Gesprek Flashcards
(45 cards)
1
Q
Hallo
A
Hello
2
Q
Haai
A
Hi
3
Q
Ja
A
Yes
4
Q
Nee
A
No
5
Q
Alsjeblieft, alstublieft
A
Please
6
Q
Sorry
A
Sorry
7
Q
Dankjewel, dank u wel
A
Thank you
8
Q
Dank u, dank je
A
Thanks
9
Q
Graag gedaan
A
You’re welcome
10
Q
Natuurlijk
A
Of course
11
Q
Blij u te leren kennen
A
Nice to meet you
12
Q
Ik snap het niet
A
I don’t understand
13
Q
Ik weet het niet
A
I don’t know
14
Q
Ik denk het niet
A
I don’t think so
15
Q
Ik denk het
A
I think so
16
Q
Wat is uw naaam ?
A
What’s your name ?
17
Q
Hoe lang woot u hier al ?
A
How long do you live here ?
18
Q
Hoe oud bent u ?
A
How old are you ?
19
Q
Hoe gaat het (met u) ?
A
How are you ?
20
Q
Goed
A
Good
21
Q
En met u ? En met jou ?
A
And you ?
22
Q
Hebt u plannen voor vanavond ?
A
Do you have plans for tonight ?
23
Q
Ik ben druk
A
I am busy
24
Q
Ik ben vrij
A
I am free
25
Ik ben verdwaald
I am lost
26
Ik heb hulp nodig
I need help
27
Kan u mij helpen?
Can you help me ?
28
Wat ?
What ?
29
Waar ?
Where ?
30
Wanneer ?
When ?
31
Wie ?
Who ?
32
Welke ?
Which ?
33
Waar woont u ?
Where do you live ?
34
Belangrijk
Important
35
Echt
Real
36
Blij
Happy
37
Dat
That
38
Dit
This
39
Dan
Then
40
Deze
These, this
41
Die
That, those
42
Waaroom ?
Why ?
43
Mooi
Pretty, beautiful
44
Mogelijk
Possible
45
Verkeerd
Wrong
