Financiële Zelfredzaamheid H1,2,3,4 Flashcards

(49 cards)

1
Q

Schadeverzekeringen

A

Om financiële schade van een voorval te dekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zorgverzekering

A

Verplichte verzekering voor ziektekosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zorgtoeslag

A

Tegemoetkoming overheid in de kosten van de zorgverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inboedelverzekering

A

Verzekering voor schade in huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opstalverzekering

A

Verzekering voor schade buitenkant huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aansprakelijkheidsverzekering

A

Verzekering voor schade aan derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Levensverzekeringen

A

Uitkering op leven/overlijden van persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitvaartverzekering

A

Verzekering bij het overlijden van een persoon voor de uitvaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lijfrenteverzekering

A

Uitkering die je krijgt na pensioen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Overlijdensrisicoverzekering

A

Verzekering om schulden af te lossen na je dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Consumptief krediet

A

Lenen om consumptieve doeleinden te financieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kredietnemer

A

Iemand die geld leent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kredietgever

A

De bank die geld verschaft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kredietkosten

A

De kosten van een krediet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Persoonlijke lening

A

Lening voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Aflossingsbestanddeel

A

Deel van vaste maandlasten zonder rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rentebestanddeel

A

Deel van vaste maandlasten (alleen de rente)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Annuïteit

A

Periodiek gelijkblijvend bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Doorlopend krediet

A

Consumptief krediet waarbij je van tevoren een kredietlimiet afspreekt en waarbij je alleen rente betaald op het opgenomen bedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kredietlimiet

A

Maximaal te lenen bedrag

21
Q

Huurkoop

A

Manier van betalen waarbij je bij het laatste termijn eigenaar bent

22
Q

Koop op afbetaling

A

Manier van betalen waarbij je meteen eigenaar bent

23
Q

Enkelvoudige interest

A

Wanneer de interest word berekend op het oorspronkelijke kapitaal of de schuld in een bepaalde periode

24
Q

Samengestelde interest

A

Wanneer de interest word berekend over alles

25
Huurbescherming
Bescherming die je krijgt zodra je iets huurt tegen het gevaar dat de verhuurder de huur opzegt
26
Makelaar
De persoon die helpt bij het onderhandelen van de prijs van een woning
27
Taxateur
Persoon die inschatting maakt over prijs van een woning
28
Hypotheekadviseur
Persoon die helpt bij het afsluiten van een hypotheeklening
29
Notaris
Persoon verplicht in te schakelen bij het kopen van een woning. Alleen deze persoon mag een notariële akte opmaken
30
Notariële akte
Document met eigendomsakte en hypotheekakte
31
Hypothecaire lening
Lening met onroerend goed als onderpand
32
Recht van hypotheek
Recht om onderpand op te eisen
33
Hypotheekgever
Iemand die geld leent
34
Hypotheeknemer
Bank die geld verschaft
35
Gedekt krediet
De kredietnemer heeft zekerheid gegeven waarop de kredietgever zich kan verhalen wanneer de kredietnemer niet aan zijn verplichtingen doet
36
Ongedekt krediet
Kredietgever heeft geen enkele zekerheid of kredietnemer aan de verplichtingen doet
37
Hypotheekrenteaftrek
Rente die over hypotheeklening wordt betaald, mag door belasting in minderheid worden gebracht
38
Bruto lasten
Aflossing met rente
39
Netto lasten
Hypotheeklasten zonder belastinggeld
40
Inkomensheffing
Bestaat uit belasting en premies
41
Aftrekposten
Rente op je hypothecaire lening mag je van je bruto inkomen aftrekken
42
Belastbaar inkomen
Bruto jaarinkomen - aftrekposten
43
Heffingskorting
Korting die je krijgt op je belasting
44
Netto jaarinkomen
Bruto jaarinkomen-heffingsbedrag
45
Lineaire hypotheek
Je lost steeds met hetzelfde bedrag belastingvoordeek over rente
46
Netto rentelasten
Rente-belastingaftrek
47
Bruto rentelasten
Alle rente
48
Annuïteitenhypotheek
Je betaald iedere maand hetzelfde bedrag
49
Aflossingsplan
Overzicht schuld begin en eind periode