geografie wetenschap en praktijk Flashcards

(111 cards)

1
Q

Kritisch rationalisme: opbouw artikel

A
  • Empirische cyclus
  • Beginnen vanuit theorie
    (meerdere) hypothesen
  • Veel aandacht voor theorie en methodologie
  • Identificeren van of uitwerken van theorie,
  • Falsificeren: de data analyseren om vast te stellen of de verwachtingen onjuist waren en daardoor falsificeren theorie. - - observeren bijvoorbeeld door veldwerk of experiment,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kritisch rationalisme: Rol theorie

A
  • Deductief
  • Aandacht voor hypothesevorming
  • Inzichten in bestaande theorie
  • Alle observaties zijn gebaseerd op theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kritisch rationalisme: Begrippen en concepten

A
  • Patronen
  • Causale relaties
  • Demarcatieprobleem: wat is wel en wat is geen wetenschap 
  • Falsificeren (bevestigen wat je niet weet dmv severe test, tegenwerken hypothese) (karl popper)
  • Immuniseringsprobleem (moeilijk om hypothese te isoleren van sociale relatie)
  • Selectieprobleem (moeilijk om te kiezen tussen 2 theorieën die hetzelfde verklaren)
  • Irrationaliteitsprobleem (onderzoek als sociaal verschijnsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kritisch rationalisme, methoden

A
  • Vaak Kwantitatief
  • Meer afstand van observatie
  • Nadruk op weerleggen van hypothesen
  • Severe test (van een theorie):
  • hypothese en theorieën evalueren dmv strenge methoden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kritisch rationalisme: Rol onderzoeker

A

Objectieve wetenschapper, onderzoek is herhaalbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kritisch Rationalisme: Literatuur namen

A

Karl Popper, falsificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kritisch rationalisme, Doel onderzoek

A

Aantonen of theorie voorlopig geldt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Marxisme: opbouw artikel

A
  • Meer theoretisch
  • Volgt niet de empirische cyclus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Marxisme: Rol theorie

A
  • op zoek naar structurele relaties
  • politiek economisch
  • Abstraheren grote rol: fenomeen opbreken in stukken en de relaties en processen identificeren
  • Theorievorming
  • Realist, wereld bestaat onafhankelijk buiten onze kennis
  • Structuralistisch: structuren die de maatschappij vormen
  • Materialistisch: materiële omstandigheden als fundamenteel beschouwt begrijpen van de wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Marxisme: begrippen en concepten

A
  • Mode of production: fundatie samenleving, namelijk kapitalisme
  • Abstraheren: fenomeen opbreken in stukken en de relaties en processen identificeren
  • Temporal fix: kapitaal vastzetten in tijd
  • Spatial fix: kapitaal vastzetten in ruimte, ruimtelijke ongelijkheden zijn net zo belangrijk als sociale status “marx”
  • Commodificatie, dialectic (theses, syntheses, antitheses, Capitalist, exploitation, ruimtelijke differtiatie en gelijkwording,
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Marxisme: Methoden

A
  • Geen specifieke methoden
  • Dialectical materialism: materiële omstandigheden en sociale verhoudingen vormen de basis voor de samenleving
  • Abstractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Marxisme; rol onderzoeker

A
  • Doet er niet toe
  • Meegaan in denkproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Marxisme: literatuur namen

A
  • Marx
  • Neil smith
  • Harvey
  • Olmann
  • Levebvre
  • Manual Castells
  • Noel Castree
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Marxisme: doel onderzoek

A
  • Achterliggende structuren van de gebeurtenissen in de wereld identificeren die verklaren wat we observeren
  • Veranderen van structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kritisch realisme: opbouw artikel

A
  • Meer theoretisch
  • Uitgebreide methode
  • Iteratief proces (schema Yeung): onderzoeksproces herhaaldelijk doorlopen tussen gegevensverzameling, analyse en interpretatie
  • Volgt niet de empirische cyclus maar de gedachtevorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kritisch realisme: rol theorie

A
  • Abstraheren: fenomeen opbreken in stukken en de relaties en processen identificeren.
  • Reconceptualisering: heroverwegen en herdefiniëren van de concepten
  • Iteratief proces (deductie en inductie)
  • Kennis is een sociale praktijk
  • Onze kennis van de wereld is theorie geladen en feilbaal
  • 3 domeinen van realiteit: Real, Actual, Empirisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kritisch Realisme: begrippen

A
  • Causale mechanisme: verantwoordelijk voor het produceren van causale relaties maar ook begrijpen hoe en waarom.
  • Abstraheren
  • Transcendal realism: empirist fallacy: empirie is niet de werkelijkheid
  • Wetenschap 2 dimensies:
    transive: Objectieve kennis
    intransive: relatie tussen de wetenschapper en onderzoek zelf (Subjectief)
    Critical naturalism
    Unveil accumulation processes
    Uneven geographies
    Empirical
    Analyses
    Stratification
    Emergence
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kritisch Realisme: Methoden

A
  • Aandacht en reflectie voor de empirie
  • Geen specifieke methoden, wel veel aandacht ervoor
  • Triangulatie
  • Iteratie
  • Experimenten
  • Dialectische aanpak
  • Emperical abstraction: van concrete empirische gegevens naar abstracte algemene kennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kritisch realisme: Rol onderzoeker

A
  • Contextafhankelijke kennis
  • Self-Assigned critical realist: uitvoerder van het kritisch realisme
  • Meegaan in denkproces
  • Eigen gedachtevorming centraal en toegelicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kritisch realisme: Literatuur namen

A
  • Bhaskar
  • Giddens
  • Andrew Sayer
  • Andry Pratt
  • Bob Jessop
  • Henry Wai-Chung-Yeung
  • Massey
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kritisch realisme: Doel onderzoek

A
  • Begrijpen causale mechanisme die verklaren wat we observeren
  • Vervangen onjuiste wetenschap met juiste wetenschap
  • Veranderen van structuren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fenomenologie: opbouw artikel

A
  • Twee soorten: een met empirische cyclus en een waarbij het denkproces centraal staat
  • Sterke methodologie
  • Veel citaten
  • Veel aandacht Theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Fenomenologie: Rol theorie

A
  • Kritische theorie
  • Interpretatie wereld belangrijker
  • Grounded theory: gericht op het ontwikkelen van nieuwe theorieën in een sociaal proces op basis van gedetailleerde contextuele verzamelde gegevens (zonder hypothese en theoretisch kader)
  • Vaak inductief en iteratief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Fenomenologie: begrippen

A
  • Intentionaliteit (Husserl) Observeren doe je altijd met een bepaalde intentie
  • Existentialisme: het bestaan, de individuele ervaringen door subjectieve beleving vd mens
  • Embodiment: (belichaming) hoe je je leven ervaart door het lichaam en zintuigen
  • Reversability: Fenomeen is omkeerbaar en veranderbaar
  • Dwelling: bewonen van een plek
  • Hermeunitiek: studie van interpretatie teksten
  • Agency: vermogen om eigen beslissingen te maken
    Experience, meaning, value, sense of place, place, in place, /out of place, placelessness, intentionality, lifeworld, reflextivity, topophilia, being in the world, , phenomenon, subject reversibility
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Fenomenologie: Methoden
- Gericht op individuele ervaringen - Doel is de betekenis onder worden brengen - Nadruk op verschillende Kwalitatieve methoden
26
Fenomenologie: Rol onderzoeker
- Individuele ervaringen - Heel belangrijk, kan zelfs het onderzoeksthema zijn.
27
Fenomenologie: Literatuur namen
- Husserl - Heidegger - Sarte - Merlau-Ponty - Tuan - Relph - Buttimer - Sack - Rowles - Ley
28
Fenomenologie: verschil actor network theorie
- Individu centraal - Ervaring fenomenen - Betekenis
29
Actor network theorie: Opbouw artikel
- Geen empirische cyclus - Sterke methodologie - Vaak veel beeldmateriaal en citaten - Veel aandacht theorie
30
Actor network theorie: rol theorie
- Emoties zijn belangrijk - iteratief - veel methoden - nadruk op grounded theory: gericht op het ontwikkelen van nieuwe theorieën in een sociaal proces op basis van gedetailleerde contextuele verzamelde gegevens (zonder hypothese en theoretisch kader) - Actant (bruno latour) alle dingen die van invloed zijn op een bepaalde situatie of daar mede vorm aan geven. de term benadrukt de relatie tussen menselijke en niet-menselijke entiteiten
31
Actor network theorie: begrippen
- focus op alledaagse materiële relaties - netwerk in relaties centraal - Menselijke en Niet-menselijke actoren - Assemblage: samenkomen actoren Materialist Participatory research Network Assemblage Network of relations Actants Everyday experience of being Connections Components
32
Actor network theorie: methoden
- beschrijven, niet analyseren - netwerk in kaart brengen - discussies over schaalniveaus - kwalitatief (voornamelijk) - nadruk op dynamiek (veranderlijkheid) - relationele aanpak, netwerk in kaart brengen.
33
Actor network theorië: literatuur namen
- Latour - Jons - Barrat - Serres - Collon
34
Actor network theorië: doel onderzoek
beschrijven relaties
35
Actor network theorie: verschil fenomenologie
- Connecties in netwerk - Meer dan menselijke actanten - praktijken van performance - Assemblage (beschrijven)
36
Non-representational network theory: opbouw
komt vaak ook beeldmateriaal in voor of ander ondersteunend materiaal
37
NRT: rol theorie
- nadruk op grounded thoery - theoretische reflectie vaak uitgebreid onderdeel artikel
38
NRT: Begrippen
Experience Embodiment Corporeal Affect Pre-cognitive Non-cognitive Emotion Being in the world Situatedeness Relational Assemblage Everyday practices Performativity Time spaces Description (rather than analyses
39
NRT; Methoden
- methoden die gevoelens, betekenis, emotie en affect kunnen vangen - voornamelijk kwalitatief - netwerk in kaart brengen - sterke samenhang tussen methoden en onderwerp - meer gericht op beschrijven dan analyseren - Vaak etnografisch of auto-etnografisch: het beschrijven van diepgaande sociale fenomenen. Bij auto-etnografisch: wordt de onderzoeker zijn persoonlijke ervaringen ook betrokken in het onderzoek
40
NRT: rol onderzoeker
- Vaak zelf ook actief betrokken bij het onderzoek - Deels gericht op eigen ervaringen - Een effectieve manier zoeken om ervaringen te communiceren
41
NRT: Literatuur namen
- Thrift - Deleuze - Waitt & Cook - Vannini & Taggart
42
NRT: Doel onderzoek
Niet alleen betekenisgeving maar ook mede vorm geven door acties (if we act differently, we change the world.
43
Sociaal constructivisme: opbouw artikel
niks
44
Sociaal constructivisme: rol theorie
- focus op sociale processen die onze kennis van de wereld vormen - Focus op Collectieve ervaringen sociale processen - collectief centraal
45
Sociaal constructivisme: Begrippen en concepten
- Artefacten: onze kennis, concepten en fenomenen zijn constructen van onze taal en acties - Habitualisation: routines van mensen, leidt tot - institutionalisation: gedrag dat vanzelfsprekend wordt (sociale norm) leidt weer tot - objectivication: gedrag zelf wordt opbject - Paradigma's: idee hoe de wetenschap eruit ziet Identities Social and spatial practices Socialization -
46
Sociaal constructivisme: Methoden
x is vanzelfsprekend x ontmaskeren als sociale constructie x heeft het nadelige effecten y beter alternatief - nadruk op collectieve betekenisgeving - diversiteit aan methoden - verschillende epistemologie
47
Sociaal constructivisme; rol onderzoeker
We kennen de wereld door onze waarnemingen, maar ontkent niet het bestaan onafhankelijke werkelijkheid
48
Sociaal constructivisme: literatuur namen
- Kuhn - Berger & Luckmann - Peter Jackson
49
Sociaal constructivisme: doel onderzoek
- bewustzijn creëren - challenging the status quo
50
Feminisme: opbouw artikel
- kan empirische cyclus volgen of niet - zoeken naar de stemmen die niet gehoord of gezien worden
51
Feminisme: rol theorie
kan gecombineerd worden met verschillende aanpakken (afhankelijke van de variteit)
52
Feminisme: begrippen
Gender als sociaal construct 3 golven feminisme (geo pas 2e golf) Empirisch feminisme: - zichtbaarheid vrouwen - waar zijn de vrouwen ruimtelijk? Feminist standpoint theory: - kennis is sociaal gesitueerd - gemarginaliseerde groepen hebben een unieke kijk op de samenleving - situatie gemarginaliseerde groepen bieden meer inzichten - Onderzoek moet vertrekken vanuit de positie van de marginaliseerde groepen Postmoderne/poststructureel: - ondermijning categorieën bevragen, bv verschillen tussen vrouwen - intersectionaliteit & discourse Gender, Gender relations, gender roles, gender equality, difference, intersectionality
53
Feminisme: methoden
- vaak kwalitatief - onderzoek met betrokkene
54
Feminisme: rol onderzoeker
- Reflexiviteit - Aandacht voor hoe je het doet - Politisering van onderzoek - 'giving back' - niet perse vrouwen,
55
Feminisme; literatuur namen
- Simone de beauvoir - Monk, Hanson
56
Feminisme: Doel onderzoek
Stem geven aan de gemarginaliseerde groepen en blootleggen machtsrelaties
57
Feminsime 3 x gender
3X Gender Gender als verschil (ruimtelijk) Gender als sociale relatie (intersectionality, sociale relatie m v) Gender als sociale constructie (met betekenissen, discourse etc.)
58
Poststructuralisme: opbouw artikel
- Geen empirische cyclus - niet 1 structuur
59
Poststructuralisme: rol theorie
- Niet deductief - Aandacht naar oppervlaktes: acties, tekst waaruit betekenissen ontstaan - Deconstructie - geen metanarratives
60
Poststructuralisme: begrippen
- Deconstructie: ontleding tekst - Differance: betekenis is altijd relationeel aan taal - Disciplinary power: hierarchische observatie normalisering judgement examinitatie - zelfregulatie: opleggen norm doe je zelf - Discourse: betekenis die wordt gegeven - Performativity: taal en discours zijn niet alleen beschrijvend maar zijn ook constructief en actief bij het vormen van de werkelijkheid en creëren van sociale structuren en identiteiten. Representation Governmentality Intersectionaliteit (pstruct fem) Performativity (pstruct fem) Betekenissen en interpretatie structuren zijn niet stabiel en vast Power relations Discourse Binaries intersectionaliteit (post-structural feminism)
61
Poststructuralisme: Methoden
- Vaak kwalitatief - niet alle beschrijvend - veel aandacht voor categoriën en machtsrelaties - discourse analyse: onderzoeksmethoden naar de rol van taal en betekenisgeving
62
Poststructuralisme: rol onderzoeker
- Reflexiviteit - aandacht sociale positionaliteit auteur
63
Poststructuralisme: literatuur namen
- Derrida - Focault - lyottard - baudrillard - spivak - Said
64
Poststructuralisme: doel onderzoek
- onderzoek de dingen die stabiel lijken en onderzoek wat sociaal geconstrueerd is - het is niet mogelijk om de objectieve realiteit te kennen.
65
Positivisme: opbouw artikel
Empirische cyclus Veel aandacht voor beschrijving van de data Minder aandacht theorie Veel methoden Probleemstelling
66
Positivisme: rol theorie
Inductief – feiten eerst Meer theorie in conclusie
67
Positivisme: begrippen
Analytische uitspraak (a priori, definitie logisch) Synthetische uitspraak/statements (toetsen aan empirie, verificatie) Verificatie (bevestigen wat je weet) -> wetenschap kan alleen beschrijven Naturalisme (sociale wereld net zo onderzoeken als de natuurlijke wereld) Patronen Causale relaties
68
Positivisme: methoden
Vaak kwantitatief – Vanuit waarnemingen (observeren niet participatief), meten is weten, gebruik wiskundige data Feiten eerst, patronen zoeken Transparant Vaak Gis en ruimtelijke statistieken
69
Positivisme: rol onderzoeker
doet er niet toe
70
Positivisme: literatuur namen
Geen specifieke verwachtingen/Niet per sé namen verwacht Auguste Comte (verschillende stadia om wereld te begrijpen: theologisch, metafysisch, positief) Wiener Kreis Walter Christaller (centrale plaatsen) The Vienna Circle
71
Positivisme: doel onderzoek
Generaliseerbare theorie vormen door objectieve (volgens procedure) empirische waarnemingen, voorspellen Theorie (en kennis) vormen, gebaseerd op empirie en observatie Promoten eenheid van wetenschap (door wetenschap of taal)
72
Positivisme: Kritiek
Reductionisme: wat je niet ziet bestaat niet, meer aan mensen dan kwantitatieve data, dominante groepen komen vooral bovenop via gebruik van kwantitatieve data, hierdoor geen aandacht voor het individu en hun individuele ervaringen. Kritiek op kwantitatieve methoden, niet alles kan gekwantificeerd worden. Generalisatie maakt details onzichtbaar
73
abstraheren?
Hoort bij marxisme, en kritisch realisme Fenomeen opbreken in stukken en de relaties en processen identificeren
74
wat is een synthetische uitspraak?
Positivisme: een uitspraak die je toetst aan de empirie
75
Wat is naturalisme?
Positivisme de sociale wereld net zo onderzoeken als de sociale wereld
76
wat is een causale relatie
Positivisme en kritisch rationalisme een relatie van het een tot het ander, alleen empirisch waarneembaar
77
wat is het demacartieprobleem? en hoe 'los je het op'
kritisch rationalisme wat is wel en wat is geen wetenschap? door het te falsificeren
78
wat is het immuniseringsprobleem?
Kritisch rationalisme Het is lastig om hypothese te isoleren van sociale realiteit
79
wat is het selectieprobleem?
Kritisch rationalisme moeilijk om te kiezen tussen 2 theorieën die hetzelfde verklaren
80
wat is het irrationaliteitsprobleem?
Kritisch rationalisme onderzoek als sociaal verschijnsel, een wetenschapper is instaat om irrationele beslissingen te maken.
81
Wat is de mode of production?
Marxisme fundatie samenleving namelijk capitalisme
82
wat zijn causale mechanisme?
Kritisch realisme marxisme verantwoordelijk voor het produceren van causale relaties begrijpen hoe en waarom
83
Wat is transcendal realism: empiricst fallacy?
Kritisch realisme: Empirie is niet de werkelijkheid
84
Wat zijn de domeinen van realiteit?
Kritisch realisme: real actual, emperical
85
Wetenschap heeft 2 dimensies?
kritisch realisme transive: objectief intransive: rol onderzoeker wordt ook meegenomen dus subjectief
86
Reconceputalisering?
Kritisch realisme: heroverwegen en herdefiniëren van concepten
87
Iteratief proces
kritisch realisme combinatie van deductie en inductie: onderzoeksproces herhaaldelijk doorlopen tussen gegevensverzameling, analyse en interpretatie
88
Emperical abstraction
kritisch realisme van concrete empirische gegevens naar abstracte algemene kennis
89
Grounded theory?
fenomenologie/ ant / nrt gericht op het ontwikkelen van nieuwe theorieën in een sociaal proces op basis van gedetailleerde contextuele gegevens (zonder hypothese of theorievorming)
90
intentionaliteit
fenomenologie observeren doe je altijd met een bepaalde intentie
91
existentialisme
fenomenologie het bestaan, de individuele ervaring en subjectieve beleving vd mens
92
embodiment
fenomenologie (ponty) belichaming, hoe je het leven ervaart door je eigen lichaam en zintuigen
93
reversability
fenomenologie fenomenen zijn omkeerbaar en betekenissen zijn veranderbaar
94
dwelling
fenomenologie het bewonen van een plek
95
agency
fenomenologie het vermogen om eigen beslissingen te maken
96
hermeunitiek
fenomenologie de studie van interpretatie van teksten
97
Actant:
ANT actanten zijn alle dingen die van invloed zijn op een bepaalde situatie of daar mede vorm aan geven. het beschrijft de relatie tussen menselijke en niet menselijke entiteiten
98
habitualisation, insitutionalisation, objectivation?
sociaal constructionisme routines van mensen gedrag wordt vanzelfsprekend (sociale norm) gedrag wordt zelf object
99
paradigma's
sociaal constructionisme idee hoe de wetenschap eruit ziet
100
Emprisich feminisme
waar zijn de vrouwen?
101
standpoint feminisme
situatie vanuit de gemarginaliseerde groep bekijken kennis is sociaal gesitueerd
102
posmodern poststructural
feminism: verschillen tussen vrouwen, intersectionallity
103
Politisering?
feminism een standpunt wordt uitgevoerd in het kader van politieke belangen
104
Deconstructie?
poststructuralisme ontleding van tekst
105
Differance
poststructuralisme betekenis is altijd relationeel aan taal
106
binaries
poststructuralisme hierarchische tegenstellingen
107
disciplinary power
poststructuralisme Hierarchische observatie (plaats is centraal) Normalisering judgement examinatie
108
(verwerping) metanarratives
postructuralisme grote theorieën of verhalen
109
Discourse
postructuralisme betekenis die wordt gegeven (tijdens dagelijks leven)
110
performativity
poststructuralism taal en discours zijn niet alleen beschrijvend maar ook constructief en actief bij het vormen van de werkelijkheid en het creëren van sociale structuren.
111
discourse analyse
poststructuralisme onderzoeksmethoden naar de rol van taal en betekenisgeving