Geneeskunde 1B1 week 5 Flashcards
(108 cards)
1B1 HC 1 arteriële obstructie:
Wat zijn 3 mogelijke oorzaken van arteriële obstructie?
De 3 oorzaken zijn:
1. Atherosclerose
2. Hypertensie
3. Vasculitis
1B1 HC 1 arteriële obstructie:
Wat zijn de 4 stimuli voor atherosclerose?
De 4 stimuli zijn:
1. Erfelijke factoren
Hypertensie en diabetes mellitus
2. Inactiviteit
3. Voeding
4. Ongezonde gewoontes
Roken, overmatig drinken, drugs
1B1 HC 1 arteriële obstructie:
Tot welke 2 dingen kan atherosclerose zich ontwikkelen?
De 2 dingen zijn:
1. Stabiele plaque
2. Instabiele plaque
1B1 HC 1 arteriële obstructie:
Wat is het verschil tussen een stabiele en instabiele plaque?
Een stabiele plaque heeft een dikke firbrotische cap die zich over de lipide kern heeft gevormd. De instabiele plaque heeft een veel dunnere cap over de lipide kern.
1B1 HC 1 arteriële obstructie:
Wat is het risico van een (in)stabiele cap bij atherosclerose?
Instabiel: Grote kans op ruptuur.
Stabiel: Leidt sneller tot obstructie van het lumen.
1B1 HC 1 instabiele plaque leidt tot infarct:
Wat zijn de 6 determinanten of een instabiele plaque leidt tot een infarct?
De 6 determinanten zijn:
1. Duur van het zuurstoftekort
2. Gevoeligheid voor zuurstoftekort
- Type weefsel
- Temperatuur
3. Alternatieve bloedtoevoer (collateraal flow)
4. Volledige versus partiële vaatobstructie
5. Acute versus geleidelijke obstructie
- Ischemisch preconditionering
- Angiogenese
6. Acute versus geleidelijke reperfusie
- Bij geleidelijke reperfusie ontstaat er minder schade
1B1 HC 1 circulatie hersenen:
Waarom is een volledige obstructie voordeliger dan een partiële obstructie in de halsslagader?
- Een partiële obstructie heeft de neiging bloedpropjes los te laten richting de hersenen en kan daar veel kwaad aanrichten
- Een volledige obstructie is niet gelijk dodelijk, omdat de halsslagader aan de andere zijde van de hals de bloedvoorziening kan overnemen
1B1 HC 1 circulatie lever:
Waarom is het niet erg als bij de lever als bijvoorbeeld de a. hepatica afgesloten zou zijn?
Omdat meerdere vaten de lever voorzien van zuurstof. De vena portie bevat ook nog 60% van de oorspronkelijke hoeveelheid zuurstof.
1B1 HC 1 ischemische preconditionering:
Op welke 3 manieren is het uiteindelijke infarct van een hart te beperken?
- Als het hart al vaker korte periodes (gedurende 5 minuten) zonder zuurstof heeft gezeten
- Geleidelijke groeiende afsluiting of een verminderde afsluiting voorafgaand aan een volledige afsluiting
- Als er in een ander gebied van het lichaam ischemie is, hierdoor is het hart in een soort staat van alertheid
1B1 HC 3 inleiding:
Wat zijn 5 mogelijke atherotrombotische aandoeningen?
De 5 mogelijke aandoeningen zijn:
1. TIA
2. CVA
3. Acuut coronair syndroom
4. Myocardinfarct
5. Perifeer vaatlijden
1B1 HC 3 inleiding:
Wat zijn de 4 mogelijke gevolgen voor mensen met perifeer arterieel vaatlijden (PAV)?
De 4 mogelijke gevolgen zijn:
1. Hoger risico op coronair lijden
2. CVA’s (beroertes)
3. Hogere cardiovasculaire morbiditeit
4. Hogere cardiovasculaire mortaliteit
1B1 HC 3 prognose:
Wat is de medische prognose bij perifeer arterieel vaatlijden met claudicatio intermittens?
Mensen hebben vaak zorgen over het betreffende been, maar het risico op overlijden is meestal zorgwekkender.
1B1 HC 3 prognose:
Wat is de medische prognose bij ischemie met claudicatio intermittens?
Mensen hebben last van een lichaamsdeel maar ischemie heeft een veel slechtere prognose dan cladicatio intermittens.
Na 1 jaar is een kwart van de patiënten overleden en na 2 jaar de helft.
1B1 HC 3 anamnese:
Wat is cladicatio intermittens?
Pijn in het been bij het lopen.
1B1 HC 3 anamnese:
Wat zijn mogelijke vragen aan een patiënt met ‘pijn in het been bij het lopen’?
De mogelijke vragen zijn:
- Wanneer heeft u pijn?
- Hoelang heeft u er al last van?
- Wanneer zijn de klachten ontstaan?
- Waar zit de pijn eigenlijk precies?
- Wanneer houdt het op?
- Heeft u er wat aan gedaan dat de pijn minder werd?
- Heeft iemand in uw familie hier last van?
1B1 HC 3 anamnese:
Welke 3 factoren zijn belangrijk om vragen over te stellen?
De 3 factoren zijn:
1. De voorgeschiedenis
Iemand die al bekend is met hart- en vaatziekten, heeft een groter risico op perifeer arterieel vaatlijden (PAV)
2. Medicatie
Geeft informatie over de voorgeschiedenis
3. Familieanamnese
Zowel nature als nurture
1B1 HC 3 typische klachtenpatroon bij claudicatio intermittens:
Wat zijn de 2 typische klachten bij claudicatio intermittens?
De 2 klachten zijn:
1. Pijn in de kuiten bij het lopen
2. De pijn gaat weer weg als de patiënt stil gaat staan
1B1 HC 3 typische klachtenpatroon bij claudicatio intermittens:
Op welke manier kan de pijn verklaard worden bij claudicatio intermittens?
De kuiten gebruik je veel bij het lopen en zal in de kuiten dus het snelst zuurstoftekort optreden. Als gevolg van het zuurstoftekort treedt er verzuring op en dit doet pijn.
1B1 HC 3 typische klachtenpatroon bij claudicatio intermittens:
Waar duidt pijn in de bil op?
Verstopping van de a. iliaca interna.
1B1 HC 3 typische klachtenpatroon bij claudicatio intermittens:
Wat is typisch voor neuronen cladicatio intermittens?
De pijn is pas weg bij zitten.
1B1 HC 3 lichamelijk onderzoek:
Wat zijn belangrijke aspecten om naar te kijken bij claudicatio intermittens?
De aspecten zijn:
- De kleur in de benen
‘Roze’ = normaal
Rood = ontsteking
Wit = geen bloed
Zwart = lange tijd geen bloed
- Klopping voelen in arteriën
De lies, de knieholte en de enkel
Bij claudicatio intermittens voel je geen pulsaties
- Luisteren naar souffles (ruisen van bloed door wervelingen)
- Verandering van de kleur bij het bewegen van het been
Bij depending rubor (volledige capillaire dilatatie) zijn de benen erg rood, wanneer deze naar beneden hangen. Houd je de benen omhoog, worden ze erg bleek, noemt men dit blanching.
Normaal zouden ze roze moeten blijven
Bij mensen met een slagaderziekte worden de voeten wit
- Temperatuur vergelijken
- Ook wondjes aan het been kunnen ontstaan door een tekort aan bloed en genezen amper
- Afwezigheid van haar of atrofie van de huid
1B1 HC 3 differentiaal diagnose:
Wat is het karakter, de lokalisatie, relatie met bewegen, de verbetering van klachten bij perifeer arterieel lijden?
Karakter:
- Krampen
- Vermoeidheid
Lokalisatie
- Bil
- Dijbeen
- Kuit
Relatie met bewegen:
- Directe relatie
Verbetering van klachten:
- Snelle afname bij rust
1B1 HC 3 differentiaal diagnose:
Wat is het karakter, de lokalisatie, relatie met bewegen, de verbetering van klachten bij spinale kanaal stenose?
Karakter:
- Prikkelingen
- Tintelingen
- Gevoelloosheid
Lokalisatie
- Vanuit de rug
- Doortrekkend naar het been
Relatie met bewegen:
- Variabel
Verbetering van klachten:
- Bij verandering van positie
- Zitten geeft verlichting
1B1 HC 3 differentiaal diagnose:
Wat is het karakter, de lokalisatie, relatie met bewegen, de verbetering van klachten bij artris of artrose?
Karakter:
- Pijn
Lokalisatie
- Heup
- Knie
Relatie met bewegen:
- Variabel
Verbetering van klachten:
- Langzame afname bij rust