argumenten voor en tegen. Vervolgens neemt de professor stelling, waar hij hij ook probeert recht te doen aan tegenargumenten. Hij analyseert de argumenten, onderzoekt vooronderstellingen, interpreteert en relativeert eventueel. In deze dialectische voortgang denkt de professor logisch na, maar wel in voortdurende discussie met klassieke gezaghebbende teksten: Schrift, kerkvaders, antieke filosofie. Het gaat om een creatieve en kritische herneming van de theologische en filosofische traditie. Deze nieuwe methode werd vooral mogelijk gemaakt door de vondsten van de werken van Aristoteles, die een grote nadruk legde op de waarneming en op precies en logisch argumenteren en redeneren. De natuurlijke rede dient het geloof. Naast de openbaring is, volgens Aquino, God ook te vinden in de rede.
Het tegenovergestelde gebeurt volgens Aquino bijvoorbeeld in de gewijde leer (niet wijsgerige theologie). In de gewijde leer worden redeneringen niet gebruikt om geloofsartikelen te bewijzen, maar om uit de artikelen gevolgtrekkingen te maken. De geloofsartikelen worden onweerlegbaar bewezen vanuit de goddelijke openbaring in de Schrift. (argumenten op basis van goddelijk gezag) De meningen van filosofen en kerkvaders geven alleen “waarschijnlijke bewijskracht.”
Het is mogelijk om bepaalde goddelijke waarheden door de menselijke rede te bereiken, maar slechts een enkeling slaagt erin. Deze zijn daarom ook geopenbaard. Andere waarheden, zoals de drie-eenheid, kunnen niet door de rede bewezen worden. Deze waarheden gaan de menselijke rede te boven en worden geloofd op basis van de goddelijke openbaring.

20
Q

Probeer het werk van Thomas van Aquino historisch te situeren en geef een korte uitleg bij zijn theologiebegrip.

A

Thomas (1225-1274) trad in bij de, in zijn tijd net opgerichte, orde van de dominicanen. Hij studeerde in Keulen onder Albertus Magnus (1200-1280). De laatste was een mededominicaan die het rationeel-empirische denken van Aristoteles wilde integreren in de christelijke theologie. Hierin volgde Thomas zijn leermeester. In zijn tijd verplaatste het intellectuele zwaartepunt in Europa zich van de grote abdijen naar de stedelijke universiteiten. Het karakter van de theologie veranderde mee: van de monastieke theologie, die gericht was op de spirituele en morele vorming van lokale monnikengemeenschappen, maar de scholastieke theologie, die gericht was op de intellectuele vorming van een internationale studentenpopulatie. In de plaats van een meer literaire en meditatieve beschouwing kwam een rationele, argumentatieve en kritische doordenking van het geloof. Bij de nieuwe benadering hoorde ook een eigen aanpak: de quastio-methode. Men begint met een gesloten vraag en geeft daarbij goede argumenten voor en tegen. De ontwikkeling van deze scholastieke methode werd vooral mogelijk gemaakt door de herontdekking van de werken van Aristoteles.
Thomas wist als geen andere de aristoteliaanse methoden en hulpmiddelen op te nemen in de christelijke theologische discussie. Aristoteles was in deze tijd en zeker voor Thomas ‘dé filosoof’, alsof er nooit een ander geweest was. Voor Thomas schiep Aristoteles’ metafysica de mogelijkheid om Plato’s radicale dualisme van een onsterfelijke goddelijke wereld en een sterfelijke menselijke wereld te doorbreken en een nieuwe vorm van analogie tussen beide te bedenken. Met zijn analogie-leer, gebaseerd op de analogia entis (=zijnsanalogie) tussen God en mens, slaat Thomas een brug tussen beide werelden.

21
Q

Geef een schets van leven en werk van Meister Eckhart.

A

Eckhart (1260-1328) treedt al jong toe tot de Dominicanen. Zijn leven lang zal hij in de orde belangrijke bestuurlijke en spirituele functies bekleden. Hij studeert bij Albertus Magnus. Twee keer bezet hij, evenals Thomas van Aquino (ook Dominicaan) enkele decennia eerder, de prestigieuze leerstoel voor theologie in Parijs – vandaar dat naar hem ook vaak als Meister Eckhart wordt verwezen. Omstreeks zijn vijftigste neemt hij de spirituele zorg op zich voor kloosters en religieuze bewegingen langs de Rijn. Zijn laatste vijf jaar leidt hij de theologische opleiding van zijn orde in Keulen.
De invloed van zijn spirituele theologie is groot. Hij ziet de menselijke ziel als de plek van ontmoeting tussen mens en God. Zijn centrale motief is steeds: ‘Mens, je bent niet niets: je draagt goddelijk leven in je. Geef dat een kans zoals Jezus Christus dat geleerd heeft.’ Zijn mystieke leer betreft de oorspronkelijke eenheid van God en alle schepselen. In de ‘grond’, is alles één. In een eerste ‘uitstroming’ uit de Godheid ontstaat de drie-eenheid. Eckhart leert dus een eenheid van God voorafgaand aan de triniteit, wat hem buiten de scholastieke traditie plaatst. In een tweede uitgaande beweging ontstaan alle schepselen buiten God, in veelheid. Mensen moeten zich realiseren dat ze in de grond van hun ziel één zijn met God en alle dingen en hun identiteit niet ergens anders in zoeken. Naarmate mensen daarin slagen, maken ze een teruggaande beweging en komen in de eenheid van de Zoon en van daaruit in eenheid met de oorspronkelijke eenheid van God.
Enkele zinssneden uit zijn preken en traktaten werden door een inquisitiecommissie in 1327 veroordeeld.

22
Q

Probeer het werk van Duns Scotus historisch te situeren en geef in dit verband uitleg bij minstens één kenmerkende leerstelling van Duns Scotus.

A

Johannes Duns Scotus werd waarschijnlijk in 1266 geboren in Zuid-Schotland. Duns Scotus volgt een franciscaanse opleiding en wordt van huis uit christelijk opgevoed. Duns Scotus studeert theologie in Oxford en daarna verhuist hij naar Parijs, een stad die toen voor de Franciscanen heel belangrijk was. In Oxford en Parijs staat ‘gezond verstand’ centraal en de werkelijkheid is de basis voor verstand. Geloof in combinatie met gezond verstand vraagt om een proces van denken en doordenken. In de tijd van Duns Scotus was de hele maatschappij doordrongen van het christendom en de Kerk stond zo centraal dat de Kerk als het ware de wereld omringde. Kloosters hadden een hele belangrijke functie omdat ze dicht betrokken waren bij universiteiten en scholen. Veel jongeren trokken naar kloosters om daar les te krijgen.
In deze tijd is er sprake van een armoedebeweging die nieuwe bedelordes doet ontstaan en die ervoor zorgt dat er nog meer kloosters komen. Ook ontstaan er veel universiteiten in de twaalfde en dertiende eeuw. Duns Scotus probeert wijsbegeerte en theologie te integreren door ontwikkelingen van die tijd te betrekken in de theologie en door te anticiperen op de toekomst. Duns Scotus is iemand die vol vuur raakt over God en geloof door wetenschappelijk bezig te zijn.
“De ander wordt gezien omdat de Ander is gezien.” -> Voor Duns Scotus betekent dit dat het christelijke geloof in de liefde is verankerd en dat hij graag een discipel wil zijn. Hij raakt betrokken in een armoedebeweging en is gericht op de liefde voor Jezus die zich doortrekt naar het geven van liefde aan anderen. Voor Scotus was spiritualiteit erg belangrijk en dit speelde een grote rol in zijn ideeën.

Het latere modern-christelijke naturalisme en het naturalisme van de Verlichting gaan uit van een eigen autonoom levensfundament. De Verlichting zet het bovennatuurlijke weg als overbodig en laat het menszijn in zichzelf rusten. Duns Scotus zegt dat dit tegenstrijdig is, want het centrum van de menselijke existentie ligt niet bij onszelf. Dit klinkt ook in zijn leerstelling: Ons zwaartepunt ligt elders.

Het ‘zelf’ is op het Andere betrokken. Leven en gezondheid bestaan in begrip voor de Ander.
God vervult alles en God is een centrum voor alles. Duns Scotus zegt: ‘Voorzover iets Hem aankleeft, rust het.’

Onze echte rust komt van God, omdat de rust zelf in God is. In het liefhebben komt ons hart tot rust.
We kunnen alleen in God volledig grond vinden omdat Hij vanuit Zijn wil in zichzelf rust vindt.
Het zijn de gelukzaligen die zelf in God rusten.

23
Q

Geef een schets van leven en werk van Willem van Ockham.

A

Willem van Ockham (1285-1347) is verantwoordelijk voor een eerste grote kritiek op het aristotelisch georiënteerde denken van de hoogscholastiek.
Ockham staat aan het begin van de anti-essentialistische tendens en begint de focus te leggen op empirie, waardoor mensen langzaamaan afstand doen van het idee dat ze het wezen van de werkelijkheid kunnen kennen.

Ockham staat aan het begin van sola fide (alleen door het geloof) en staat ook aan de basis van de sterke scheiding tussen geloof en weten.
Wat we kunnen weten door onze redelijke vermogens mag niet verward worden met geloofswaarheden.
Ockham is een van de vertegenwoordigers van het laatmiddeleeuwse nominalisme, wat stelt dat de termen waarmee mensen de werkelijkheid benoemt geen objectieve bestaande entiteiten aanduiden maar slechts woorden en namen zijn. Het nominalisme vindt het dat het onnodig is om aan te nemen dat een algemene bestaat als eigenlijke werkelijkheid en essentiële werkelijkheid. Dit gaat in tegen het realisme van de hoogscholastiek want zij vonden dit wel nuttig.
Ockham trad op jonge leeftijd in bij de franciscanen en studeerde in Oxford en mocht na zijn theologie studie twee jaar les gaan geven over de Sententiën van Petrus Lombardus.
De Sententiën bestaat uit vier delen en behandelt theologische kwesties aan de hand van een tekst van een kerkvader (vaak Augustinus). Een analyse waarin de leer van een kerkvader wordt geformuleerd, wordt een sententia genoemd. Ockham schreef een commentaar op Lombardus’ boek.

Willem van Ockham wordt ook wel zeer geëerde beginneling genoemd omdat hij geen beginnend docent is geworden (iets normaal gesproken mocht na twee jaar lesgeven). Dit kwam omdat in zijn werk de orthodoxe leer van het realisme niet genoeg naar voren kwam volgens de kanselier van de universiteit.
Hij kwam in een ander conflict terecht, namelijk de zogenoemde armoedestrijd. De franciscanen deden afstand van al hun bezit maar deze levenswandel van armoede ging te ver voor de paus. Ockham vond een document waarin de vorige paus de franciscaanse stelling beaamde en het werd een heftig conflict toen de Duitse keizer een tegenpaus benoemde.
Ockham moest vluchten en bescherming vinden bij de Duitse keizer.
We denken dat Ockham uiteindelijk slachtoffer werd van de pestepidemie die in Europe heerste en stierf.

Ockham kwam in zijn commentaar tot de conclusie: Gods wezen is mededeelbaar en dus kenbaar (want God deelt het mee), maar intuïtieve kennis van God is onmogelijk voor ons.
Ockham ziet de mens als een pelgrim die op weg is naar God en we leren God niet kennen door empirie, maar door abstracte kennis die God ons Zelf geeft.

24
Q

Geef een korte schets van de ontwikkelingen rond de verhouding van kerk en wereldse overheid van de elfde t/m veertiende eeuw.

A

Uit de Karolingische standenmaatschappij ontwikkelde het feodale stelsel zich in Europa. Dit betekent dat al het land in een koninkrijk in bezit kwam van een koning, die het in delen verpachte aan landheren, die het op hun beurt weer aan ondergeschikten verpachtten. Helemaal onderop stonden de ‘horigen’, arme boeren die ‘eigendom’ waren van hun landheer (het waren echter geen slaven, dat was door de Kerk verboden!). Het feodale stelsel kende een theologische rechtvaardiging. Het werd gezien als een afspiegeling van de goddelijke hiërarchie, waarbij God een soort van feodale monarch was, met engelen en hogere geestelijken als zijn vazallen, die namens hem macht uitoefenden. Anselmus van Canterbury had grote invloed op de ontwikkeling van dit idee.
Dit feodale stelsel bracht voor de Kerk echter ook problemen met zich mee. Landheren konden namelijk landheer zijn over geestelijken (denk aan kloosters en bisschoppen die veel land bezaten). Deze landheren hadden daarmee de macht geestelijken aan te stellen. Dit kon de Kerk echter niet accepteren. Deze onenigheid tussen de wereldlijke en de geestelijke macht staat bekend als de Investituurstrijd. Op het Concordaat van Worms in 1122 werd de macht van de keizer van het Heilig Romeinse Rijk de bevoegdheid geestelijken aan te stellen ontnomen. Op het vierde Lateraans concilie verklaarde paus Innocentius III zelfs dat hij ook wat wereldlijke macht betrof de hoogste macht was.
De 11e tot de 14e eeuw waren ook de eeuwen van de kruistochten (afhankelijk van hoe ‘kruistocht’ gedefinieerd wordt was het einde van de kruistochten tussen de 13e en de 16e eeuw), waarbij de geestelijke macht de wereldlijke macht opriep tot verdediging van de heilige plaatsen in het Midden-Oosten tegen de moslims of tegen het uitroeien van ketterij.

25
Q

Geef een korte uitleg bij de begrippen ‘Renaissance’ en ‘Humanisme’ en noem van elke stroming één belangrijke vertegenwoordiger

A

De Renaissance vond plaats tussen de 14de-16de eeuw. Er ontstonden maatschappelijke veranderingen (nieuwe beroepen, nieuwe markten, grote middenklasse, politieke veranderingen zoals de concentratie op rijke handelssteden, economie op basis van de verplaatsing van goederen door middel van valuta, individualiteit, vrijheid, losmaken van christelijke modificaties, …), waardoor er een bewust verlangen werd ontwikkeld naar een kentering. Voor een vernieuwing van de Europese cultuur was een terugkeer naar de oudheid nodig. Zo werd het begrip renaissance (hergeboorte) verzonnen dat als het ware een herhaling van de eerste geboorte van het klassieke Europa betekende (het klassieke Griekenland en Rome kregen de nadruk). Dit betekende een verandering in de kunst (bijvoorbeeld Michelangelo) en in de filosofie (platonisme terug op de voorgrond), alsook de opkomst van mystiek en wetenschap (Galilei, Kepler).
Een belangrijk vertegenwoordiger van de Renaissance is Marsilius Ficinus (Ficino), een vijftiende-eeuwse Florentijn (1433-1499) die geloofde dat alle essentiële leerstellingen van het christendom konden worden gevonden in de werken van Plato.
(Alternatieve figuur: Johannes Gutenberg met zijn fameuze boekdrukkunst)
Het humanisme was de belangrijkste intellectuele beweging van de Renaissance. Echter werd deze term pas bedacht in de 19de eeuw. In de tijd van het humanisme had men het over ‘humanistische studies’. Beide verwijzen naar een vorm van klassieke educatie met het accent op de bestudering van taal, retoriek, geschiedenis, poëzie en ethische filosofie. In deze tijd kwam men ook tot een paradoxaal samengaan van individualisme en universalisme. Het ontstond in Italië in de 14de-15de eeuw en verspreidde zich snel naar Noord-Europa. Rond de 16de eeuw gaven bijna alle universiteiten humanistisch onderwijs. De oorsprong ervan ligt in de Griekse en daarna de Romeinse beschaving, die in dat eerste millennium v. chr. Opkomen.
Eén belangrijke vertegenwoordiger van het humanisme is Disiderius Erasmus.
(Alternatieve figuren: de dichter Francesco Petrarca (14de eeuw)).