Geschiedenis: examen 2 Flashcards

(27 cards)

1
Q

In welke eeuw kwam het nationalisme sterk voor

A

19de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 kenmerken van het nationalisme

A

Nationale vrijheid ,
Nationale eenheid,
Nationale grootheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toon aan de hand van het verhaal van Ambiorix aan dat historische gebeurtenissen binnen het nationalisme soms gebruikt/misbruikt kunnen worden.

A

Omdat mensen hem als de goede persoon wilden laten zien → Held
Geschiedenis terughalen van vroeger, zo laten ze het beter klinken en halen ze alleen maar goede argumenten boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toon aan de hand van onderstaande kaart van Oostenrijk-Hongarije tijdens de 19de 20ste eeuw aan dat nationalisme verscheurend kan werken.

A

Eerst was Oostenrijk- hongarije 1 maar door etnische groepen protesteerde waardoor Hongarije en Oostenrijk gesplitst zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 2 tijdvakken plaatsen we het modern imperialisme?

A

Nieuwste tijd → 19e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het imperialisme

A

Streven naar gebiedsuitbreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef 2 redenen waarom de industriële revolutie het imperialisme mee veroorzaakte.

A

Goedkope grondstoffen om fabrieken te laten draaien,
Nieuwe grote afzetmarkten nodig om producten buiten te verkopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

“Europese landen zagen het imperialisme vooral als een kans om Afrikaanse landen te beschaven.” Klopte deze visie? Gebruik de kolonie Congo als voorbeeld.

A

Leopold || weet dat de Congolezen slecht behandeld werden maar ze kiezen toch voor het geld → Congolezen zitten verstrikt in de rubbere handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

“Een kenmerk van imperialisme is de christelijke bekeringsijver.” Wat bedoelt men met deze stelling?

A

omdat ze christelijk zijn hebben hun voorrang in dingen te mogen beslissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de industriele revolutie

A

producten worden niet langer handmatig geproduceerd maar met machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar en wanneer begon de industriele revolutie

A

Engeland, midden 18de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen vd industriele revolutie

A

Meer mensen werken in de landbouw , verstedelijking, Productie van goederen op kleinere schaal en Groei van het proletariaat (arme arbeidersklasse)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verliep de industriele revolutie snel of traag

A

Traag → Omdat de meeste mensen in de landbouw zaten, duurde de overstap op machines langer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat het politiek idee van het socialisme/communisme inhield. Waarom is het logisch dat dit idee populair werd tijdens de Industriële Revolutie?

A

Socialisme: Werkgevers en werknemers gelijk,
Waarom populair: Willen werknemers een ster geven,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is het nationalisme ontstaan

A

Na Napoleon kwam het congres v Wenen: volk hoopt op eigen naties (nationalisme) en volksoevereiniteit (liberalisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toon aan dat de Industriële Revolutie niet alleen voor de groei van fabrieken zorgde, maar ook op andere vlakken in de samenleving impact had.

A

Het vervoer ging sneller: zo vond men ook de stoomtrein en stoomboot uit.

17
Q

Wat is een beluik

A

Een beluik is een arbeiderswoning die heel klein was, weinig hygiëne had en dus slechte leefomstandigheden bood.

18
Q

“De Industriële Revolutie zorgde voor een verstedelijking in de 19de eeuw.” Leg uit wat deze stelling betekent.

A

Door de oprichting van fabrieken in de stad trokken veel mensen naar de stad om er te wonen.

19
Q

Was het 19de-eeuwse België een échte democratie? Licht je antwoord toe en gebruik hierbij de juiste historische term.

A

Neen, er was het cijnskiesrecht waarbij alleen de rijken mochten stemmen.

20
Q

Welke nieuwe politieke ideologie zal zorgen voor een verandering van de toestand van de arbeiders?

A

Het socialisme

21
Q

Waarom was het in het 19de-eeuwse België zo moeilijk om de sociale situatie van de arbeider te verbeteren?

A

Enkel de rijken mochten stemmen. Zij stemmen enkel op andere rijken. Zo zijn er enkel rijke mensen (= rijke burgers) aan de macht die enkel wetten in hun voordeel stemmen.

22
Q

Wat is de voornaamste eis van het socialisme

A

Algemeen stemrecht voor iedereen.

23
Q

Wat bedoelt men met de stelling dat ‘de vrouw’ enkel een rol in de private sfeer mocht spelen?

A

In het huishouden thuis had de vrouw wel wat te zeggen. Buitenshuis had ze geen inspraak

24
Q

Waarom waren de ideeën en pamfletten van de politica Emilie Claes zo revolutionair voor de 19de eeuw?

A

Ze pleitte voor vrouwenrechten, durfde problemen aanklagen …men was dit niet gewend van vrouwen.

25
Hoe dwongen de arbeiders en de socialistische Belgische Werkliedenpartij een beter stemrecht af in het 19de-eeuwse België?
Ze gingen staken
26
Toon met 2 voorbeelden aan dat het Algemeen Meervoudig Stemrecht niet volledig democratisch was.
Vrouwen mochten niet stemmen en de rijke burgers hadden nog altijd meer stemrecht dan de arme
27
Was de christelijke Katholieke Partij tijdens de 19de eeuw goed bevriend met de socialisten?
Nee, ze waren vijanden