filosofie Flashcards

hoofdstuk 1 (46 cards)

1
Q

Wat zijn waarden?

A

Algemene morele uitgangspunten, aspecten van het leven die we belangrijk vinden, drukken een beoordeling/evaluatie uit.

Voorbeelden zijn veiligheid, vrijheid, vriendschap, rechtvaardigheid, integriteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn deugden?

A

Waardevolle karaktereigenschappen zoals vriendelijkheid, eerlijkheid, en bescheidenheid.

Voorbeeld: ‘Eerlijkheid is een deugd.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn normen?

A

Concrete gedragsbepalingen die voorschrijven wat we moeten/mogen doen, drukken plicht, permissie of verbod uit.

Voorbeelden: ‘breek nooit je belofte’, ‘je moet de waarheid spreken’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent moreel?

A

Wat overeenstemt met de heersende waarden en normen, zoals zieken verzorgen.

Dit is in contrast met immoreel gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent immoreel?

A

Wat de heersende waarden en normen schendt, zoals uitsluiting op basis van racisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een-moreel?

A

Situaties waarbij geen waarden en normen betrokken zijn, zoals de uitspraak ‘De zon komt op in het oosten.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is moraal?

A

Een stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen.

Dit kan een publieke of persoonlijke moraal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ethiek?

A

De studie van normen en waarden, gericht op de vraag welke normen en waarden we kunnen rechtvaardigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de kerntaak van de ethiek?

A

Onderzoeken van de geldigheid van waarden en normen, niet beschrijven of verklaren.

Ethiek is normatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen descriptief en normatief?

A

Descriptief beperkt zich tot ‘wat is’, normatief richt zich op ‘wat zou moeten zijn’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe rechtvaardig je een norm?

A

Door redenen te formuleren voor die norm, niet door oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het funderingsprobleem in de ethiek?

A

De logische kloof tussen zijn (feiten) en behoren (normen), waarbij uit feiten niet zonder meer normen kunnen worden afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de implicaties van het funderingsprobleem?

A
  • Wetenschappelijke feiten zijn niet bruikbaar in de ethiek
  • Exacte wetenschap kan geen sluitend argument geven over hoe we ons leven moeten leiden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is objectivisme?

A

De stelling dat de juistheid van algemene morele uitgangspunten bewezen kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is relativisme?

A

De opvatting dat normen en waarden altijd relatief zijn, en het zinloos is om te proberen ze te rechtvaardigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn cultuuroverstijgende normen?

A

Normen en waarden die bijna overal als waardevol worden beschouwd, zoals vriendschap en eerlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is subjectivisme in de ethiek?

A

De opvatting dat morele uitspraken een uitdrukking van gevoel zijn, zoals emotivisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de bezwaren tegen emotivisme?

A
  • Afkeer leidt niet altijd tot morele afkeuring
  • We hechten betekenis aan de rechtvaardiging van morele keuzes
  • Morele gevoelens zijn vaak het gevolg van morele opvattingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de twee concepten van vrijheid volgens Isaiah Berlin?

A
  • Negatieve vrijheid: afwezigheid van beperkingen
  • Positieve vrijheid: aanwezigheid van reële keuzemogelijkheden.
20
Q

Wat zijn de instrumentele en intrinsieke waarden van vrijheid?

A
  • Instrumentele waarde: wat we ermee kunnen bereiken
  • Intrinsieke waarde: onafhankelijk van de gevolgen van die vrijheid.
21
Q

Is vrijheid een absolute waarde?

A

Nee, soms is inperking nodig om andere vrijheden te beschermen.

22
Q

Wat is authenticiteit?

A

Trouw zijn aan jezelf, en proberen je ware identiteit tot uitdrukking te brengen.

23
Q

Wat zijn de interne en externe bronnen van identiteit?

A
  • Interne bron: aangeboren talenten en beperkingen
  • Externe bron: cultuur en opvoeding.
24
Q

Wat is geluk volgens de tekst?

A

Een geluksgevoel, een gevoel van blijdschap, diepe tevredenheid, of zelfs extase.

25
Wat is het gedachte-experiment van Robert Nozick?
Een 'geluksmachine' die uitnodigt om na te denken over de waarde van echte ervaringen versus alleen geluksgevoelens.
26
Wat is het verschil tussen geluk en een geluksgevoel?
Geluk is niet gelijk aan een geluksgevoel; we verlangen naar gevoelens van geluk die op de juiste wijze verbonden zijn aan de realiteit. ## Footnote Dit benadrukt dat geluk niet alleen subjectieve ervaringen zijn, maar ook objectieve omstandigheden vereisen.
27
Wat is de redenering om te stellen dat vrijheid en authenticiteit leiden tot geluk?
Vrijheid en authenticiteit zijn waardevol omdat ze leiden tot geluk; we worden gelukkig omdat we vrij zijn. ## Footnote Dit verschilt van de opvatting dat vrijheid en authenticiteit waardevol zijn vanwege het geluk dat ze opleveren.
28
Wat zijn de twee hoofdlijnen van de ethiek volgens de tekst?
Utilitarisme en de ethiek van Kant. ## Footnote Deze twee theorieën bieden verschillende benaderingen voor moreel gedrag.
29
Wat is utilitarisme?
Een vorm van consequentialisme die stelt dat de gevolgen van een handeling bepalen of deze goed of slecht is. ## Footnote Het 'nut' is het enige criterium om morele handelingen te beoordelen.
30
Wie is Jeremy Bentham en wat is zijn bijdrage aan het utilitarisme?
Jeremy Bentham (1748-1832) stelde dat 'het grootste geluk voor het grootste aantal' de maatstaf is voor goed en kwaad. ## Footnote Zijn ideeën zijn fundamenteel voor de ontwikkeling van utilitaristische ethiek.
31
Wat is het rechtvaardigingscriterium in utilitarisme?
Verricht altijd die handeling die tot zoveel mogelijk netto-geluk leidt. ## Footnote Dit houdt in dat morele plichten voortkomen uit het maximaliseren van geluk.
32
Wat is een voorbeeld van de radicale toepassing van utilitarisme?
De plicht om mondiale middelen te herverdelen om het geluk van armen te vergroten. ## Footnote Dit kan leiden tot morele dilemma's zoals euthanasie vanuit een utilitaristisch perspectief.
33
Wat is het 'Child-in-pond' gedachtenexperiment?
Een scenario waarin iemand moet kiezen tussen dure schoenen beschermen of een kind redden dat verdrinkt. ## Footnote Dit experiment illustreert morele verantwoordelijkheden en de impact van onze keuzes.
34
Wat zijn de kritiekpunten op utilitarisme?
1) Praktische problemen bij het inschatten van gevolgen 2) Negeert andere morele overwegingen 3) Negeert rechtvaardigheid in hoe geluk tot stand komt 4) Relatie tussen authenticiteit en geluk. ## Footnote Elk kritiekpunt benadrukt de beperkingen van een puur utilitaristische benadering.
35
Wat is de ethiek van Kant?
De morele waarde van een handeling hangt af van het principe waarop deze is gebaseerd, niet van de gevolgen. ## Footnote Dit type ethiek wordt ook wel deontologische ethiek genoemd.
36
Wat is de categorische imperatief volgens Kant?
1) Handel alleen volgens die maxime waarvan je wilt dat het een algemene wet wordt. 2) Handel zo dat je het menszijn altijd als doel behandelt, nooit als middel. ## Footnote Dit zijn de fundamenten van Kants morele filosofie.
37
Wat is een voorbeeld van de gulden regel?
Behandel anderen zoals je door hen behandeld wilt worden. ## Footnote Deze regel benadrukt wederzijds respect en morele verantwoordelijkheid.
38
Wat zijn de centrale begrippen in de tekst?
* Descriptief * Normatief * Waarden * Normen * Moreel * Immoreel * Amoreel * Moraal * Ethiek * Objectivisme * Relativisme * Subjectivisme * Emotivisme * Positieve en negatieve vrijheid * Intrinsieke en instrumentele waarde * Symbolische en expressieve waarde * Interne en externe bron van authenticiteit * Geluksmachine van Nozick * Consequentialisme * Utilitarisme * Deontologische ethiek * Hypothetische en categorische imperatieven * Autonomie * Categorisch imperatief * Contradictie in de maxime/wil * Antropocentrisch * Antropoceen. ## Footnote Deze begrippen zijn essentieel voor het begrijpen van morele en ethische theorieën.
39
Waarom moet een algemene norm gefundeerd worden?
Een algemene norm is descriptief, maar het is belangrijk om te begrijpen waarom deze norm bestaat en wie deze heeft vastgesteld. ## Footnote Dit vraagt om een brug tussen 'is' en 'moet', wat de basis van morele filosofie vormt.
40
Wat is de algemene norm om iemand in nood te helpen?
Een normatieve norm die aangeeft dat mensen zouden moeten helpen, ook al doet niet iedereen dat ## Footnote Deze norm is niet altijd feitelijk gevolgd, maar de meeste mensen reageren negatief als anderen niet helpen.
41
Wat wordt bedoeld met de term 'normatieve norm'?
Een norm die aangeeft hoe mensen zich zouden moeten gedragen, ongeacht of zij dat daadwerkelijk doen ## Footnote Dit verwijst naar de verwachtingen in de samenleving over hulp bieden.
42
Wat is de odd fallacy?
De fout om van de feitelijke situatie af te leiden hoe dingen zouden moeten zijn ## Footnote Dit houdt in dat er geen fundamentele norm is die deze verwachtingen ondersteunt.
43
Wat gebeurt er als er geen god is die de norm van hulp fundeert?
Men kan blijven doorvragen waarom men zou moeten helpen ## Footnote Dit leidt tot een zoektocht naar de oorsprong van morele verplichtingen.
44
Wat is een voorbeeld van een vraag die kan worden gesteld over de noodzaak van hulp?
Waarom moeten mensen beter worden? ## Footnote Dit is een voorbeeld van regressum ad finitum, waar men steeds verder doorvraagt naar de redenen achter morele verplichtingen.
45
Wat is regressum ad finitum?
Het proces van eindeloos doorvragen naar de redenen achter een stelling of overtuiging ## Footnote Dit kan leiden tot het ontbreken van een definitief antwoord.
46
Geef de formule van Jeremy Bentham
netto geluk min het ongeluk dat je handeling voortbrengt; als die uitkomst positief is is je handeling goed