Farmacologie Flashcards

(25 cards)

1
Q

Wat is het VHB-nummer?

A

Registratienummer of erkenningsnummer van geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de bronnen van geneesmiddelen.

A
  • Planten en mineralen
  • Bacteriën en schimmels
  • Dieren
  • Laboratoria
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn actieve bestanddelen?

A

Actieve moleculen die zorgen voor gewenste therapeutische effect in het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn hulpstoffen in geneesmiddelen?

A

Toegediend om het geneesmiddel in een opneembare vorm te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen een actief bestanddeel en een merknaam?

A

Actief bestanddeel <> merknaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een generisch geneesmiddel?

A

Kopie van een origineel geneesmiddel met dezelfde actieve bestanddelen en werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie soorten gebruik van geneesmiddelen?

A
  • Preventief
  • Curatief
  • ‘Over the counter’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen curatief gebruik en preventief gebruik?

A

Curatief is voor zieke dieren, preventief ter voorkoming van ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn agonisten?

A

Geneesmiddelen die hetzelfde effect geven als de natuurlijke boodschapper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn antagonisten?

A

Geneesmiddelen die receptoren blokkeren voor natuurlijke boodschappers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is farmacodynamie?

A

Het effect van geneesmiddel op het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is farmacokinetiek?

A

Effect van het lichaam op het geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vul in: Orale toediening heeft _______ absorptie en langer effect.

A

minder snelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het first pass effect?

A

Geneesmiddelen opgenomen via maagdarmkanaal worden eerst naar de lever geleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is biologische beschikbaarheid?

A

De hoeveelheid geneesmiddel die in de algemene bloedsomloop terechtkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een prodrug?

A

Geneesmiddelen die door de lever omgezet worden in actieve metaboliet

17
Q

Wat zijn residuen in de context van geneesmiddelen?

A

Resten van geneesmiddel die in dierlijke producten worden aangetroffen

18
Q

Wat is de wachttijd?

A

Periode tussen toedienen en het moment wanneer dierlijk product geconsumeerd mag worden

19
Q

Wat zijn bijwerkingen?

A

Reacties op geneesmiddel die schadelijk en ongewild zijn

20
Q

Wat is steady state?

A

Toestand waarbij bloedspiegel van geneesmiddel na elke toediening gelijk blijft

21
Q

Wat is de therapeutische breedte?

A

Verschil tussen minimaal effectieve concentratie (MEC) en maximaal toelaatbare concentratie (MTC)

22
Q

Wat is de therapeutische index?

A

Verhouding tussen MTC en MEC

23
Q

Wat is de halfwaardetijd?

A

Tijd waarin de concentratie in het bloed halveert

24
Q

Wat is een ladingsdosis?

A

Eerste dosis die hoger is bij geneesmiddelen met lange halfwaardetijd

25
Wat zijn de twee types bijsluiters?
* Publieke bijsluiter * Wetenschappelijke bijsluiter (SKP)