Finish Up 2 Flashcards
(57 cards)
1
Q
to go steady
A
verkering hebben
2
Q
to break it off
A
het uitmaken
3
Q
guardian
A
voogd
4
Q
adultery
A
overspel
5
Q
infidelity
A
ontrouw
6
Q
adversity
A
tegenspoed
7
Q
to resemble
to look like
A
lijken op
8
Q
resemblance
A
gelijkenis
9
Q
to strike
A
opvallen
10
Q
to owe to
A
te danken hebben aan
11
Q
parental
A
ouderlijk
12
Q
orphan
A
weeskind
13
Q
to adopt
A
adopteren
14
Q
acquaintance
A
kennis
15
Q
in common
A
gemeenschappelijk
16
Q
marital
A
huwelijks-
17
Q
core
A
kern
18
Q
infant
A
baby
peuter
19
Q
matrimony
A
huwelijk
20
Q
offspring
A
nakomelingen
21
Q
casual
A
oppervlakkig
22
Q
next of kin
A
naaste familieleden
23
Q
to notify
A
op de hoogte stellen
24
Q
minor
A
minderjarige
25
fellow
bloke
guy
chap
kerel
| vent
26
unlike
anders dan
27
maternity leave
moederschapsverlof
28
paternity leave
vaderschapsverlof
29
verkering hebben
to go steady
30
het uitmaken
to break it off
31
voogd
guardian
32
overspel
adultery
33
ontrouw
infidelity
34
tegenspoed
adversity
35
lijken op
to resemhble
| to look like
36
gelijkenis
resemblance
37
opvallen
to strike
38
te danken hebben aan
to owe to
39
ouderlijk
parental
40
weeskind
orphan
41
adopteren
to adopt
42
kennis
acquaintance
43
kennis
acquaintance
44
gemeenschappelijk
in common
45
huwelijks-
marital
46
kern
core
47
baby
| peuter
infant
48
huwelijk
matrimony
49
nakomelingen
offspring
50
oppervlakkig
casual
51
naaste familieleden
next of kin
52
op de hoogte stellen
to notify
53
minderjarige
minor
54
kerel
| vent
fellow
bloke
guy
chap
55
anders dan
unlike
56
moederschapsverlof
maternity leave
57
vaderschapsverlof
paternity leave
