gedrag en omgeving Flashcards
(174 cards)
De beroemde formule van Kurt Lewin, een van de grondleggers van de sociale psychologie, zegt dat gedrag wordt veroorzaakt door:
a. De situatie
b. De persoon
c. Een combinatie van de situatie en de persoon
d. Evolutionaire factoren
Antwoord C
Kurt Lewin geloofde dat het gedrag van mensen altijd een functie is van het krachtveld waarin ze zichzelf vinden. Wat hij bedoeld met krachtveld is: het veld van krachten is het geval van menselijk gedrag is de rol van de situatie in het sturen van gedrag.
Kurt Lewin gebruikt de formule: G=f(P,S), ons gedrag is een functie van de eigenschappen van de persoon, maal de situatie waar een persoon in zit.
Volgens Zajonc’s sociale facilitatiemodel is de aanwezigheid van anderen er de oorzaak van dat een simpele, vertrouwde taak beter wordt uitgevoerd dan wanneer men alleen is en complexe, nieuwe taken juist slechter. Wat is hiervoor de verklaring?
I: De aanwezigheid van anderen zorgt voor een verhoogde aandachtsspanning, waardoor je terugvalt op de meest voor de hand liggende respons.
II: Je bent er je bewust van door anderen waargenomen en geëvalueerd te worden, waardoor je doet wat sociaal wenselijk is.
a. Alleen verklaring I
b. Alleen verklaring II
c. Beide verklaringen zijn juist
d. Geen van beide verklaringen zijn juist
Antwoord A
Zonjac zegt dat de aanwezigheid van anderen zorgt voor meer opwinding en faciliteert een dominante reactie. Die dominante respons is een reactie die een persoon het meest waarschijnlijke kiest uit alle andere mogelijke reacties. Waardoor de aanwezigheid van anderen zorgt voor een verhoogde aandacht spanning, waardoor je terugvalt op de meest voor de hand liggende respons. Hierdoor kan je bij de aanwezigheid van anderen een simpele, vertrouwde taak beter uitvoeren. Want dit voor de hand liggende respons en je dominante respons is de reactie die je meestal kiest. Als je alleen bent en er is een complexe, nieuwe taak dan is er nog niet echt een dominante respons, want het is nieuw.
Dit noem je ook wel de ‘’mere presence’’ effect:
- Beter presteren op eenvoudige, bekende taken
- Slechter presteren op nieuwe, moeilijkere taken
- Bij aanwezigheid van anderen doe je de taak die je makkelijker doet, ook beter.
De reden waarom II fout is:
Bij II wordt de evaluatievrees uitgelegd = de zorg die mensen hebben over hoe ze eruit zouden kunnen zien in de ogen van anderen. Hierbij hoeft de ‘’publiek’’ de persoon niet waar te nemen of te evalueren om een verhoogde opwinding te creëren die dan een dominante respons aanwoekert.
X is afgewezen voor promotie en blijft zich afvragen: Kreeg mijn collega de promotie in plaats van mij omdat ik minder gekwalificeerd ben of omdat ik te dik ben? Dit soort gedachten illustreert de ____________ die leden van een gestigmatiseerde groep in het dagelijks leven vaak ervaren.
a. Stereotype threat
b. Fundamental Attribution Error
c. Attributional ambiguity
d. Self-fulfilling prophecies
Antwoord C
Leden van groepen die vaak slachtoffer zijn van stigma’s of stereotypes zijn zich vaak bewust van de stereotypes over heb, wat negatieve effecten kan hebben: Stereotype threat en Attributional ambiguity.
X is onzeker en bij Attributional ambiguity is dat het sleutelelement. Want X weet niet waaraan hij zijn afwijzing kan toewijzen. Uitleg: leden van gestigmatiseerde groepen zijn vaak niet in staat om de oorzaken van hun ervaringen te begrijpen en het is lastig voor hen om te begrijpen of die oorzaken hetzelfde zijn voor iedereen of resultaten van de vooroordelen tegen hen. Dus mensen in die leven in gestigmatiseerde groepen vinden het moeilijk om te zeggen of ze positieve feedback moeten toeschrijven aan hun eigen vaardigheden of aan ijdelheid van anderen en of ze negatieve feedback moeten toeschrijven aan hun eigen schuld of aan de vooroordelen van anderen.
Een reden waarom het dan niet stereotype threat is, terwijl dat wel een negatief gevolg is van slachtoffers die vaak stigma’s of stereotypes meemaken. Is omdat X onzeker is waarom hij is afgewezen, omdat hij minder gekwalificeerd is of te dik? Hij twijfelt. Als het stereotype threat was, dan had X de angst dat het stereotype van ‘’dikke mensen zijn lui’’ zou bevestigd worden.
Waarom het niet de; fundamental attribution error is: hierbij heb je de neiging het gedrag van andere mensen aan hun karakter toe te wijzen in plaats van aan externe oorzaken. Een X heeft de beslissing van zijn baas niet veroordeeld aan zijn karakter, maar hij is onzeker waarom die keus is gemaakt.
Waarom is het niet de; self-fulfilling prophecies
Want X heeft zich niet anders gedragen om aan iemand verwachtingen te voldoen. Want de self-fulfilling prophecies = wanneer mensen op manieren optreden die voldoen aan iemand verwachting.
Waarom zorgt ervoor dat als je je ras moet opnoemen tijdens een deelname je slechter presteert?
Want dit zorgde voor stereotype threat/ dreiging. Want dit kan zorgen voor opwinding, en dus score-verlagend werken. Denken dat de groep waar je lid van bent de groep is waarop gefocust wordt, kan negatief denken opwekken.
Waarom presteren sommige leerlingen beter wanneer docenten vertellen dat sommige leerlingen het komende jaar beter zullen presteren.
Dit zou kunnen komen doordat de docenten door hun verwachting, de leerlingen meer aandacht gaven, uitdaagden of meer materiaal opleverden. Dit noem je ook wel self-fulfilling prophecies: wanneer mensen op manieren optreden die voldoen aan iemand verwachting.
In het college over attitudes hebben we het gehad over Cognitieve Dissonantie. In welk geval is er geen sprake van dissonantie?
a. Bij onvoldoende rechtvaardiging
b. Wanneer gedrag wordt opgelegd
c. Bij negatieve gevolgen
d. Bij negatieve gevolgen die voorzien hadden kunnen worden
Antwoord B
Wanneer gedrag opgelegd wordt is er GEEN sprake van dissonantie. Dit kan uitgelegd worden door een onderzoek van Festinger en Carlsmith.
Deelnemers die deelname aan een saai experiment kregen een beloning, niks 1 en 20:
$1 -> gaven de taak een beter cijfer dan de rest. Dit komt omdat ze $1 te weinig vonden, waardoor ze hun mening/attitude over het saaie experiment hebben aangepast ter justificatie van hun gedrag, op deze manier voorkomen ze dissonantie.
$20 -> dit bedrag vonden ze genoeg justificatie voor hun gedrag
Dus wanneer er gedrag wordt opgelegd, zorgt de mens ervoor dat dat geen dissonantie kan veroorzaken.
Waarom is het de rest niet?
Want dat zijn juist de punten die WEL dissonantie veroorzaken, uitleg:
Aronson zegt dat we dissonantie ervaren waneer we ons gedragen op een manier die incpnsistent is met onze kernwaarden en overtuigingen en:
- Als het gedrag gekozen was
- Als het gedrag niet voldoende gerechtvaardigd is
- Als het gedrag negatieve consequenties haf
- Als deze negatieve consequenties voorzien kunnen worden.
LET OP: alle vier aspecten moeten aanwezig zijn.
Piet wordt gevraagd eens goed na te denken over zijn gevoel voor Anna. Waarom hou je zo van Anna, Piet? Wat is hiervan een waarschijnlijke conclusie? Baseer je antwoord op Wilson en collega’s (1984).
a. Piet zal waarschijnlijk positiever worden over Anna.
b. Piet zal waarschijnlijk negatiever worden over Anna.
c. Piet’s gevoelens voor Anna zullen beter voorspellen of Piet ook daadwerkelijk bij Anna blijft.
d. Piet’s gevoelens voor Anna zullen juist slechter voorspellen of Piet ook daadwerkelijk bij Anna blijft.
Antwoord D
Het experiment van Wilson en en collega’s (1984) gaat over attitudes. Als we denken waarom we iets of iemand leuk vinden, kan dit ons misleiden ten opzichte van onze echte attitude. Dit kan leiden tot een verzwakte link tussen de attitude die we aangeven nadat we iets hebben beredeneerd en ons opeenvolgende gedrag. De reden hiervoor is we ons richten op de makkelijkste reden om iets leuk of niet leuk te vinden in plaats van de echte reden. Vaak zijn de echte redenen voor onze attitudes echter makkelijk te identificeren. Alleen in gevallen waar de echte bron van onze attitude niet makkelijk te detecteren is, kan de relatie tussen attitude en gedrag verminderen.
Dus als ze aan Pieter bewust vragen naar zijn gevoelens, wat een affectief component van attitude is. Gaat Pieter cognitief nadenken, waardoor hij foutieve redenen opnoemt. Dit is een slechte voorspeller of hij bij Anne blijft. Omdat het een affectieve kwestie is, maar het cognitief aanpakt. En dit is een zwakke link tussen attitude en gedrag.
Welke uitspraak is juist?
I: Informationele invloed vindt met name plaats in onzekere situaties.
II: Normatieve invloed leidt met name tot private acceptatie.
a. Alleen uitspraak I
b. Alleen uitspraak II
c. Beide uitspraken zijn correct
d. Beide uitspraken zijn incorrect
Antwoord a
Sherif’s autokinetic illusie experiment; Informatieve sociale invloed: het vertrouwen in de opmerkingen en acties van anderen als bron van informatie over wat correct, gepast of effectief is. informationele invloeden leiden wel tot private acceptatie.
Dus mensen zijn geneigd om meer naar elkaar toe te bewegen, als ze niet zeker zijn va hun antwoord. Ze gebruiken dan het antwoord van anderen.
- Informatieve invloed
- Onzekerheid; ambigue situatie
- Private acceptatie.
Asch conformiteit; Normatieve invloed: door de wens van mensen om niet te bekritiseerd te worden of om andere sociale consequenties te merken.
Dus je geeft verkeerd antwoord om erbij te horen
- Normatieve invloed
- Acceptatie motief
- Publieke acceptatie
In de documentaire “The Push” wordt iemand voorafgaand aan een groot onethisch verzoek gevraagd om met een klein onethisch verzoek in te stemmen. Dit wordt ook wel de foot-in-the-door strategie genoemd. Op welk principe is deze techniek gebaseerd?
a. Wederkerigheid
b. Commitment and consistentie
c. Social Proof
d. Autoriteit
Bantwoord b
Foot in the door technique= begitn eerst met ene kleien dienst, daarna vraagt het om een grotere dienst over het werkelijke gedrag en interesse. Mensen zijn meer geneigd on in te stemmen met het grotere verzoek nadat ze ook met de kleinere hebbe ingestemd. Dit komt doordat het een bepaald denkproces bij mensen oproept, waardoor ze denken dat ze iemand zijn die eenvoudigweg dit soort dingen doet of bijdraagt aan een bepaald verzoek.
Dus: commitment and consistentie
Wederkerigheid hoort bij door in the face technique/ reciprociteit concessie techniek= je vraagt iemand een grote dienst, die hij waarschijnlijk afwijst en daarna vraag je om iets kleinst. De norm van reciprociteit gaat over het fenomeen dat we vaak een verplichting voelen om iets te doen voor iemand als die persoon iets voor heeft gedaan. De verkkeining van de dienst zal worden gezien als een concessie en daarom zou de ander het gevoel hebben dat hij if izj het moet accepteren om de norm van reciprociteit na te streven.
Dus wederkerigheid
Binnen individualistische culturen wordt veel meer waarde gehecht aan zelfinzicht. Kun je op grond hiervan zeggen dat westerlingen een scherper zelfinzicht nodig hebben dan Aziaten?
a. Ja, want de westerse cultuur is veel meer georiënteerd op de vraag wie je feitelijk bent
b. Nee, want bij westerlingen staat alles in het teken van hun streven naar eigen succes.
c. Ja, want Aziaten hebben geen duidelijk gevoel van een eigen identiteit.
d. Nee, maar Aziaten omschrijven zichzelf meer in relatie tot de context
Antwoord d
De Aziaten behoren tot een interafhankelijke zelf en de westerlingen bij aan onafhankelijke zelf
Interafhankelijke zelf
- Zelf is fundamenteel verbonden met anderen
- Imperatieven zijn er om binnen de gemeenschap een te vinden en een waardevolle rol te spelen en vervullen
- Aandacht voor sociale context en de veranderde eisen van situaties op gedrag
- Zelf als iets omgeven door sociale relaties, rollen en plichten
- Buitenwaarde focus op sociale situaties
Onafhankelijke zelf
- Zelf is een autonome eenheid die apart is van anderen
- Belangrijk voor mensen om onafhankelijkheid en uniekheid te handhaven
- Focus op interne oorzaken van gedrag
- Opvatting van zelf in termen van stabiele karaktertrekken
- Binnenwaarde focus op zelf
Tijdens een tentamen heb je snel even een blik op het bald van je buurman gewropen, dat wil zeggen dat je hebt gespiekt. Na afloop van het tentamen zie je een zwerver om geld vragen en je geeft hem 2 euro. Normaal doe jij dit nooit. Wat is hier aan de hand?
Zodat men een beeld heeft van hem dat hij eerlijk is. heeft oneerlijk gedrag laten zien en evaart nu dissonantie. Om dit op te lossen geeft hij geld aan de zwerver. Dit noem je ook wel self affirmation. .
Self-affrimation = zelfbevestiging is een vaak voorkomende manier waarop mensen omgaan met bedreigingen van hun gevoel van eigenwaarde. Door zichzelf in een gebied te versterken, kunnen mensen een grotere treffer in een ander gebied aan.
In een studie met deelnemers die allemaal christelijk zijn, wordt de ene helft proefpersonen herinnerd aan hun sterfelijkheid en de andere groep niet. Na afloop wordt om hun mening gevraagd over moslims. Wat denk je dat er gebeurt? Welke theorie verklaart deze bevinding
Terror managemnet theory: gaat over processen die mensen gebruiken om met de angst, die geassocieerd is met de kennis over de onvermijdelijkheid van hun eigen dood, om te gaan. een manier om dit te doen is door te ontkennen en te streven naar symbolische onsterfelijkheid. Mensen kunnen ook symbolische onsterfelijkheid proberen te verkrijgen door zichzelf te denken als verbonden met een bredere cultuur, een wereldbeeld of set van waarden. De terreurmangementtheorie stelt dat we ons vooral zorgen moeten maken over het sterven naar het bereiken en onderhouden van hoge eigenwaarde wanneer we herinnerd worden aan onze mortaliteit. De dood onder komen zorgt ervoor dat mensen hun waarden van instellingen waarmee ze zich identificeren en die voort zullen leven, hoog willen houden.
Dus aan de christenen die net herinnerd zijn aan hun mortaliteit is de mening gevraagd om moslims. De christenen willen sterk vasthouden aan eigen groepsnormen en waarden. Waardoor je de outgroup, de moslims dus in de grond boren en negatiever zijn over moslims.
Men wordt dan negatiever over dingen die niet tot hun cultuur behoren.
Wat is het verschil tussen IAT en priming
Beide methoden proberen achter te halen hoe gemakkelijk het is om bepaalde concepten met elkaar te associeren
Priming
Wanneer er een bepaald concept, zoals hooligans wordt geactiveerd bepaalde kennis, zoals agressie over die groep toegankelijker wordt in het brein. Bij priming zou je in dit geval ene plaatse zien of het woord gepresenteerd zien en daarna kijken hoe snel deelnemers op een volgend woord reageren dat in lijn is met het stereotype of juist neutraal, dus niet in lijn met stereotype is.
In de IAT/ implicit association test
Zijn eigenlijk twee categorieën, zoals hooligans en professoren en ook twee categorieën van woorden die we associëren met de categorieën (dat kunnen stereotypen zijn of evaluatief geladen woorden). In verschillende blokken worden de sociale categorieën gecombineerd met de stereotypen. Het gemak waarmee dit gaat in de consistente versus inconsistente blokken zegt iets over het gemak waarmee concepten, relatief ten opzichte van elkaar, worden geactiveerd in dat specifieke moment.
Verschil tussen cognitieve dissonance theorie, self affirmation en self perception
Cognitieve dissonantie: gaat over het verschil tussen cognitie en gedrag.
Self perception: een andere manier om relaties van gedrag naar attitude in sommige gevallen te verklaren. Met name wanneer mensnen geen sterke attitude hebben over bepaalde onderwerpen leiden ze de attitudes af uit het gedrag dat ze laten zien
Self affirmation: het saillant maken van waardes die belangrijk zijn voor iemand, leidt ertoe dat mensen minder bedriging ervaren en dus minder dissonantie arousal.
Wat is het verschil tussen self-affirmation en self-validation
In het geval van self-affrimation proberen mensen hun gevoel van zelfwaarde op te krikken als dat gevoel van zelfwaarde een deuk heeft opgelopen. Met ander woorden, ze gebruiken dit mechanisme om bevestiging te zoeken voor een positief zelfbeelf
Self-validation wordt gebruikt in een ander domein van de sociale psychologie, namelijk bij sociale beïnvloeding. We staan meer open voor een boodschap van buiten als we het idee hebben dat die boodschappen aansluiten bij onze eigen ideeën, met name als we tamelijk zeker zijn van die ideeën. Onze eigen ideeën worden dan ervaren als een onderbouwing (validering) van de boodschap.
Wat is de sociometer hypothesis van Mark Leary
De behoefte aan een positief zelfbeeld en het beschermen van ons self-esteem (gevoel van eigenwaarde) is een basale drijfveer. De vraag is waarom we daar zo sterk aan hechten. Volgens Mark Leary is ons self-esteem voor ons zo belangrijk, omdat het sterk afhankelijk is van de mate waarin we door anderen worden geacepteerd. We gebruiken het als het ware als een meetinstrument voor sociale acceptatie. Want hoe meer acceptatie, hoe meer verbonden we zijn met anderen en we kunnen rekenen op hun steun en bescherming. Dit werkt ook omgekeerd, namelijk dat we in onze behoefte aan self-esteem en sociale acceptatie op zoek gaan naar relaties met mensen die ons daarin bevestigen.
Hoe kan sociale psychologie worden gedefinieerd
Als de wetenschappelijke studie van gevoelens, gedachten en gedragingen van individuen in sociale situaties.
Wat is de fundamentele attribution error?
Mensen hebben vaak de neigign om het belang van externe factoren te verwaarlozen en te veel nadruk leggen op het gedrag dat wordt veroorzaakt door interne factoren, dit noem je ook wel dispositions/ voorzieningen. Dit zijn overtuigingen, waarden, persoonlijkheidstrekken en capaciteit die menselijk gedrag leidt.
Wat zijn channel factors/ kanaalfactoren
Zijn situationele omstandigheden die op het eerste gezicht onbelangrijk lijken, maar grote consequenties kunnen hebben voor gedrag door het te faciliteren of blokkeren. Zo’n channel factor kan gedrag een bepaald kant op sturen.
Wat is gestaltpsychologie
Basisidee is dat mensen objecten waarnemen, door actieve meestal onbewuste interpretatie van wat object representeert als geheel.
Naïef realisme =De overtuiging is dat we de wereld direct, zonder enkele ingewikkelde perceptuele of cognitieve mechanismen waarnemen.
Onze construal van situaties en gedrag refereert naar onze interpretaties van de situaties, ons gedrag en naar de deducties die daarover maken. Gebeurt vaak onbewust.
Wat zijn schema’s en waarom hebben we ze
Schema’s vormen gegeneraliseerde kennis over de fysieke en sociale wereld. We hebben dit omdat schema’s de regelmatigheden van het leven vast wat ertoe leidt dat we bepaalde verwachtingen hebben waarop we kunnen vertrouwen en waardoor we de wereld niet telekns uit te hoeven vinden.
Wat zijn stereotypes
Dit zijn schema’s die we hebben om mensen van verscheidene typen die we gebruiken om individuen te beoordelen.
Welke twee manieren heeft het brein om informatie te verwerken in een sociale situatie
Autmatische verwerking
- Automatisch
- Onbewust
- Vaak gebaseerd op emotionele factoren
- Aanleiding tot impliciete attitudes en overtuigingen die niet makkelijk gecontroleerd worden door de bewuste geest
Gecontroleerde verwerking
- Systematisch
- Bewust
- Waarschijnlijk om gecontroleerd te worden door zorgvuldige gedachten
- Aanleiding tot expliciete attitdes en overtuigingen waarvan we ons bewust zijn. (kunnen impliciet of onbewust worden met de tijd)
Welke karaktertrekken worden gedeeld met dieren en is te danken aan de evolutie
- Gezichtsuitdrukkingen
- Dominantie en verwerping
- Delen van eten
- Meer agressie onder mannen
- Voorkeur naar eigen soort
- Behoedzaamheid voor slangen