flashcards

(39 cards)

1
Q

negativiteitsdenkfout

A

wij zijn als mensen meer gefocust op het negatieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sociale deprivatie

A

sommige mensen hebben de middelen niet om tot dingen te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociale psychologie

A

de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed, worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ecologische validiteit

A

mate waarin het onderzoek conclusies toelaat over het natuurlijk voorkomende gedrag van mensen in situaties die ze in het echte leven ook tegenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

correlationeel onderzoek

A

kijken naar samenhang tussen 2 factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onafhankelijke variabele

A

diegene die je manipuleert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afhankelijke variabele

A

variabele waarop we invloed willen nagaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

altruïsme

A

situatie van andere beter maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verwantschapsselectie

A

we gaan selectief zijn tov wie we helpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de wederkerigheidsnorm

A

ik doe iets voor jou -> jij doet iets voor mij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

instrumentele conditionering

A

gedrag dat beloond of gedrag dat gestraft wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bystander effect

A

hoe meer mensen hoe minder kans op hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

diffusie van verantwoordelijkheid

A

het verschuiven van verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

identifiable victim effect

A

makkelijker iemand helpen als het een concreet slachtoffer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

conformisme

A

impliciete groepsdruk waardoor we doen wat de groep doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

impliciet

A

je doet mee met de meerderheid door onrechtstreekse invloed

17
Q

informatieve sociale invloed

A

de info van anderen gebruiken

18
Q

normatieve sociale invloed

A

de normen van de groep volgen om niet uitgesloten te worden

19
Q

innovatie

A

minderheid heeft impact op het standpunt van de meerderheid

20
Q

voet-in-deur effect

A

als jij een vraag aan iemand wil stellen waarop je wilt dat die ingaat, ga je eerst een heel klein verzoek doen waardoor die consistent blijft en ja zegt

21
Q

stereotypes

A

mentale beelden van een groep mensen waarin een aantal eigenschappen vervat zit die we als typisch ervaren

22
Q

declaratieve component

A

alle kennis die we hebben over een stereotype

23
Q

affectieve component

A

als jij een stereotype hebt, ga je hierover een evaluatie maken

24
Q

similariteitseffect

A

We gaan op zoek naar mensen die gelijk zijn aan ons

25
scapegoating
het blamen van een andere groep om ons positief zelfbeeld te behouden
26
fundamentele attributiefout
neiging om bij anderen de persoon zelf en niet de situatie te zien als oorzaak van het gedrag
27
stereotype bedreiging
mensen die behoren tot een negatief-gestereotypeerde groep zullen niet optimaal presteren omdat ze vrezen dat ze het stereotype zullen bevestigen
28
conformation bias
zoeken naar wat de eigen overtuiging bevestigd, negeren wat de eigen overtuiging tegenspreekt
29
subliminale perceptie
je krijgt iets heel kort aangeboden zodat je het eigenlijk niet beseft, onbewust wel iets van opgenomen
30
prikkelgeneralisatie
+ attitude tot attitudeobject 1 kunnen generaliseren naar attitudeobject 2
31
prikkeldiscriminatie
prikkels die beetje van elkaar verschillen maar niet heel veel ->toch heel andere attitude
32
agressief gedrag
gedrag met als doel iemand anders ongewenste schade te berokkenen
33
instrumentele agressie
agressief gedrag gebruiken om een doel te bereiken
34
cute agression
dimorfe expressie van een overweldigende positieve emotie
35
frustratie
het niet kunnen bereiken van een bepaald doel
36
displacement bij frustratie
Frustratie afreageren op iets dat die niet direct iets met de frustratie te maken heeft
37
vijandige attributievertekening
neiging om sneller kwade bedoelingen toe te schrijven aan gedrag van mensen
38
triggered displaced agression
provocatie leidt tot agressief gedrag dat naar een ander gericht wordt
39
GAM
gewelddadige games lokken agressie uit en via arousal en via agressie gerelateerde gevoelens en via agressieve gedachten