Fixer rendez-vous Flashcards
(22 cards)
Allô
Hallo
Bonjour
goedendag
Je parle bien avec…?
Praat ik met …?
Oui, c’est lui-même
Ja, je spreekt met hem.
Oui, c’est elle-même
Ja , je spreekt met haar.
Comment ça va?
Hoe gaat het?
Bien et toi?
Goed, met u?
Je voudrais fixer (un) rendez-vous.
Ik zou graag een afspraak maken.
C’est pour une réservation, s.v.p.
Het is voor een reservatie.
Pour quand?
Voor wanneer?
Pour quelle date?
Voor welke datum?
A quelle heure?
Om hoe laat?
Ca te convient à … heures?
Past het u om …. uur?
Vous êtes combien?
Met hoeveel zijn jullie?
Vous vous appeler comment?
Wat is uw naam?
Quelle est votre numéro de téléphone?
Wat is uw telefoonnummer?
Je m’appele
Ik heet…
Mon nom est …
Mijn naam is…
D’accord, c’est noté.
Akkoord, het is genoteerd.
Merci! Au revoir.
Bedankt! Tot ziens.
C’est parfait.
Dat is perfect.
Désolé, ca ne va pas.
Het spijt me, dat past neit.