Functie van tekstgedeelte Flashcards

Examenbundel theorie 9 (46 cards)

1
Q

aanbeveling

A

advies, meestal aan het eind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanleiding

A

reden om de tekst te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afweging

A

de schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anekdote

A

kort, kenmerkend of grappig verhaal (vaak als introductie van een probleem of verschijnsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

argument

A

uitspraak om het standpunt te onderbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beantwoording

A

reageren op een gestelde vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begripsomschrijving

A

nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beoordeling

A

de schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bewering

A

de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bewijs(voering)

A

juistheid van een stelling of theorie aantonen met feiten (uit een onderozek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bezwaar

A

bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

conclusie

A

gevolgtrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

constatering

A

iets opmerken, iets vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

definitie

A

nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doelstelling

A

de schrijver geeft aan wat hij wil bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gevolgen

A

gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hypothese

A

hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

karakterisering

A

voornaamste kenmerken van een verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nuancering

A

zwakt een standpunt iets af door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn

20
Q

onderbouwing

A

ondersteunt een stelling met argumenten en gegevens

21
Q

ontkenning

A

de schrijver stelt dat een bewering niet juist is

22
Q

ontkrachting

A

de schrijver haalt een bewering of argumentatie onderuit

23
Q

oorzaak

A

waardoor iets geworden is zoals het is

24
Q

oplossing

A

hoe een bepaald probleem kan worden beëindigd

25
opsomming
reeks argumenten
26
probleemstelling
brengt het probleem onder woorden dat hij gaat bespreken
27
relativering
de schrijver wijst op het betrekkelijke van iets (nuancering)
28
samenvatting
samenvatting
29
standpunt
de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten
30
stelling
de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten
31
tegenargument
een uitspraak waarmee hij een standpunt of argument ontkracht
32
tegenstelling
tegenstelling
33
tegenwerping
de schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander)
34
theorie
wetenschappelijke opvattingen die losstaan van de praktijk
35
toekomstverwachting
de schrijver geeft zijn visie op een mogelijke ontwikkeling
36
toelichting
nadere uitleg
37
toepassing
de schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt gebracht
38
uitwerking
de schrijver werkt een algemene stelling of theorie meer in detail uit
39
vergelijking
vergelijken
40
vermoeden
veronderstelling
41
verklaring
iets uitleggen
42
verslag van onderzoek
resultaten van een onderzoek
43
voorbeelden
voorbeelden
44
voorbehoud
de schrijver stemt alleen met iets in, als aan een beperkende voorwaarde is voldaan
45
voorwaarde
de schrijver stelt vooraf een eis waaraan voldaan moet worden, voordat iets kan plaatsvinden
46
vraagstelling
hoofdvraag