Geheugen Flashcards

(26 cards)

1
Q

Short term memory

A

Info die op dit moment “in mind” is wordt herinnerd met een limiet in hoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Long term memory

A

Informatie die ligt opgeslagen, maar niet bewust toegankelijk hoeft te zijn op dat moment. Er lijkt geen limiet aan de hoeveelheid info te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Working memory

A

Systeem dat een actieve rol heeft in tijdelijke opslag en manipulatie van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Articulatory suppression

A

Woorden zachtjes uitspreken terwijl men andere testjes doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Declarative/explicit memory

A

Herinneringen die we bewust kunnen ervaren en verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nondeclarative/ implicit memory

A

Onbewuste herinneringen waar we niet actief naartoe kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Procedural memory

A

Herinneringen over het uitvoeren van skills, zoals fietsen. Je kan het uitvoeren, maar niet verbaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Semantic memory

A

Algemene kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Episodic memory

A

Herinneringen uit mijn eigen leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen anterograde en retrograde memory?

A

Retrograde zijn herinneringen VOOR hersenschade

Anterograde zijn herinneringen NA hersenschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is consolidation?

A

Het proces waarbij moment op moment veranderingen van brein activiteit vertaald worden naar permanenten veranderingen in het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Ribots law?

A

Herinneringen uit de jeugd (langer geleden) blijven beter intact bij amnesia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zij place cells?

A

Bepaalde neuronen in de hypo campus reageren op bekende ruimtes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn gridcells?

A

Neuronen die reageren op bepaalde ruimtes en een plattegrond creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de recognition minors test?

A

Test waarbij men aan moet geven of de stimuli al voorbij is gekomen of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de recall test?

A

Memory test waarbij men zelf terug moet halen (zonder stimuli) of het eerder voorbij is gekomen (geen plaatje van een koe, maar de vraag wat is er voorbij gekomen?)

17
Q

Wat is familiarity?

A

Weten; context vrije herinnering waarbij het voorwerp herkend wordt omdat het bekend voelt

18
Q

Wat is recollection?

A

Remembering: context gebaseerde herinneringen zoals specifieke info van een studeer moment (episode) die bij zijn gebleven

19
Q

Wat is levels of processing account ?

A

Info die verbaal (semantically) verwerkt wordt, wordt beter herinnerd dan info die enkel perceptueel verwerkt wordt.

20
Q

Wat is de Encoding specificity hypothesis?

A

Gebeurtenissen zijn makkelijker te herinneren in de context waarin men het moet herinneren hetzelfde is als toen men de info op moest slaan

21
Q

Wat is retrieval induced forgetting

A

Het ophalen van herinneringen zorgt voor het onderdrukken van gelijksoortige herinneringen

22
Q

Directed forgetting

A

Vergeten, omdat men iets WIL vergeteb

23
Q

Constructive memory

A

Herinneringen uit het verleden kunnen veranderen aan de hand van wat we nu weten

24
Q

False memory

A

Een herinnering die niet klopt wordt als kloppende herinneringen herinnerd

25
Wat is source monitoring?
Herinneringen worden opgehaald aan kennis over de originele context
26
Wat bedoelen we met confabulation?
De herinnering is fout / zelf tegensprekend, maar men probeert en wil niet liegen