Experimenteel Flashcards

(31 cards)

1
Q

Voorwaarden causaliteit

A
  1. Covariance/Covariatie
  2. Temperal Precedence
  3. Internal Validity
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gerandomiseerd experiment

A

Onderzoeksontwerp waarbij:

  • door randomisatie de groepen hetzelfde worden verondersteld
  • de onderzoeker een variabele (onafhankelijk) manipuleert
  • de onderzoeker het effect daarvan op een andere variabele meet (afhankelijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Covariance/Covariatie

A

er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Temperal Precedence

A

de oorzaak moet vooraf gaan aan het gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Internal validity/interne validiteit

A

alternatieve verklaringen moeten kunnen worden uitgesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypothese

A

altijd geschreven a.d.h.v. geoperationaliseerde variabelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bedreigingen van interne validiteit

A
  • Design confound: was gemanipuleerde variabele wel het enige verschil tussen de behandeling van de 2 groepen
  • Selectie effect: waren de 2 groepen wel vergelijkbaar bij aanvang van het experiment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doel van willekeurig toewijzing door randomisatie

A

om te zorgen dat:

  • de gemiddelde scores en spreiding in scores, op alle variabele zowel gemeten als ongemeten, bij aanvang vergelijkbaar zijn tussen de gemeten groepen

↳ sterke interne validitiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Contaminatie

A

vervuiling van randomisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Experimentele onderzoeksvraag

A

PICO:

  • Population: onderzochte doelgroep
  • Intervention: niveaus van gemanipuleerde variabelen
  • Comparison: groepen die vergeleken worden
  • Outcome: de gemeten afhankelijke variabele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Experimenteel onderzoeksontwerp

A

Gerandomiseerd experiment: willekeurige toewijzing van deelnemers aan één van de condities

  • experimentele groep
  • controle groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Experimentele hypothese

A
  1. Formuleren van statistische hypothesen
  2. Keuze & berekenen toetsingsgrootheid
  3. Kans bepalen resultaat gegeven H0
  4. Beslissing nemen over H0
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toetsingsgrootheid t

A

t = M1-M2/SE (standaardfout)

↳gestandaardiseerde score

met de t-toets word het relatieve verschil tussen de twee groepen gemeten op grond van

  • verschil in gemiddelde tussen groepen (M1-M2)
  • de spreiding in scores in de groepen (SD1-SD2)
  • de grootte van de groepen (n1-n2)

kleine t = klein relatief verschil tussen groepen grote t = groot relatief verschil tussen groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kleine t = grote p

grote t = kleine p

A
  • grote p-waarde → grote overeenkomst met H0 → klein relatief verschil tussen groepen → kleine t
  • kleine p-waarde → weinig overeenkomst met H0 → groot relatief verschil tussen groepen → grote t
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tweezijdige alternatieve hypothese

A

bij het opstellen van een hypothese wordt er rekening gehouden dat het verschil beide kanten op kan vallen

  • r = correlatie in steekproef
  • p = correlatie in populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Eenzijdige alternatieve hypothese

A

onderzoekers kijken niet of gemiddelden verschillen maat of specifiek het gemiddelde van de ene groep hoger/lager ligt dan de andere

↳ geeft dus ook richting van verschil aan

  • r = correlatie in steekproef
  • p = correlatie in populatie
17
Q

P-waarde

A

Geeft de kans aan dat als je H0 waar is, je gelijke of extremere waardes dan je geobserveerde waardes zou vinden.

18
Q

Type 1 fout

A

het foutief verwerpen van H0

19
Q

Type 2 fout

A

het foutief niet verwerpen van H0

20
Q

Alpha

A

= significantieniveau

een vooraf bepaalde grenswaarde hoe groot de kans op type 1 fout mag zijn. Keuze van a hangt af van situatie

21
Q

p > a

A

niet-ondersteunende data leidt tot herziening van de theorie of een verbeterd onderzoeksontwerp

22
Q

p < a

A

ondersteunende data leidt tot versterking van theorie

23
Q

Power

A

De kans op het terecht verwerpen van H0. Wordt beïnvloed door:

  • de steekproefgrootte

↳ grotere steekproef → meer power om h0 te verwerpen

↳ hoe groter de steekproef →meer kans op vinden van klein verschil

  • de grootte van het verschil in populatie

↳ hoe groter spreiding in populatie → groter kans op groter verschil in steekproef → groter kans in het doen van steekproef met het verwerpen van h0

  • het significantieniveau

↳ wanneer a kleiner wordt → lastiger om h0 te verwerpen → meer kans op het behouden van h0 → kans op type 2 fout hoger

  • de spreiding in de gemeten scores

↳ hoe groter de spreiding →

  • de keuze van de statistische techniek
24
Q

Cohen’s d

A

de absolute grootte van een effect uitgedrukt in het aantal standaarddeviaties.

hoe ver vanelkaar 2 experimentele groepen zijn van de af

vuistregels:

  • d = 0,2 → kein
  • d = 0,5 → medium
  • d = 0,8 → groot
25
Steekproeffout
steekproefgemiddelde ≠ populatiegemiddelde
26
Standaardfout (SE)
standaardafwijking van de steekproeffouten SE = wortel (SD2 pooled/n1 + SD2pooled/n2)
27
Betrouwbaarheidsinterval
een interval van waarschijnlijke waarde op grond van steekproef
28
Assumpties t-toest
1. steekproef is aselect 2. de afhankelijke variabele is van interval/ratio meetniveau 3. de 2 groepen zijn onafhankelijk 4. de scores in beide groepen zijn normaal verdeeld 5. de scores in beide groepen hebben gelijke spreiding
29
Directe replicatie replicatie onderzoek
een situatie waarin een experiment op exact dezelfdewijze worden heraald * voordeel: zeer goed vergelijkbaar * nadeel: problemen met interne validiteit bij origineel onderzoek nog steeds aanwezig
30
Conceptuele replicatie replicatie onderzoek
design van oorspronkelijk onderzoek verbeteren om interne validiteit te verhogen
31
Replicatie + uitbreiding replicatie onderzoek
voordeel: mogelijkheid om aanvullende vragen te onderzoeken nadeel: minder goed vergelijkbaar