Frans Hoofdstuk 3 Flashcards
(106 cards)
1
Q
Zondag
A
Dimanche
2
Q
Maandag
A
Lundi
3
Q
Dinsdag
A
Mardi
4
Q
Woensdag
A
Mercredi
5
Q
Donderdag
A
Jeudi
6
Q
Vrijdag
A
Vendredi
7
Q
Zaterdag
A
Samedi
8
Q
De lerares
A
La prof
9
Q
De leerling
A
L élève
10
Q
De pen
A
Le stylo
11
Q
De oefening
A
L exercice
12
Q
Cijfer
A
La note
13
Q
Streng
A
Strict
14
Q
Liever hebben
A
Préférer
15
Q
Spelen
A
Jouer
16
Q
Huiswerk
A
Les devoirs
17
Q
Het spel
A
Le jeu
18
Q
Het computerspel
A
Le jeuvidéo
19
Q
Het boek
A
Le livre
20
Q
Het schrift
A
Le cahier
21
Q
Vragen
A
Demander
22
Q
Praten
A
Parler
23
Q
De rugzak
A
Le sac à dos
24
Q
Eindigen
A
Terminer
25
Een hekel hebben aan
Détester
26
Kijken naar
Regarder
27
De televisie
La télévision
28
Werken
Travailler
29
Beginnen
Commencer
30
Geven
Donner
31
De agenda
L agenda
32
De overhoring
L interro
33
Leren
Apprendre
34
Engels
L anglais
35
Wiskunde
Les maths
36
Geschiedenis
L historie
37
Aardrijkskunde
La géo
38
Biologie
La biologie
39
Computer
L ordinateur
40
Tablet
La tablette
41
42
Het schoolvak
La matière
43
Blijven zitten
Redoubler
44
Doen aan
Pratiquer
45
Sorry
Désolé
46
De training
L entrainement
47
Moeilijk
Difficile
48
Goed in
Fort en
49
Slecht in
Nul en
50
Hij moet
il doit
51
Tekenen
Dessiner
52
De les
Le cours
53
Serieus
Sérieux
54
Behalve
Sauf
55
Gauw
Bientôt
56
De musical
La comédie musicale
57
Vaak
Souvent
58
De dag
Le jour
59
Wat?
qu’est-ce que
60
61
Alles
Tout
62
Bijna
Presque
63
Gevaarlijk
Dangereux
64
Waarom?
Pourquoi?
65
De voorstelling
Le spectacle
66
Tennissen
Jouer au tennis
67
Lezen
Lire
68
Veel
Beaucoup
69
Iedere dag
Tous Les Jours
70
Samen
Ensemble
71
Bang zijn
Avoir peur
72
Tekenen
Le dessin
73
Piano spelen
Jouer du piano
74
Viool spelen
Jouer du violon
75
Volleyballen
Jouer au volleyball
76
Paardrijden
Faire du cheval
77
Hockey spelen
Faire du hockey
78
Turnen
Faire de la gymnastique
79
80
Verschrikkelijk
Horrible
81
De taal
La langue
82
Begrijpen
Comprendre
83
Maaltijd
Le repas
84
Lunchen
Déjeuner
85
Ochtend
Le matin
86
Wedstrijd
Le match
87
Lang
Long
88
rooster
L emploi du temps
89
Verveling
L ennui
90
De kantine
La cantine
91
De activiteit
L activité
92
Duits
L allemand
93
Scheikunde
La chimie
94
Natuurkunde
La physique
95
Vandaag
Aujourd hui
96
97
Ik hou niet van computerspellen
Je n aime pas les jeux vidéo
98
Wat heb je als hobby
Qu Est-ce que tu as comme hobby?
99
Wat is jouw lievelings vak
Quelle Est ta matière préférée?
100
Speel je vaak drum
Est-ce que tu joues souvent de la batterie?
101
Wat doe je als sport
Qu est-ce que tu fais comme sport
102
Zullen we samen huiswerk maken
On va faire les devoirs ensemble
103
In het weekend kijken wij naar een film
Le weekend on regarde un film
104
Is de leraar geschiedenis grappig
Le prof d historie Est drôle
105
Op woensdag ben ik om twaalf uur vrij
Le mercredi je suis Libre à midi
106
