geschiedenis par 6.2 Flashcards
(15 cards)
Kapitalisme
Economisch systeem met privé bezit van productiemiddelen, het streven naar winst en een vrije markteconomie.
Vrijemarkteconomie
Economie waarbij vraag en aanbod de economie bepalen.
Communisme
Politieke stroming die streeft naar gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen waardoor gelijkheid tussen de sociale klassen ontstaat.
Planeconomie
Economie waarbij de overheid de economie bepaalt.
Eenpartijstaat
Land waarbij het bestuur in handen is van één partij.
Geallieerden
De samenwerkende landen in de Eerste en Tweede Wereldoorlog tegen Duitsland.
(VS, S-U, EN, FA)
Grote drie
Verenigde Staten, Sovjet-Unie en Groot-Brittannië.
Conferentie van Potsdam
Vergadering tussen de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie en Engeland over de toekomst van Duitsland en Europa na de Tweede Wereldoorlog, juli 1945.
Invloedssfeer
Gebied of land waar een ander land veel invloed op heeft. Vaak staat dit gebied onder controle van dat land.
Bezettingszones
De vier gebieden in Duitsland en Berlijn die vanaf 1945 onder het bestuur stonden van één van de geallieerde landen.
IJzeren Gordijn
Streng afgesloten grens tussen Oost- en West-Europa die de scheiding aangeeft tussen het communistische oosten en het kapitalistische westen.
Trumandoctrine
Beleid van president Truman van de Verenigde Staten om door actief ingrijpen te voorkomen dat landen communistisch werden, vanaf 1947.
Marshallplan
Financiële en economische steun van de Verenigde Staten aan Europa voor wederopbouw, tegenhouden communisme en afzetmarkt voor de Verenigde Staten.
Blokkade van Berlijn
Blokkade door de Sovjet-Unie van de aanvoerlijnen over land naar West-Berlijn, 1948-1949.
Luchtbrug (van Berlijn)
De aanvoer van goederen door de lucht door de Amerikanen om Berlijn van voedsel te voorzien tijdens de blokkade, 1948-1949.