Feiten Tentamen herkansing 2016 Flashcards

1
Q

Noem 4 redenen waarom astma niet goed ingesteld kan zijn bij patient

A
  1. Therapie ontrouw
  2. Verkeerde inhalatie techniek
  3. veranderde omgevingsfactoren ( bijv. gaan roken)
  4. Astma + andere ziekte
  5. andere aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat moet huisarts tegen patiënt vertellen over bijwerkingen van nieuwe prednisolonkuur ?

A

er vallen voor deze kuur geen noemenswaardige bijwerkingen te verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk genetisch effect van budesonide vermindert de benauwdheid?

A

Budesonide vermindert de transcriptie van genen die worden aangezet door ontstekingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer is het effect van corticosteroïden maximaal?

A

1-2 weken na herhaalde toediening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Budesonide heeft slechts beperkte systemische effecten na inhalatie. Wat is de reden voor dit fenomeen?

A

Budesonide heeft een sterk ‘first-pass’ effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 2 allergenen die voornamelijk voorkomen in een v vochtige woning

A

schimmels, huisstofmijt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke holte ligt direct lateraal van de laminaat papyracea?

A

orbita

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel longkwabben heeft de linkerlong? rechterlong?

A

Linkerlong 2 longkwabben, rechterlong drie longkwabben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarin onderscheidt het vestibulum nasi zich van de werkelijke neusholte?

A

Er zitten haren in het vestibulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

definitie luchtstroomsterkte

A

ook wel flow V* is het aantal liters dat per minuut door de luchtwegen stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarop wijst een V/Q verhouding tussen 1 en oneindig?

A

Dode ruimte ventilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kenmerkt het adempatroon bij het centraal slaap-apneusyndroom ten gevolge van hartfalen?

A

cheyne-stokes ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is 1 atmosfeer?

A

760 mmhg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van kortademigheid bij inspanning bij een patiënt met ernstig COPD?

A

Dynamische hyperinflatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de belangrijkste reden om non-invasieve beademing te starten?

A

acute hypercapnie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met welke vorm van aanvullend onderzoek kan de mate van emfyseem bij een COPD patiënt worden vastgesteld?

A

CT-thorax

17
Q

wat is een nieuwe methode / behandeling voor COPD?

A

endobronchiale longvolume reductie

18
Q

Op welke 2 manieren kan endobronchiale longvolume reductie worden uitgevoerd?

A

Per bronchoschoop plaatsten van 1. coils of 2. klepjes die als ventiel werken

19
Q

welke vorm van emfyseem is panlobulair?

A

a1 antitrypsinedeficientie

20
Q

Welk macrolide wordt bij voorkeur gegeven bij een infectie met heamophilus influenza?

A

azitromycine

21
Q

Cefalosporine niet bijwerking:

A

droge mond

22
Q

Welk mechanisme is verantwoordelijk voor het feit dat sommige bacterien resistent worden voor macroliden?

A

bacterien produceren een eiwit dat de macroluiden de cel uit pompt

23
Q

welke bronchopulmonale bijgeluid is het meest specifiek voor een instersitiele longziekte?

A

inspiratoire crepetaties

24
Q

zandstraler

A

silicose

25
Q

Welke cytokines worden er voornamelijk gemaakt bij sarcoidose?

A

IFNy&IL-17

IFNy induceert de formatie van multinucleated giant cells

26
Q

Wat is er te zien op een HR-CT thorax van een patiënt met longfibrose

A

Honeycombing, matglasaspecten, bronchiectasieen, versterkte interstitiele tekening

27
Q

geef een voorbeeld van een pneumoconiose

A

asbestose, silicose, talcose, mijnwerkerslong

28
Q

Wat is het aangewezen onderzoek om de diagnose bronchiectasien te bevestigen?

A

HRCT thorax

29
Q

Noem twee aandoeningen die op jonge leeftijd aanleiding kunnen geven tot bronchiectasieen

A

cystic fibrosis

primaire ciliare dyskinesie

30
Q

Na influenza bestaat er een verhoogde kans op bacteriële longontsteking. Welke bacterie veroorzaakt deze pneumonie meestal

A

streptococcus pneumoniae

31
Q

acute virale rhinitis (verkoudheid) > beschrijf het beloop in volgorde van ontstaan.

A
  1. keelpijn, niezen, kriebelend gevoel in de neus, beginnende algehele malaise.
  2. waterige uitvloed, niezen, soms conjunctivitis.
  3. Daarna neus obstructie & snot
32
Q

waardoor wordt een virale pneumonie gekenmerkt?

A

interstitiele pneumonie

33
Q

wat is de eerste stap in het logaritme van de diagnostiek van longembolie?

A

klinische beslisregel

34
Q

Een patiënt komt binnen per ambulance. Lage saturatie a 85% bij toediening van O2 per neusbril van 15L/min. Hij heeft zich verslikt in biefstuk. Waarom reageert de lage O2 saturatie niet op o2 toediening?
Noem een andere situatie of aandoening waarbij zuurstof toediening geen effect heeft bij lage O2 saturatie:

A

Er is een shunt ontstaan doordat het stuk bieftstuk een deel van de long afsluit. Hier vind daardoor geen ventilatie meer plaats maar wel perfusie.

Open foramen ovale
occlusie van luchtweg door sputumplug
acute benauwdheid bij pasgeborene

35
Q

noem 5 kenmerken van motiverende gespreksvoering

A
1 Respect & empathie
2 judohouding bij weerstand
3 geen discussie
4 niet moraliseren
5