gedragstherapie Flashcards
(95 cards)
3 CRITERIA VOOR KLINISCG SIGNIFICANTE
VERANDERING: (JACOBSON & TRUAX, 1991):
A) De cliënt valt op het einde van de therapie NIET IN in de KLINISCHE GROEP(meer dan 2 SD van het gemiddelde van de klinische groep)
B) De cliënt valt op het EINDE van de therapie in
de GEZONDE GROEP (binnen de 2SD van het
gemiddelde van de klinische groep)
C) De cliënt valt op het einde van de therapie
DICHTER BIJ bij het GEMIDDELDE GEZOND DAN KLINISCH.
STATISCHE SIGNIFICANTIE NIT RELEVANT!
VERANDERING i/d therapie BESPREKEN MET DE CLIËNT
Deel van de therapeutische relatie > openheid,
transparantie
̶ Verhogen betrokkenheid van de cliënt
̶ Belang van proces vs. resultaat
EVALUATIE VAN DE THERAPIE
- Voor de cliënt: beter afgestemde therapie met grotere kans op
succes
̶ Voor de therapeut: feedback over de therapie > vergroten van
competenties
win-win
WAAROM THERAPEUTEN GEEN
SYSTEMATISCHE METINGEN DOE
Men denkt dat ZIJN BEHANDELING NIET. behandeling geen systematische evaluatie nodig heeft
̶ Maar T overschatten hun eigen succes (Tracey et al. 2014)
2. EIGEN INDRUK VOLDOENDE. indrukken en informele evaluatie zijn voldoende, ‘de vinger aan de pols
houden’
̶ T zijn NIET GOED IN DECTEREN. goed in het detecteren van een ongundtig behandelverloop (Hannan et
al 2005)
3. Men hoeft niet te evalueren, want men gebruikt GEEN EVIDENCE BASED BEHANDEL PROTOCOL? evidence based protocol
̶ Aanzienlijke kans van slagen is geen garantie op succes
̶ Praktijk: slaagcijfers liggen lager dan in RCT’s (Barkham et al 2008)
̶ Oog voor de individuele voortgang van de cliënt
4. Evalueren met gestandaardiseerde instrumenten verstoort het therapeutisch proces
̶ Hangt af van hoe dit kadert
5. SYSTEMATISCHDE EVALUATIE -> VERBETERING BEHANDELING. evulatie verbetert de uitkomsten van behandelwerk (Jong et al al,
2012, 2014)
̶ FEEDBACK VIA OBJECTIEVE MEETINSTRUMENTEN
̶ Mogelijkheid tot bijsturen
̶ Sterkste effecten wanneer je niet alleen zelf als therapeut de resultaten bekijkt,
maar deze ook deelt en bespreekt met de cliënt
Hoe vaak evalueren?
WAT Klachten, processen, functioneren, therapeutische relatie, … ̶ Methodiek: ̶Zelfrapportage ̶Beoordelingsschalen ̶Observatie
HOE VAAK EVALUEREN?
̶ Minimaal: op het einde van behandeling
̶ maar geen vergelijkpunt
̶Vergelijking met cut-off scores > wat zegt dat over
iemand zijn vooruitgang? Is er wel iets veranderd?
Pre-meting + post-meting = pre-postdesign
̶ Je kan wel geen trends vaststellen > moeilijker
bijsturen
‒ Of bv. Cliënt begint al te verbeteren in de eerste sessies, terwijl er nog
geen interventies zijn gedaan
̶Elke tussentijdse meting is een een kans om na te gaan of de behandeling de goede richting uit gaat
Hoe meer maten, hoe accurater de tendensen in te
schatten zijn
Al het gedrag = aangeleerd.
GEDRAG = ZINVOLLE REACTIE BETEKENISVOLLE
SITUATIES
Denken
Doen
Voelen
BETEKENIS verwijst naar cognitieve verwerking of betekenis.
GEDRAG EN BETEKENIS.
HET LEERPROCES:
Proces dat je niet rechtstreeks kan observeren
̶ Je kan het PROCES wel AFLEIDEN uit uitwendig GEDRAG
̶ MAAR!
̶ Geobserveerde GEDRAGSVERANDERING = NIET VOLDOENDE. voor LEERPROCES!
̶ GEEN geobserveerde GEDRAGSVERANDERING wil niet zeggen dat er GEEN INFORMATIE = verworven op T1
‒ Iets LEREN ZONDER dat het in het
handelen ZICHTBAAR IN HANDELEN.
‒ Verwerven (LEREN) = NIET NOODZAKELIJK PRESTEREN.
T1: INFORMATIE -> T2: GEDRAG.
presteren
“KENMERKEN” gedragstherapie
- Gedrag is centrale aangrijpingspunt voor behandeling
̶ Klachten komen voort uit problematisch gedragspatronen (bv. Vermijding,
of tekort aan gedrag bv. Sociaal gedrag) - Gedragstherapeuten zijn directief (e.g. aanpak houdt in dat aanwijzingen
en adviezen (expliciet) aan de cliënt worden gegeven.)
̶ Didactisch aspect: Modelleren gewenst gedrag of aanleren nieuwe
vaardigheden - Gedragstherapie is doorgaans kortdurend (e.g. 1-16 sessies)
̶ Lengte van therapie hangt af van de complexiteit van de problemen - Interventies zijn evidene-based: nauwe samenhang met empirisch
onderzoek
KENMERKEN: 1. GEDRAG IS CENTRALE AANGRIJPINGSPUNT
NUANCE.
NIET ENKEL GEDRAG -> OOK betekenis: niveau UCS/UCR
Maar ook: voelen: Experiëntiële luik: Invloed van ACT, mindfulness & DGT/ ATTITUDE. etc.
Toch vnml focus op waarneembaar gedrag. ONDERLIGGENDE PROCESSEN
Gedrag AANGRIJPINGSPUNT:
motorische responsen/handelen
̶ Verbale/expressieve responsen
̶ Fysiologische responsen/autonome
reacties
OM BINNENKANT te begrijpen:
- Geheugen/cognitie/denken
- Beleving/emotie /voelen
- Motivatie/drijfveren
kenmerken (2) DIRECTIVITEIT
einde directief: kennisoverdracht en instructies geven.
kenmerken gedragstherapie: (3) KORTDURENDE BEHANDELTRAJECTEN
̶Veel CBT protocollen 1- 20 sessies, maar …
kortdurend lage complexiteit: minder
Grote complexiteit: meer
Tijdsefficiënt
̶ Is niet hetzelfde als oppervlakkig
KENMERKEN GEDRAGSTHERAPIE (4) GEBASEERD OP DE LEERTHEORIE EN WETENSCHAP
Gedragstherapie is toegepaste leerpsychologie
̶ Klassieke conditionering
̶ Operante conditionering
̶ > Toepassing van experimenteel geverifieerde leerprincipes
Sterke verankering in de wetenschap
̶ Psychologie als wetenschap
̶ Dus behandelingen ook op effectiviteit onderzoeken
kenmerken 4) GEBRUIKMAKEN VAN WETENSCHAPPELIJK
GETOETSTE METHODES
Toepassing van de experimentele methode > fase in de wetenschap waar je wetmatigheden opspoort
Ø Zoeken naar FUNCTIONELE relaties
Ø Zoeken naar SAMENHANG
Ø De BEHANDELING N=1 PATIENT.
uitgevoerde studies met één deelnemer
Ø Per deelnemer: observeren, interveniëren en meten
Ø BELANGvan de EMPIRISCHE CYCLUS
SCIENTIST PRACTIONER ̶ Empirische verankering: scientist practitioner ̶ VERANKERING in EXPERIMENTEEL onderzoek: ̶ experimentele PP ̶ Verankering in LEERPSYCHOLOGIE ̶ EVIDENCE BASED ̶ GESTRUCTUREERD werken ̶ Met AANDACHT voor COMPLEXITEIT
5 FACTOREN DIE VAN INVLOED ZIJN OP HET
THERAPIEPROCES
- Patientfactoren
- Therapeutfactoren
- Factoren in de therapeutische relatie
- Behandelfactoren
- Omgevingsfactoren: Non-specifieke therapiefactoren
therapeutischerelatie: PATIENTFACTOREN
- AARD + ERNST SYMPTOMEN
BV.- SCHULD en SCHAAMTE bemoeilijken de behandeling van gokverslaving (Dunn, Delfabbro & Harvey, 2012)
- COGNITIEVE TEKORTEN (informatieverwerking) bemoeilijken de
behandeling van alcohol-en drugsmisbruik (Bates et al, 2006)
LANGERE DUUR voorspeld:
- GROTE ERNST
- COMORBIDITEIT bij AANVANG
Ø NEGATIEVE VOORSPELLER BEHANDELSUCCES
- LANGE DUUR STOORNIS> grotere ernst (Steketee et al, 2005)
- PERSOONLIJKHEIDSFACTOREN
persoonlijkheidsproblematiek -> minder resultat
maar niet altijd verklaring. behandelplan, overeenkomst, commitment,.. - MOTIVATIE EN VERWACHTING
Bij relatief geringe lijdensdruk
̶ Weerstand tegen verandering: ambivalentie
̶ Gebrek aan motivatie verhoogd risico op drop out
Hoe hoger de verwachting van de resultaten van therapie > des te beter het resultaat is
- INTELLIGENTIE
positieve voorspeller van resultaten
̶ Therapie vereist dat men leert > degenen die gemakkelijker leren
hebben dus ook betere resultaten
Let op! Veel EFFECTIVITEIT INTELLIGENTIE ALS EXCLUSIE. gebruikte lage intelligentie en
analfabetisme als exclusiecriterium
Kerningredienten therapie
De therapie moet werken: Effectieve interventies
̶ Patiënt moet zich engageren
̶ De therapeut moet de therapie goed implementeren
THERAPEUTFACTOREN
- ERVARING
Onverwerkte levenservaringen kunnen hinderen > niet objectief.
LEVENSERVARING KAN MEERWAARDE:
existentiële VRAAGSTUK.
AANTAL JAREN VOORSPELLER te zijn van BEHANDELRESULTAAT.
2. PERSOONLIJKE EIGENSCHAPPEN Empathie ̶ Onvoorwaardelijke acceptatie ̶ Echtheid / transparantie ̶ Interesse ̶ Warmte ̶ Alertheid ̶ Actieve houding ̶ Betrokkenheid!
- Protocol adherence.
̶ Therapeuten NIET GOED OPGELEID
̶ De SETTING is LAAT niet toe
- Vermijdingsgedrag protocollen. Wel kennen mara neit toepassen. vicieuze cirkel - therapist protocols. Accomoderen i/d angst. O zal ik dat wel niet doe. -> vermijden exposure.
- Factoren in de THERAPEUTISCHE RELATIE.
HOOP OP VERBETERING: door te werken voor client,planmatige aanpak, afspraken over doelen.
warmte, echtheid, empathie, steunend, aanmoedigend, niet bedreigend.
VOLGEN ~ STUREN ifv client.
GEBASEERD op SAMENWERKING: ‘collaborative empiricism’ (Tee & Kazantzis, 2010). Samen onderzoeken. Voor succesvolle
behandeling
DISTRESS SENSITIVITY: Antenne, radar
̶Gevoelig zijn voor NON-VERBAAL gedrag
̶Aansluiting zoeken ‘bare witness’
WEERSTAND EN AMBIVALENTIE
Kan voortkomen uit ambivalentie, negatieve schema’s en interpersoonlijke factoren (Leahy, 2007). Maar we verwachten ook veel van cliënten.
OVERDRACHT EN TEGENOVERDRACHT
Cliënten hebben vaak moeilijk interpersoonlijk functioneren
̶ merkbaar I-D Therapeutische relatie
CBT: OVERDRACHTkomt voort uit OVERGEGENARILSEERDE interpersoonlijke
OVERTUIGING.
̶ TEGENOVERDRACHT is de REACTIE DAAROP.
moeilijkheden therapeutische relatie.
demoralisatie:
CONCEPTUALISEREN in de leergeschiedenis v/d client.
ERKENNEN. v/d moeilijkheden.
eigen bijdrage bestuderen.
Behandleplan 1. KEUZE VAN HET EERSTE TE BEWERKEN
PROBLEEM
OBV. RELEVANTIE EN VOLGORDE.
Veranderbaar Ernst/urgentie behandelbaar contra-indicaties;. kans van slagen motivatie
LINEHAN
- Levensbedreigend
- Therapie interferend
- Aanleren vaardigheden
- Onderliggende processen
BEHANDELPLAN 2. FORMULEREN VAN BEHANDELDOELEN
DOELSTELLINGEN: SMART
specifiek, meetbaar, overeenkomst, realistisch, time-based.
Onderscheid: ALGEMEENdoel: zichtbaar bij aanmelding (+ therapeut).
̶ INTERMEDIARE doelen: oorzakelijke, instandhoudende factoren bewerken
Oorzakelijk: KLASSIEKE COMPONENT
Instandhoudend: OPERANTE COMPONENT
PROBLEMEN:
Geen enkel doel wordt haalbaar geacht (passiviteit)
¡ Probleem is AFH. van Onveranderbare aspecten.
¡ Eén van de betrokken partijen is het niet eens met de doelbepaling
¡ Cliënt vindt doelstellingen irrelevant, triviaal
PLANNEN VAN INTERVENTIES: INDICATIESTELLING
= Bepalen van de meest geschikte behandeling
̶ Enerzijds nagaan vanuit expertperspectief:
̶ Evidence based
̶ Individuele diagnostiek: Baseren op FA en BA
̶ Anderzijds rekening houden met cliëntperspectief:
̶ Slaagkans
̶ Contra-indicaties
̶ Informeren over mogelijkheden en beperkingen
interventie
INTERVENTIES OP NIVEAU CSUCS/UCR: EXPOSURE
DEFINITIE
̶ De cl GELEIDLEIJK of INEENS BLOOTSTELLEN aan de gevreesde / fobische situatie
̶ De gevreesde CS, NIET de UCS
̶ Het DOELis het VERBREKEN van CS – UCS/UCR KOPPELING
THEORETISCHE ACHTERGROND.
- EXPOSURE = HABITUATIE
̶ Angstverloop bij blootstelling neemt af, analoog aan fysiologische habituatie
MAAR! Oorspronkelijke CS – UCS associatie BLIJFT BEWAARD !!!!!!!!!!!!!!!!!!!
1. SPONTAAN herstel
2. Verandering van context
3. Reinstatement
̶ Bovendien: ANGSTREDUCTIE tijdens de EXPOSURE = NIET PREDIFICTIEF VOOR LT RESULTATEN.
- EXPOSURE = EXTINCTIE.
Exctinctie = AANBIEDEN van de CS zonder dat de UCS erop volgt
̶ Niet zomaar het gewennen aan de CS, maar het leren van iets nieuw = afleren associatie tussen CS en UCS
EMO VERWERKING: Niet alleen de processen BINNEN één exposure sessie zijn van
belang, maar ook de processen TUSSEN verschillende exposure sessies
̶ Tussen de exposure sessies vindt er ook (COG. VERWERKING)
verwerking plaats, waarbij de CS een NIEUWEbetekenis verwerft
̶ CORRECTIVE LEARNING: de CS krijgt een MINDER BEDREIGENDE BETEKENIS = HERINTERPRETATIE cfr. cognitieve visie
- INHIBITOIR LEREN
Er is COMPETITIE tussen ̶EXCITATOIR en INHIBITOIR leren
Angstnetwerk in ons GEHEUGEN
̶ STIMULUSkenmerken (bv. Beelden of zintuiglijke eigenschappen)
̶ BETEKENISkenmerken (cognities)
̶ RESPONS kenmerken (EMOreacties als gedragingen)
DOEL EXPOSURE: UITBREIDING van het angstnetwerk over de VERSCHILLENDE NIVEAUS
̶ STIMULUSkenmerken: ‘slechts enkele spinnen zijn gevaarlijk’
̶ De CONTEXT: ook een spin in het donker is niet gevaarlijk
̶ De VERWACHTING: spinnen komen niet naar me toe (sequentieel verband)
̶ Je EIGEN RESPONS: ik kan kalm blijven, ik kan het aan, …
̶ UCS / UCR: deze ramp is geen ramp, maar een ongemak
̶ COMPETITIE van REPRESENTATIE I-H GEHEUGEN -> nieuwe associaties toegankelijker maken (hoe meer corrigerende ervaringen, hoe sterker de nieuwe associaties
̶ MAAR! HOE LANGER, HOE MOEILIJKER TOEGANKELIJK NIEUWE infoRMATIE > dus ook OEFENEN op LT!!!!!!!!!!!!!