geschiedenis H.1 +H.2 Flashcards

(164 cards)

1
Q

archeologie

A

wetenschap die het verleden bestudeert aan de hand van ongeschreven bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kunst

A

creatieve uiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

cultuur

A

denken en doen van een groep mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

moderne mens

A

(homo sapiens, de denkende mens) de mensensoort waartoe alle tegenwoordige mensen behoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nomade

A

iemand die rondtrekt zonder vaste woonplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prehistorie

A

(voorgeschiedenis, tijd van jagers en boeren) eerste periode (tot 3000 v.C.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

tijd van jagers en boeren

A

(prehistorie) eerste tijdvak (tot 3000 v.C.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

samenleving van jager-verzamelaars

A

maatschappij van nomaden die leven van wat ze vinden en vangen in de natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

symbool

A

teken waarmee iets wordt bedoeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aanzien

A

waardering, hoe belangrijk iemand wordt gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

autarkisch (zelfvoorzienend)

A

wanneer een groep mensen voor zichzelf zorgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hiernamaals

A

leven na de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

domesticeren

A

planten en dieren in dienst van mensen aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

landbouwrevolutie (agrarische revolutie)

A

ontstaan van de landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

macht

A

als je anderen kunt laten doen wat je wilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

landbouwsamenleving (agrarische samenleving)

A

maatschappij waarin mensen in dorpen leven van landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

migrant

A

landverhuizer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

monument

A

gedenkteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

milieu

A

leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

natuurgodsdienst

A

godsdienst waarbij krachten van de natuur vereerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nijverheid

A

producten maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

offeren

A

geschenk geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

revolutie

A

grote verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ritueel

A

plechtige handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
sedentaire leefwijze
leven op een vaste woonplaats
23
sociaal
heeft te maken met mensen en groepen in een samenleving
24
slaaf
iemand die het bezit is van een ander
25
ambacht
beroep waarbij iemand producten maakt met zijn handen en gereedschap
26
belasting
wat onderdanen aan hun regering moeten betalen
27
beschaving
hoogontwikkeld cultuur
28
elite
toplaag in de samenleving, de meest machtige, rijke of geleerde mensen
29
gezag
1 overwicht, 2 persoon of instelling met macht
30
markt
plaats waar producten worden gekocht en verkocht
31
handel
kopen en verkopen van producten
32
hierarchie
rangorde
33
landbouwstedelijke samenleving (agrarisch-stedelijke of agrarisch-urbane samenleving)
maatschappij met steden waarin een minderheid van de bevolking leeft van ambachten en handel, terwijl de meeste mensen op het platteland leven van landbouw
34
mythe
godenverhaal
35
specialisatie
35
onderdaan
persoon die moet gehoorzamen aan een regering
35
priester
godsdienstig leider
36
overheid
regering
36
polytheistisch
met veel goden
36
stadstaat
staat die bestaat uit een stad met het omliggende gebied
36
staat
1 regering, 2 gebied met een regering
37
13.000 v.c.
tovenaar van trois freres
37
als iemand zich richt op een bepaalde vaardigheid
38
stad
van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners, waarvan de meesten niet leven van landbouw
39
tempel
gebouw waar een god wordt vereerd
40
volk
grote groep mensen
41
vorst
hoofd van een staat
42
9.000 v.c.
begin landbouw midden-oosten
42
11.500 v.c.
de laatste ijstijd
43
6.500 v.c.
katahoyuk (Grote landbouwgebied met buren en huizen. Turkije)
43
3.400-3.200 v.c.
hunebedden in nederland
44
5.300 v.c.
Eerste boeren in Nederland
45
3.300 v.c.
Otzi
46
3.000 v.c. Uruk
ontstaan van spijkerschrijft.
46
3.000 v.c. - 500 n.c.
tijd van grieken en romeinen.
46
3.000 v.c. Egypte
Egypte wordt 1 staat.
47
tot 3.000 v.c.
tijd van jagers en boeren.
48
3.200 - 2.800 v.c.
uitvinding van de schrift.
49
aristocratie
regering van een groep aanzienlijke mensen
50
adel (edelen)
groep aanzienlijke personen met voorrechten in de samenleving
51
antiek
uit de oudheid
52
barbaar
onbeschaafde vreemdeling
53
autochtoon
oorspronkelijke bewoner
54
burger
inwoner met bepaalde rechten
55
democratie
(volksregering) bestuur waarbij het volk beslist
56
directe democratie
democratie waarin alle burgers over politieke besluiten beslissen
57
inheems
autochtoon, oorspronkelijk
57
filosofie
1 bij de Grieken: alle wetenschappen, 2 tegenwoordig: wijsbegeerte
58
kolonie
plaats waar een groep mensen zich vestigt
59
klassiek
1 Grieks-Romeins, 2 zo goed dat het wordt nagedaan
60
kolonisatie
kolonien stichten
60
monarchie
staat met een vorst
61
oligarchie
regering van een klein groep
62
oudheid
(tijd van Grieken en Romeinen) tweede periode (3000 v.C.-500 n.C.)
63
tijd van Grieken en Romeinen
(oudheid) tweede tijdvak (3000 v.C.-500 n.C.)
63
politiek
betreft het bestuurn
64
rationeel
redelijk, met verstand
65
tiran
1 alleenheerser die met geweld de macht heeft gegrepen, 2 tegenwoordig: gewelddadige heerser
65
vormentaal
stijl, gebruikte vormen
66
wetenschap
systematisch onderzoek en de kennis die daardoor ontstaat
67
zuil
stenen paal
68
burgeroorlog
oorlog binnen een staat
68
dictator
alleenheerser
69
alleenheerser
uitbreiding
69
expansie
uitbreiding
70
gouverneur
provinciebestuurder
71
Grieks-Romeinse cultuur
gemengde cultuur van Grieken en Romeinen in het Romeinse rijk
72
imperium
rijk
72
keizer
vorst van een groot rijk
72
multiculturele samenleving
samenleving met meerdere culturen
72
pax Romana
Romeinse vrede
73
republiek
staat zonder vorst
74
romanisering
verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuu
75
senaat
vergadering van mannen uit aanzienlijke Romeinse familie
76
staatsgodsdienst
geloof waarvan bestuurders en ambtenaren aanhanger moeten zijn
77
tolerantie
(verdraagzaamheid) toestaan van andere culturen en meningen
78
wereldrijk
rijk in meerdere werelddelen
78
bekeren
iemand een andere godsdienst aan laten nemen (zich bekeren: een andere godsdienst aannemen
78
79
80
q
81
81
82
82
82
82
83
83
83
83
q
84
85
85
85
86
87
88
89
90
91
92
92
93
94
94
95
96
97
98
98
98
99
100
101
102
103
104
104
105
106
107
108
108
109
110
110
111
112
113
113
113
114
114
115
116
116
117
118
119
120