Farmacotherapie Eindtoets Flashcards

(194 cards)

1
Q

Pijnmedicatie Stap 1

A

Paracetamol 3-4dd 500-1000mg
Alcoholabusus: max 2g/dag
Dosisaanpassing: gebruik >1mnd & levercirrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pijnmedicatie Stap 2

A

NSAID: naproxen, ibuprofen, diclofenac

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pijnmedicatie Stap 3

A

Zwakwerkend opioïd: tramadol
NB: stap wordt overgeslagen bij nociceptieve pijn bij kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pijnmedicatie Stap 4

A

Sterkwerkend opioïd: morfine, fentanyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bijwerkingen: paracetamol

A

Leverbeschadiging
Treedt op bij dosis >150mg/kg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paracetamol intoxicatie couperen met?

A

N-acetylcysteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Risicofactoren leverbeschadiging paracetamol

A

Alcoholisme: induceert CYP2E1 dat pcm omzet in NAPQI (normaliter geconjugeerd door glutathion)
Leverfalen
Slechte voedingstoestand: tekort aan glutathion leidt tot verhoogd NAPQI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

COX-1 is belangrijk bij…

A

Productie prostaglandinen voor weefselhomeostase: autoregulatie renale perfusie, gastroprotectie en trombocytenaggregatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

COX-2 is belangrijk bij…

A

Autoregulatie renale perfusie, inflammatie, ovulatie, sluiting ductus Botalli en CZS functies (koortsinductie, pijnwaarneming & cognitieve functies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

COX-2 is belangrijk bij…

A

Autoregulatie renale perfusie, inflammatie, ovulatie, sluiting ductus Botalli en CZS functies (koortsinductie, pijnwaarneming & cognitieve functies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Enkele NSAID’s zijn

A

Ibuprofen, naproxen, diclofenac (COX-1 en COX-2 remming) & celecoxib (selectieve COX-2 remmer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bijwerkingen: NSAID’s

A

Gastro-intestinaal: verminderde gastroprotectie –> ulcus –> evt PPI
Renaal: verminderde prostaglandinen –> constrictie afferente nierarteriole
Cardiovasculair: water- en zoutretentie, waardoor perifeer odeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interacties: NSAID’s gastro-intestinaal

A

Coumarines
TAR
SSRI’s (obv verminderde werking trombo’s)
Corticosteroïden (ulcerogeen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interacties: NSAID’s nierfalen

A

RAAS-remmers (risico hyperkaliëmie!)
Diuretica (lager circulerend volume –> nierdoorbloeding meer afhankelijk van prostaglandinesynthese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Interacties: NSAID’s hypertensie

A

Antihypertensiva (minder effectief oa door zoutretentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opioïdreceptoren zijn…

A

µ: analgesie, supraspinale analgesie, ademdepressie, euforie
kappa: analgesie, miosis, sedatie, dysforie en psychotomimetische effecten
delta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Werking: codeïne

A

Lage affiniteit opioïdreceptoren
Zwak analgetisch (1/10e van morfine)
Wordt voor 10% via CYP2D6 omgezet in morfine
Bij 10% vd bevolking gebeurt omzetting naar morfine niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Werking: morfine

A

Agonist alle receptoren, werking met name door µ.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Werking: fentanyl

A

Sterk selectieve affiniteit voor µ
Aanzienlijk sterker analgetisch effect dan morfine
Lipofiel –> transdermale toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Werking: nalaxon

A

Competitieve antagonist voor opiaatreceptoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bijwerkingen: opiaten

A

CZS: delier, sedatie, ademdepressie (Cave: COPD pt), miosis
Obstipatie (door toename tonus van gladde spieren en afname motiliteit)
Huid: jeuk
Afhankelijkheid (mn bij snelwerkende opiaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Werking: tramadol

A

Zwakke agonist met enige selectiviteit voor µ-receptoren, daarnaast remmende werking heropname noradrenaline en serotonine
Zwak analgetisch effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Trias van Virchow

A

Verhoogde stolbaarheid, vertraagde bloedstroom, beschadiging vaatwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Antitrombotica: direct werkend en indirect werkend

A

Direct: heparines
Indirect: vitK-antagonisten en TAR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Oorzaak: arteriële en veneuze trombose
Arterieel: functionele onderbreking endotheellaag --> trombi met trombo's, weinig fibrine en ery's Veneus: circulatoire stase --> trombi met ery's en fibrine, maar weinig trombo's
26
Behandeling: arteriële en veneuze trombose
Arterieel: TAR Veneus: Coumarines, Heparines, DOACs
27
Werking: acetylsalycilzuur
TAR: irreversibele remming cyclo-oxygenase waardoor remming prostaglandine tromboxaan A2. Werkingsduur gelijk aan leven trombo, ca. 10 dagen
28
Werking: clopidogrel
TAR: irreversibele blokkade ADP-receptor trombo's. Geen activatie GPIIb/IIIa-complex Werkingsduur gelijk aan leven trombo, ca. 10 dagen
29
Werking: ticagrelor
TAR: reversibele binding P2Y12-receptor, ADP-afh P2Y12 plaatjesactivatie & aggregatie wordt voorkomen. T1/2 7 uur
30
Werking: dipyridiamol
Reversibele plaatjesaggregatie remming. T1/2 12 uur.
31
Indicaties: ascal (80mg 1dd)
Secundaire preventie MI Behandeling ACS Preventie bij stabiele AP Preventie occlusie CABG Secundaire preventie na TIA Na implantatie coronaire stents icm clopidogrel of ticagrelor
32
Indicaties: clopidogrel (75mg 1dd)
Secundaire preventie na TIA/CVA (eerste keus) PAV (eerste keus) ACS, MI Na implantatie coronaire stents icm ascal
33
Indicaties: ticagrelor (90mg 2dd)
ACS (met of zonder stent)
34
Indicaties: dipyridamol (200mg 2dd)
Secundaire preventie na TIA of herseninfarct icm ascal (tweede keus)
35
Interacties: TAR
Corticosteroïden, NSAIDs, SSRIs (bloeding)
36
Couperen TAR acute situaties
Desmopressine (DDAVP): verbetert adhesie trombo's aan endotheel Trombocytentransfusie (vanaf 40min na ascal of 12 uur na clopidogrel, kan NIET bij dipyridamol)
37
Werkingsduur: acenocoumarol
T1/2: 8 uur Maximale werking: 36-48 uur
38
Werkingsduur: fenprocoumon
T1/2: 160 uur Maximale werking: 48-72 uur
39
Indicatie: vit K antagonist
AF Mechanische klepprothese LE DVT
40
Bijwerkingen: vit K antagonist
Bloedingsrisico (mn bij alcoholinname, therapieontrouw, slechte intake en koortsende ziekte) --> INR monitoren
41
Bloeding onder vit K antagonist stoppen met...
Vitamine K (oraal werkt na 8 uur, iv na 6 uur) Ernstig? --> Cofact Cave: bij fenprocoumon (gezien lange T1/2 op geleide van INR vit K toediening herhalen)
42
Interacties: vit K antagonist
NSAID's Corticosteroïden Co-trimoxazol: CYP2C9 inducer --> snelle sterke verlenging INR! Anti-epileptica (carbamazepine & fenytoïne) en rifampicin: CYP inducers --> verminderde werking
43
Streef INR bij vit K antagonisten
antistolling: 2-3 mechanische klep/LE: 2.5-3.5 actieve bloeding: <1.7
44
CHA2DS2VASc-score staat voor...
C: Congestive heart failure H: hypertension A2: Age >75 years D: Diabetes Mellitus S2: Stroke/TIA/thrombo-embolism V: Vascular disease A: Age 65-74 years Sc: Sex (female = 1)
45
Werking: heparine
Activatie anti-trombine III --> neutralisering factor IIa (trombine) en geactiveerde factor X Controleer antistollende effect via aPTT
46
Werking: LMWH
2-3x hogere anti-Xa effect dan heparine Zwakker anti-IIa activiteit dan heparine Langere T1/2 dan heparine, dus stabielere spiegels Cave: renale klaring (niet bij heparine)
47
Indicaties: heparine
Tromboseprofylaxe (>5dgn of tot mobiliseren) Bridging voor Vit K antagonist
48
Bijwerkingen: heparine
Bloedingen bij gelijktijdig gebruik NSAID's, corticosteroïden of bij LMWH's bij slechte nierfunctie Heparine geïnduceerde trombopenie (HIT)
49
Bloeding onder heparine, couperen met...
1mg protamine (zeer langzaam, iv geven) Cave: LMWH wordt max 50% gecoupeerd
50
Bloeding onder heparine, couperen met...
1mg protamine (langzaam iv) LMWH wordt max 50% verminderd in werking
51
Werking: DOAC
Dabigatran: remmer factor II (~80% renaal geklaard!) Apixaban, edoxaban, rivaroxaban: remmers factor Xa (27-35% renaal geklaard)
52
Bloeding onder dabigatran couperen met ....
Idarucizumab
53
Bloeding onder apixaban/rivaroxaban couperen met...
Andexanet Alfa
54
Bijwerkingen: DOAC
Bloedingsrisico Dabigatran: nierfunctieverlies Apixaban, edoxaban, rivaroxaban: gelijktijdig gebruik CYP3A4 inhibitors (verapamil, erytroycine, keto- en itraconazol)
55
Namen: lisdiuretica
bumetanide, furosemide (lasix)
56
Werking: lisdiuretica
Sterk en snel werkend Remming Na/K/2Cl-cotransport K uitscheiding
57
Namen: thiazidediuretica
chloorthalidon, hydrochloorthiazide
58
Werking: thiazidediuretica
Matig, lang aanhoudend Remming Na/Cl-cotransport K uitscheiding
59
Namen: kaliumsparende diuretica
amiloride, spironolacton, triamtereen
60
Werking: kaliumsparende diuretica
Zwak Competitieve antagonist aldosteron
61
Indicaties: lisdiuretica
kortademigheid en oedeem bij hartfalen, ascitis bij levercirrose
62
Indicaties: thiazidediuretica
hypertensie, kortademigheid en oedeem bij mild hartfalen
63
Indicaties: kaliumsparende diuretica
icm met lis- en thiazidediuretica in voorkomen kaliumdepletie
64
Interacties: diuretica
Verhoogde valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines Hyponatriëmie: SSRI's (SIADH) Nierfalen: NSAID's, RAAS-remmers Hyperkaliëmie: NSAID's, RAAS-remmers Verminderd effect: NSAID's (door zoutretentie)
65
Bijwerkingen: lisdiuretica
hypotensie, dehydratie (door koorts, diarree, braken, anorexie) hypokaliëmie (spierzwakte)
66
Bijwerkingen: thiazidediuretica
hypotensie, dehydratie hypokaliëmie hyponatriëmie (misselijk, verward) --> serum natrium controleren 5-9 dan na start bij >80 jaar)
67
Bijwerkingen: kaliumsparende diuretica
hyperkaliëmie (ritmestoornissen, duizeligheid) --> dehydratie, hypotensie, nierfalen Controle kaliumspiegel na starten bij >70 jaar Behandelen met calciumgluconaat, insuline/glucose, natrium-polysereensulfaat (resonium) of dialyse
67
Bijwerkingen: kaliumsparende diuretica
hyperkaliëmie (ritmestoornissen, duizeligheid)
68
Namen: ß-blokkers
Niet selectief: propanolol, labetalol (ook alfablokker!), sotalol, carvedilol Selectief (ß1): atenolol, bisoprolol, metoprolol
69
Naam/werking: alfa-blokkerende sympatholytica
Tamsulosine: relaxatie gladde spieren in prostaat en urinewegen + bloeddrukdaling door verwijding arteriële en venen
70
Naam/werking: alfa-blokkerende sympatholytica
Tamsulosine: relaxatie gladde spieren in prostaat en urinewegen + bloeddrukdaling door verwijding arteriële en venen
71
Indicaties: ß-blokkers
Circulatoire aandoeningen: AF AP (secundaire preventie) hypertensie stabiel chronisch hartfalen met verminderde systolische ventrikelfunctie
72
Bijwerkingen: ß-blokkers
hypotensie, bradycardie en verhoogde valneiging Bronchospasmen (mn bij astma en niet selectief) Sotalol --> ritmestoornissen!
73
Interacties: ß-blokkers
Bradycardie: calciumantagonisten, negatief chronotrope medicatie Ritmestoornissen (Sotalol): kaliumspiegel verlagende middelen, nierfunctie verminderende middelen, QT-verlengende middelen (oa. sommige antipsychotica) Verminderd effect: NSAID's (door zoutretentie)
74
Namen/soorten: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: amlodipine, nifedipine Overig: verapamil, diltiazem
75
Werking: calciumantagonisten
Vertraging prikkelgeleiding SA- en AV-knoop --> alleen bij verapamil en diltiazem (minder negatief inotroop dan verapamil) Vasodilatatie (coronair en systemisch)
76
Indicaties: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: hypertensie Overig: hypertensie en AF
77
Bijwerkingen: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: ongewenst vaatverwijdend --> hoofdpijn, flushes, oedeem, duizeligheid, reflextachycardie, hypotensie Overig: zelfde als dihydropyridinen + bradycardie
78
Interacties: calciumantagonisten
Dihydropyridinen: CYP3A4 beïnvloedende middelen Overig: ß-blokkers
79
Namen: ACE-remmers
captopril, enalapril, lisinopril
80
Indicaties: ACE-remmers
hypertensie hartfalen MI nefropathie met proteïnurie, micro-albuminurie
81
Bijwerkingen: ACE-remmers
hyperkaliëmie, nierfalen, hypotensie, valneiging, angio-oedeem (KNO) --> start low, go slow
82
Interacties: ACE-remmers
Nierfalen: diuretica, NSAIDs Hyperkaliëmie: kaliumsparende diuretica Hypotensie: diuretica Valneiging: antihypertensiva, opiaten, benzodiazepines Verminderd effect: NSAID's
83
Namen/werking: AT1-antagonisten
Losartan, valsartan: RAAS-remmer (blokkade angiotensine II)
84
Namen/werking: hartglycosiden
Digoxine: positief inotroop, negatief chronotroop
85
Indicaties: hartglycosiden (digoxine)
AF met snelle ventrikelfrequentie Hartfalen
86
Werkingsduur: hartglycosiden (digoxine)
T1/2 40-70 uur
87
Interacties: hartglycosiden (digoxine)
Ritmestoornissen: kalium verlagende middelen (lis/thiazidediuretica) & nierfunctie verminderende middelen (NSAID's) Bradycardie: negatief chronotrope middelen (verapamil)
88
Indicaties: nitraten (nitroglycerine)
AP longoedeem/astma cardiale
89
Bijwerkingen: nitraten
nitraatcollaps (snelwerkend preparaat bij onvervulde patiënt) --> niet staand innemen tolerantie bij onderhoudsbehandeling --> intermitterend doseren
90
Werking: metformine
Remt glucoseproductie en verhoogt perifere gevoeligheid voor insuline
91
Indicaties: metformine
DM type II die niet met leefstijl behandeld is
92
Bijwerkingen: metformine
Lactaatacidose (renale klaring, dus mn bij slechte nierfunctie) Maag-darmklachten
93
Contra-indicaties: metformine
eGFR <10, hartfalen, chronische hypoxemie, sepsis, jodiumhoudende contrastvloeistoffen, algehele anesthesie (pas herstart na 48u)
94
Werking: SU-derivaten
Stimuleren afgifte van insuline onafhankelijk van glucoseconcentratie
95
Namen/typen: SU-derivaten
Kortwerkend: tolbutamide, gliclazide Langwerkend: glibenclamide, glimepiride
96
Indicaties: SU-derivaten
DM type II waarbij metformine onvoldoende werkt
97
Bijwerkingen: SU-derivaten
Hypoglykemieën --> met name bij onregelmatige intake, inspanning en nierinsufficiëntie. Behandelen met koolhydraten, glucose of glucagon Cave: ß-blokkers kunnen begin hypo maskeren!
98
Werking: SGLT2-remmers
Selectieve en reversibele blokkade natriumglucose-cotransport in nieren --> uitscheiding glucose via urine
99
Indicaties: SGLT2-remmers
DM type II onvoldoende gereguleerd met leefstijl Hartfalen --> gunstig effect op hart- en vaatziekten en chronische nierschade
100
Bijwerkingen: SGLT2-remmers
Euglycemische diabetische ketoacidose (EDKA) (mn bij koolhydraat arm dieet)
101
Namen/typen: Insuline
snelwerkend: aspart (novorapid) --> piek 45-90 min kortwerkend: gewone insuline (humuline regular/actrapid) --> piek 2-3 uur langwerkend: glargine (Lantus) --> werkingsduur ca. 24 uur
102
Namen/typen: antidepressiva
TCA's: amitryptiline (remt heropname serotonine&noradrenaline), nortryptiline (remt heropname noradrenaline) SSRI's: SSRI's: citalopram, fluoxetine, paroxetine (remmen heropname serotonine in presynaptisch neuron)
103
Indicaties: antidepressiva
Matig-ernstige depressie TCA's: ook neuropathische pijn SSRI's: ook anxiolytisch --> angststoornissen & OCD
104
Bijwerkingen: TCA's
anticholinerg: droge mond, obstipatie, urineretentie, verwardheid antihistaminerg: sedatie anti-noradrenerg: orthostatische hypotensie Ritmestoornissen
105
Bijwerkingen: SSRI's
SIADH met risico hyponatriëmie Trombocytopathie --> bloedingsrisico Serotoninesyndroom: agitatie, koorts, hyperreflexie
106
Interacties: TCA's
orthostase: antihypertensiva, diuretica
107
Interacties: SSRI's
hyponatriëmie: thiazidediuretica bloedingsrisico: NSAID's serotonerg syndroom: tramadol, lithium, triptanen, tryptofaan, sint-janskruid
108
Werking: lithium
stemmingsstabilisator renale klaring en interactie met natrium cave: intoxicatie bij nierfunctiestoornissen
109
Indicaties: lithium
Bipolaire stoornis Additietherapie persisterende depressieve stoornis
110
Bijwerkingen: lithium
Tragere schildklierwerking (periodiek TSH bepalen) Misselijkheid, braken, diarree, myoklonieën Diabetes insipidussyndroom (langdurig gebruik) --> altijd ruim drinken (2-3L per dag) en 2-4x per jaar nierfunctie en bloedspiegel lithium controle
111
Interacties: lithium
Diuretica, NSAID's, RAAS-remmers
112
Werking: benzodiazepines
Versterkende werking GABA via GABAa-receptor
113
Namen: benzodiazepines
Kortwerkend: oxazepam (T1/2: 5-15 uur), temazepam (T1/2 7-12 uur) Langwerkend: diazepam (T1/2 40-100 uur)
114
Indicaties: benzodiazepines
slaapstoornissen gegeneraliseerde angststoornissen onthoudingsverschijnselen koortsconvulsie/epileptisch insult premedicatie chirurgie
115
Bijwerkingen: benzodiazepines
spierhypotonie amnesie afname alertheid tolerantie en reboundfenomeen ademdepressie bij COPD paradoxale reacties (agitatie, onrust)
116
Interacties: benzodiazepines
verhoogde valneiging: antihypertensiva, alcohol, opiaten ademdepressie: opiaten, alcohol
117
Couperen benzodiazepines met...
flumazenil (T1/2 ca. 1 uur!)
118
Typen: ß-lactam-antibiotica
penicillinen, cefalosporinen, carbapenems
119
Werking: ß-lactam-antibiotica
Vermindering bacteriële celwandsynthese (bactericide)
120
Namen: penicillinen
smalspectrum: benzylpenicilline, flucloxacilline breedspectrum: amoxicilline
121
Indicaties: penicillinen
gram-positieve bacteriën
122
Bijwerkingen: penicillinen
diarree overgevoeligheid (huidreacties, mn bij amoxicilline) anafylactische shock
123
Namen/generaties: cefalosporinen
1e generatie: cafazoline (gram-positieven, geen ß-lactamase) 2e generatie: cefuroxim (gram-negatieven, ß-lactamasevormers) 3e generatie: ceftriaxon, ceftazidim (gram-negatieven)
124
Naam/werking: carbapenems
imipenem, meropenem: zeer breed spectrum tegen grampositief, gramnegatief en anaerobe "reserve" middelen tegen resistente micro-organismen!
125
Naam/werking: tetracyclinen
doxycycline, tetracycline: remming eiwitsynthese (bacteriostase)
125
Naam/werking: tetracyclinen
doxycycline, tetracycline: remming eiwitsynthese (bacteriostase)
126
Bijwerkingen: tetracyclinen
gebitsverkleuring fotosensibilisatie groeiremming (bot) --> contra-indicaties: zwangerschap en kind < 8 jaar
127
Interacties: tetracyclinen
aluminium, calcium, ijzer en magnesium bevattende preparaten: verminderde absorptie van tetracycline (onoplosbare complexen)
128
Namen/werking: aminoglycosiden
gentamicine, tobramycine remming eiwitsynthese (bactericide) parenterale toediening!
129
Bijwerkingen: aminoglycosiden
Ototoxisch (irreversibel), neurotoxisch (reversibel) --> spiegels bepalen en kortdurend geven
129
Indicaties: aminoglycosiden
gram-negatieve staven (smal-therapeutisch)
130
Naam/werking: macroliden
azitromycine, erytromycine, claritromycine remming eiwitsynthese (bacteriostatisch)
131
Indicaties: macroliden
gram-positieve bacteriën
132
Interacties: macroliden
erytromycine en claritromycine remmen CYP3A4 --> statines niet tegelijk geven (rhabdomyolyse)
133
Bijwerkingen: macroliden
Verlengd QTc interval torsade de pointes icm andere QTc verlengers
134
Naam: sulfonamiden/trimethroprim (combinatiepreparaat)
Co-trimoxazol
135
Interacties: cotrimoxazol
methotrexaat: versterkte werking (dihydrofolaatreductase remming potentieel leidend tot beenmergsuppressie) Vit K antagonisten: stijging INR
136
Namen: chinolonen
ciprofloxcacine, levofloxacine, moxifloxacine, norfloxacine
137
Werking: chinolonen
DNA-synthese remming (bactericide)
138
Indicaties: chinolonen
gram-negatieve organismen
139
Interacties: chinolonen
QTc verlengende middelen (zijn chinolonen zelf ook!) --> torsade de pointes
140
Naam: anaerobe antibiotica
metronidazol
141
Interacties: metronidazol
Versterking werking vit K antagonisten beïnvloeding stofwisseling aldehyde-dehydrogenase, verhoogde aceetaldehydeconcentratie --> afraden alcoholgebruik tot 48u na staken
142
Biologische beschikbaarheid (F) is...
Fractie van toegediende dosis die onveranderd de circulatie bereikt First-pass effect: darmen & lever iv toediening --> F = 100%
143
Farmacokinetiek beschrijft
Absorptie, distributie, metabolisme, eliminatie (ADME)
144
Verdelingsvolume is...
hoeveelheid opgenomen middel/plasmaconcentratie --> belangrijk voor oplaaddosis
145
Metabolisme: type I en type II reacties zijn...
type I: hydrolyse, oxidatie, reductie type II (conjugatie): acetylering, gluconidering, sulfatering
146
Namen/werking: enzyminhibitors
Azolen (ketoconazol, itraconazol, miconazol), claritromycine, erytromycine, verapamil, grapefruitsap. Inhibitie van CYP3A4. Hogere bloedspiegels, direct effect
147
Namen/werking: enzyminducers
rifampicine, anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne), st. janskruid. Inductie CYP3A4. Lagere bloedspiegels, effect na dagen tot weken
148
Klaring is...
maat voor eliminatiecapaciteit door lever en nier onderhoudsdosering in steady state is alleen afhankelijk van de klaring klaring neemt met dezelfde factor af als de GFR
149
Halfwaardetijd is...
tijd tot de plasmaconcentratie halveert tijd tot ontwikkelen van steady state is alleen afhankelijk van de T1/2
150
Geneesmiddelen moeten acuut gestopt worden bij...
anafylaxie trombocytopenie/hemolytische anemie ernstige huidreacties (SJS, TEN)
151
Anafylaxie komt vaker voor bij deze geneesmiddelen
ß-lactam antibiotica NSAID's spierverslappers
152
Behandeling: anafylaxie (stap 1 & 2)
Stap 1: stoppen verdacht geneesmiddel/wisselen naar chemisch niet verwant geneesmiddel Stap 2: adrenaline 0.5mg im, clemastine (tavegil) 2mg iv, dexamethason 8mg iv + bij (verdenking) bronchospasmen salbutamol 5mg vernevelen
153
Anafylactisch vs anafylactoïde
Anafylactisch: treedt op na sensibilisatie (eerste x effect na 7-21 dagen, daarna na minuten tot dagen) Anafylactoïde: lijken op IgE-gemedieerde reacties, maar worden niet door specifieke herkenning veroorzaakt. Komt voor bij opiaten, acetylsalicylzuur en NSAID's (lijken dosisafhankelijk!)
154
Gradering anafylaxie
Graad 1: jeuk, erytheem, urticaria Graad 2: + gegeneraliseerd oedeem en gastro-intestinale klachten Graad 3: + heesheid en stridor, vaak drukkend gevoel op de borst Graad 4: + cyanose, hypotensie, collaps, bewusteloosheid, incontinentie en hartritmestoornis
155
Trombocytopenie komt vaker voor bij deze geneesmiddelen
heparines (HIT) ß-lactam antibiotica (hemolytische anemie, treedt op na ca. 1 week)
156
Behandeling: trombocytopenie
Stap 1: stoppen verdacht geneesmiddel/wisselen naar chemisch niet verwant geneesmiddel Stap 2: (trombocyten) transfusie
156
Heparine geïnduceerde trombocytopenie (HIT) typen
Type I: niet immuun-gemedieerd, 1-4dgn na start heparine, trombocytenaantal 100*10^9, geen anti-HEP/PF4, geen trombose, geen bloedingscomplicaties --> heparine continueren Type II: immuun-gemedieerd, 5-10 dan na start heparine, trombocytenaantal 30-55*10^9, wel anti-HEP/PF4 antilichamen, 30% trombose, zelden bloedingen --> staken heparine
157
Huidreacties komen vaker voor bij deze geneesmiddelen
penicillinen cefalosporinen allopurinol carbamazepine
157
Mogelijke huidreacties geneesmiddelen
exantheem maculopapuleuze erupties urticaria angio-oedeem syndroom van Stevens-Johnson (SJS) toxische epidermale necrolyse (TEN)
158
Syndroom van Stevens-Johnson
<10% lichaamsoppervlak aangedaan Slijmvlieslocaties (conjunctivitis, orale mucositis)
159
Toxische epidermale necrolyse
>30% lichaamsoppervlak aangedaan
160
Behandeling: SJS/TEN
Stap 1: medicatie direct stoppen Stap 2: pijnbestrijding, infectiebestrijding, bij TEN doorverwijzing brandwondencentrum
161
Informatie op recept dient te bevatten...
naam+geboortedatum patiënt naam arts naam/sterkte/hoeveelheid/gebruik geneesmiddel paraaf datum nierfunctie eGFR <50 (indien bekend) reden van voorschrijven bij carbamazepine, fluconazol, methotrexaat, rifampicine
162
Opiaatrecept heeft de volgende eisen...
handtekening sterkte en hoeveelheid volledig uitgeschreven volledig adres arts + telefoonnummer datum één geneesmiddel per recept alle gegevens patiënt (naam + volledig adres) herhalingen volledig uitgeschreven onuitwisbare inkt
163
Rijvaardigheid beïnvloedende medicatie
benzodiazepines opiaten TCA's bepaalde anti-epileptica bepaalde antipsychotica bepaalde antihistaminica (clemastine)
164
Rijvaardigheid beïnvloedende middelen van categorie 1
weinig invloed, gelijk aan alcohol <0.5 promille temazepam tot 20mg (8 uur niet rijden) oxazepam tot 50mg (16 uur niet rijden)
165
Rijvaardigheid beïnvloedende middelen van categorie 2
licht tot matige invloed, gelijk aan alcohol 0.5-0.8 promille
166
Rijvaardigheid beïnvloedende middelen van categorie 3
ernstig of potentieel gevaarlijk, gelijk aan alcohol >0.8 promille tramadol (echter wel na 2 weken zonder bijwerkingen) morfine (echter wel na 2 weken zonder bijwerkingen) clemastine temazepam >20mg oxazepam >50mg
167
Regelgeving rijvaardigheid beïnvloedende medicatie
Arts/apotheker: plicht patiënt te informeren Patiënt: strafbaar bij rijden bij gebruik middel waarbij rijden niet toegestaan is
168
WHO 6-step
1: probleemstelling 2: behandeldoel 3: behandelopties 4: keuze geschikt voor specifieke patiënt? 5: recept en patiënt informatie 6: follow-up
169
Keuze voor een geneesmiddel wordt gemaakt op basis van...
effectiviteit, veiligheid, kosten en doelmatigheid
170
Voordelen en nadeel: "me too's"
Voordelen: gunstigere farmacokinetiek, minder interacties en toepasbaarheid van de representant bij lever- of nierfunctieverlies Nadeel: idiosyncratische bijwerkingen
171
New chemical entity (NCE) voordeel en caveat
voordeel: nieuwe aanvulling therapeutisch pakket caveat: extra aandacht voor bijwerkingen en registratie
172
Wanneer zijn generieken bio-equivalent?
Als het 90%CI van de AUC en de Cmax binnen 80-125% van het referentieproduct liggen Voor middelen met een smal therapeutische breedte moet dit tussen de 90-111% liggen
173
Wat is het preferentiebeleid?
Zorgverzekeraar mag bepalen welke variant vergoed wordt bij middelen met dezelfde werkzame stof NB. niet bij medische noodzaak
174
Waarvoor is toestemming nodig van de patiënt voor het opvragen van meditatiegegevens volgens de AVG en WGBO?
opvragen, inzien, gebruiken en bijwerken. van medicatiegegevens
175
Waarvoor is de arts verantwoordelijk in de medicatieoverdracht?
het hebben van een actueel medicatie overzicht bij het voorschrijven registreren en overdragen van gewijzigde medicatie aan betrokken zorgverleners (minstens huisarts, apotheker en toediener)
176
Waarvoor is de apotheker verantwoordelijk in de medicatieoverdracht?
veilig ter hand stellen en bewaken van voorgeschreven medicatie actueel medicatie overzicht beschikbaar bij elk overdrachtsmoment
177
Waarvoor is de patiënt verantwoordelijk in de medicatieoverdracht?
apotheek aanwijzen die medicatiedossier beheert en eerste aanspreekpunt is voor actueel medicatiegebruik
178
Welke middelen passeren niet de placenta?
nadroparine en heparine
179
Risico medicatiegebruik per trimester
1e trimester: abortus en aanlegstoornis 2e trimester: groeivertraging 3e trimester: farmacologische effecten van het geneesmiddel rond de partus risico op complicaties
180
Zwangerschap: meest veilige middelen
kunnen gebruikt worden paracetamol nadroparine amoxicilline claritromycine acetylsalicylzuur
181
Zwangerschap: waarschijnlijk veilige middelen
kan gebruikt, maar meest veilig heeft voorkeur metoprolol metformine diclofenac ibuprofen
182
Zwangerschap: mogelijk risico uitleg
nadelige effecten afwegen tegen belang behandeling
183
Zwangerschap: risico op aangeboren afwijkingen middelen
alleen in uitzonderingsgevallen met extra controles carbamazepine acenocoumarol fenprocoumon doxycycline gentamicine enalapril
184
Zwangerschap: risico onbekend middelen
onvoldoende informatie beschikbaar, kies een middel waar meer over bekend is ciprofloxacine
185
Lactatie: meest veilig middelen
handhaven paracetamol ibuprofen acenocoumarol nadroparine
186
Lactatie: waarschijnlijk veilig middelen
diclofenac acetylsalicylzuur metoprolol fenprocoumon enalapril metformine
187
Lactatie: risico onbekend middelen
ciprofloxacine
188
Lactatie: mogelijk risico middelen
codeïne morfine
189
Lactatie: risico middelen
stoppen! oxazepam diazepam