Frans abef Flashcards
(98 cards)
1
Q
Frankrijk
A
la France
2
Q
de vakantie
A
les vacances (v) (mv)
3
Q
het zwembad
A
la piscine
4
Q
een beetje
A
un peu
5
Q
pas op
A
attention
6
Q
klein
A
petit(e)
7
Q
groot
A
grand(e)
8
Q
oké
A
d’accord
9
Q
maar
A
mais
10
Q
voor
A
pour
11
Q
ik ben
A
je suis
12
Q
jij spreekt
A
tu parles
13
Q
Frans
A
français
14
Q
hoi
A
salut
15
Q
hallo, goedendag
A
bonjour
16
Q
en
A
et
17
Q
goed
A
bien
18
Q
ik vind (het) leuk
A
j’aime
19
Q
wij spelen
A
on joue
20
Q
ik woon
A
j’habite
21
Q
Hoe heet jij?
A
Comment tu t’appelles?
22
Q
Ik heet Roos.
A
Je m’appelle Roos.
23
Q
Waar woon jij?
A
Tu habites où?
24
Q
Ik woon in Zwolle.
A
J’habite à Zwolle.
25
de familie, het gezin
la famille
26
de broer
le frère
27
de zus
la soeur
28
de hond
le chien
29
de kat
le chat
30
de tent
la tente
31
er is, er zijn
il y a
32
hier
ici
33
ook
aussi
34
waarom
pourquoi
35
de vis
le poisson
36
de dag
le jour
37
het meisje
la fille
38
de jongen
le garçon
39
de vriend
le copain
40
dus
donc
41
wij blijven
on reste
42
het is
c'est
43
eet smakelijk
bon appétit
44
en jij?
et toi?
45
Hallo, hoe gaat het?
Bonjour, ça va?
46
Het gaat goed, en met jou?
Ça va bien, et toi?
47
Wat is dat?
C'est quoi?
48
Dat is een hond.
C'est un chien.
49
het strand
la plage
50
de zee
la mer
51
het probleem
le problème
52
het bericht
le message
53
het ding
le truc
54
vandaag
aujourd'hui
55
morgen
demain
56
hier is, hier zijn
voilà
57
dan
alors
58
misschien
peut-être
59
kijk
regarde
60
helpen
aider
61
wij zijn gek op
on adore
62
bedankt
merci
63
niets te danken
de rien
64
veel
beaucoup
65
in
dans
66
iets
quelque chose
67
mooi
beau
68
super
super
69
Wat is jouw telefoonnummer?
Quel est ton numéro de téléphone.
70
Mijn nummer is 06-1407185.
Mon numéro, c'est le 06-1407185.
71
En jij, hou oud ben jij?
Et toi, tu as quel âge?
72
Ik ben 12 jaar.
Moi, j'ai 12 ans.
73
de vader
le père
74
de moeder
la mère
75
de neef
le cousin
76
de nicht
la cousine
77
de oom
l'oncle (m)
78
de muziek
la musique
79
de tekening
le dessin
80
de prijs
le prix
81
grappig
drôle
82
gek
fou
83
de tante
la tante
84
de grootvader
le grand-père
85
de grootmoeder
la grand-mère
86
de tuin
le jardin
87
de foto
la photo
88
wij lachen
on rigole
89
vaak
souvent
90
altijd
toujours
91
met
avec
92
echt
vraiment
93
Heb je een broer?
Tu as un frère?
94
Ja, ik heb een broer, Romain.
Oui, j'ai un frère, Romain.
95
Hoe oud is hij?
Il a quel âge?
96
Hij is 13 jaar.
Il a 13 ans.
97
Tot ziens.
Au revoir.
98
Tot later.
À plus.
