Geschiedenis begrippenlijst GO 4 Flashcards

(25 cards)

1
Q

absolutisme

A

regeringsvorm waarbij één erfelijke vorst alle macht heeft en de onderdanen weinig of bijna geen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

beden

A

uitzonderlijke belastingen gevraagd door de vorst aan de Staten- Generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

centralisatie

A

het besturen van een staat vanuit één punt, van lokale of gewestelijke zelfstandigheid is hierbij weinig sprake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

communisme

A

ideologie die streeft naar het gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen en gelijke verdeling van de voortgebrachte goederen onder alle leden van de gemeenschap en dit door een sterke centrale overheid; vrijheid is hier van secundair belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

constitutionele monarchie

A

een monarchie waarin de macht van de vorst beperkt wordt door een grondwet waarin de rechten en plichten van volk én vorst zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

constitutie

A

grondwet, wet waarin de basisprincipes van een staat en de basisrechten en plichten van de onderdanen zijn vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

democratie

A

staatsvorm waarbij het ganse volk invloed kan uitoefenen op het bestuur van het land; wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht gaan uit van het volk en iedereen is gelijk voor de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dictatuur

A

regeringsvorm waarbij alle gezag wordt uitgeoefend door een leider of kleine groep met onbeperkte macht en om dat te bekomen alle instellingen en middelen onder controle hebben; het volk heeft weinig tot geen inspraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

economische crisis

A

toestand waarbij de economie gekenmerkt wordt door een neerwaartse beweging, met grote armoede, werkloosheid, overproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ideologie

A

verzameling van gedachten en ideeën om de maatschappij te ordenen op vlak van politiek, economie, religie, onderwijs, buitenlandse zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

imperialisme

A

streven van een staat naar gebiedsuitbreiding, of het verkrijgen van gebieden waar men invloed kan uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

isolationisme

A

beleid van een staat die zich niet wenst te mengen met de ontwikkelingen en problemen elders in de wereld, maar enkel in eigen land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klassenmaatschappij

A

maatschappij onderverdeeld in twee groepen, namelijk de bezittende klasse en bezitloze klasse (rijk en arm), ontstaan na het ancien régime vanaf de 19de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mercantilisme

A

economische politiek uit de vroegmoderne tijd met als doel de staat zo rijk mogelijk te maken door zo meer inkomsten te vergaren en minder uit te geven en dit door uitvoer te stimuleren en invoer te beperken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

monarchie

A

staatsvorm met een erfelijke vorst aan het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

parlement

A

volksvertegenwoordiging, bestuurlijk orgaan waarin vertegenwoordigers van het volk zetelen die de rechten van het volk moeten behartigen en wetten maken

17
Q

protectionisme

A

economische politiek waarbij een land haar eigen economie, industrie en rijkdom beschermt door zo weinig mogelijk in te voeren

18
Q

republiek

A

een staat waarvan het staatshoofd een uit het volk gekozen vertegenwoordiger is

19
Q

separatisme

A

het staatkundig streven van een volk of landsdeel om zich af te scheuren en een eigen, onafhankelijke staat te vormen

20
Q

soeverein

A

toestand waarbij ene instelling of persoon over totale opperheerschappij beschikt en aan niemand anders verantwoording moeten afleggen of plichten heeft

21
Q

stadstaat

A

een stad die op zijn eigen een staat vormt

22
Q

Staten- Generaal

A

standenvertegenwoordiging uit het anicen régime; algemene vergardering van de vertegenwoordigers van alle standen (adel, cerus en Derde Stand) kon enkel worden samengeroepen door de vorst en kon toegevingen eisen in de ruil voor door de vorst gevraagde beden

23
Q

Trias Politica

A

scheiding der machten; systeem waarbij de politieke macht wordt verdeeld onder het parlement (wetgevende macht) de regering (uitvoerende macht) en de rechtbanken (rechtelijke macht)

24
Q

volkssoevereiniteit

A

principe waarbij het volk over de hoogste beslissingsmacht in een staat moet beschikken

25
weerstandsrecht
recht van het volk om een regering af te zetten die geen rekening houdt met de rechten van het volk