Fysiotherapie Flashcards

(32 cards)

1
Q

Grondmotorische eigenschappen

A

Basiseigenschappen van motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

GM eigenschap - Kracht

A

Spierkracht zet lichaam of voorwerp(en)in beweging door contractie spiervezels - versnel- / explosief- / UHV / maximale kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

GM eigenschap - Snelheid

A

Bewegingssnelheid lichaamsdelen / segmenten - Afgelegde hoek gewrichten / tijd of afgelegde afstand / tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

GM eigenschap - Uithoudingsvermogen

A

Activiteit bepaalde tijd volhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anaeroob

A

zonder zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aeroob

A

met zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

GM eigenschap - lenigheid

A

Bewegingsuitslag gewricht voor een bepaalde beweging - ROM - systematisch toedienen van prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GM eigenschap - coördinatie

A

Hoe je je spieren activeert en onderlinge afstemming spieren - Lichaam beweegt via ketens niet individuele spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Training principles

A

overload - supercompensatie - specificiteit - reversibiliteit - afnemende meeropbrengst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

TP - overload

A

Grotere prikkel dan dat je gewend bent -> Fysiologische adaptatie
-> Weefselverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

TP - Supercompensatie

A

Zwaardere prikkel -> Eerst zwakker -> Herstel en fysiologische adaptatie en weefselverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

TP - specificiteit

A

Traint waar je beter in wilt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

TP - reversibiliteit

A

Als je niet traint val je terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

TP - afnemende meeropbrengst

A

Traint maar hoeveel je verbeterd (meeropbrengst) neemt af
Meer energie -> Dezelfde opbrengst
Dezelfde energie -> Meeropbrengst neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Trainingsprogramma - 6

A

wat is je beginsituatie en waar wil je naartoe?
- Beginmeting A
- Trainingsdoel bepalen B
– Keuze bewegingsactiviteiten -> Specifiek en zwaar genoed
– Invullen trainingsvariabelen -> Overload / Supercompensatie / Timing
- Uitvoeren trainingsprogramma
- Evaluatie / Meten -> Doel behaald?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Trainen voor gezondheid

A

Frequentie hoog en intensiviteit laag

17
Q

MET

A

Metabolic equivalent of task
- 1 zitten
- 2 - verbruikt 2x zo veel energie
- 3 - verbruikt 3x zo veel energie

18
Q

Trainingsdoelen

A
  • preventie
  • terug naar ‘normale’ belastbaarheid
  • leefstijl en bewegingspatronen veranderen
19
Q

Goede trainingseffecten voor gezondheid op

A
  • Hart en vaat
  • bewegingsapparaat
  • Longen en luchtwegen
20
Q

Bewegingsapparaat

A

Alles wat je nodig hebt om te bewegen - Spieren, kapsels, banden

21
Q

Specifieke groepen

A
  • Orthopedie -> Bewegingsapparaat
  • neurologie -> Centraal zenuwstelsel
  • Cardiorespiratoir -> Hart en longsysteem
22
Q

Aandachtspunten - Orthopedie

A
  • Een grondmotorische eigenschap tegelijk trainen (Vaak kracht) gecontroleerd
  • Uitbouwen -> Train patronen -> Herwinnen functie
  • Complex, lijkt op sport, uitdagend
23
Q

Aandachtspunten - Neurologie

A
  • Aansturing functionele bewegingen niet goed
  • compensatie / hulpmiddelen
  • stabiliseren of tegengaan achteruitgang
24
Q

Aandachtspunten - Cardiorespiratoir

A
  • Vertrouwen lichaam terug
  • UHV verbeteren en stabiliseren met ondersteunende krachttraining
  • ADL - algemeen dagelijkse levensbehoeften uitvoeren -> afstanden
25
Central training effects on cardiorespiratory system - 1/3
- Lower heart rate - Lower blood pressure - Increased beat volume of the heart - Increase cardiac output during maximal exertion Minder hartslagen Lagere bloeddruk Meer volume per klopping
26
Central training effects on cardiorespiratory system - 2/3
- Increased blood volume and hemoglobin level - Verschil zuurstofgehalte tussen slagaders en aders is groter - Increased VO2max - hoger volume zuurstof - Increased anaerobic threshold - Verbeterd afbraak melkzuur
27
Central training effects on cardiorespiratory system - 3/3
- Increased maximum respiratory output - Increased effectiveness of ventilation (ademhaling) - Improved diffusion capacity of the lungs - Improved lung volumes and capacities
28
Pheripheral training effects (spiercellen) - 1/2
Increase in - the number and size of mitochondria -> Gebruiken meeste O2, meeste doorbloed - the number of haarvaten in de spieren -> Difussie afstand haarvaten en spiervezels kleiner -> Snelle diffusie - concentratie spier enzymen -> Meer enzymen die energie vrijmaken Meer en grotere mitochondria Meer haarvaten Concentratie spier enzymen hoog
29
Pheripheral training effects (spiercellen) - 2/2
Increase in - Quantity of energy rich phosphates (ATP, CP) -> Kracht, Gerelateerd met hoeveelheid spiermassa, verbeterd explosieve training - Muscle glycogen -> traing gebruik je glycogeen van spieren voor glucose -> Verhoging glycogeen voorraad spieren (supercompensatie)
30
Effects of power training
verbeterde coördinatie en Hypertrophy
31
Verbeterde coördinatie door kracht training
- IntER muscular coordination -> Afname cocontraction: agonisten spannen beide aan, de goede agonist wordt gekozen voor de oefening -> techniek verbeterd - IntrA muscular coordination -> Interaction tussen het zenuwstelsel en de spier
32
Hypertrophy
Toename in diameter van individuale spiervelzels door toename hoeveelheid en diameter myofibrils, samentrekkende eiwitten -> Kwaliteit en sterkte van aanliggende vezels neemt toe Samentrekkende eiwitten