frans 3 Flashcards
3 (88 cards)
1
Q
le moyen de transport
A
het vervoermiddel
2
Q
le voyageur
A
de reiziger
3
Q
le billet
A
het ticket
4
Q
la destination
A
de bestemming
5
Q
en direction de
A
in de richting van
6
Q
le départ
A
het vertrek
7
Q
les horaires
A
de dienstregeling
8
Q
le retard
A
de vertraging
9
Q
la grève
A
de staking
10
Q
la circulation
A
het verkeer
11
Q
le renseignement
A
de inlichting
12
Q
la prochaine
A
de volgende
13
Q
dans deux minutes
A
over twee minuten
14
Q
la porte
A
de deur
15
Q
bienvenue
A
welkom
16
Q
je suis désolé(e)
A
het spijt me
17
Q
attendez
A
wacht
18
Q
prenez
A
neem
19
Q
un moment!
A
een momentje!
20
Q
allez
A
ga
21
Q
seul
A
alleen
22
Q
la gare
A
het treinstation
23
Q
la voie
A
het spoor
24
Q
il part
A
hij vertrekt
25
l'aller-retour
de heen-en-terugreis
26
changer
overstappen
27
manquer (le train)
(de trein) missen
28
tellement
zo, zoveel
29
trouwens
trouwens
30
appris
geleerd
31
à part cela
buiten dat
32
éviter
vermijden
33
le logement
het verblijf
34
la sortie
de uitstapje
35
le déchet
het afval
36
la poubelle
de afvalbak
37
propre
schoon, eigen
38
l'expérience
de ervaring
39
les environs
de omgeving
40
écologique
milieubewust
41
la poule
de kip
42
prendre le vélo
de fiets nemen
43
aller à pied
te voet gaan
44
la voiture
de auto
45
il y aura
er zal/zullen zijn
46
on ira
we zullen gaan
47
on sera
we zullen zijn
48
on fera
we zullen doen/maken
49
les voisins
de buren
50
nettoyer
schoonmaken
51
en face de
tegenover
52
à côté de
naast
53
agréable
prettig
54
gentil(le)
aardig, lief
55
proche
dichtbij
56
le bruit
het lawaai
57
la chance
het geluk
58
j'avis
de mening
59
pas mal
niet slecht
60
sale
vies
61
le petit déjeuner
het ontbijt
62
la plage
het strand
63
la salle de bains
de badkamer
64
le lit
het bed
65
le mois
de maand
66
la région
de regio
67
la pluie
de regen
68
la saison
het seizoen
69
la femme
de vrouw
70
l’homme (m)
de man
71
avoir envie de
zin hebben in
72
appeler
nommer, bellen
73
l’équipement (m)
de uitrusting
74
la retraite
de pensionering
75
la particularité
de bijzonderheid
76
le Maghreb
de landen in Noord-Afrika
77
le temps libre
de vrije tijd
78
bon marché
goedkoop
79
pour cela
om die reden
80
c’est pourquoi
daarom
81
Nederlands → Frans: proeven
déguster
82
Nederlands → Frans: bevallen
plaire
83
abandonner
verlaten
84
Nederlands → Frans: weggooien
jeter
85
sucré(e)
zoet
86
salé(e)
hartig
87
le miel
de honing
88
le beurre
de boter