Google Translate Flashcards
(52 cards)
1
Q
altijd
A
always
2
Q
weer
A
weather
3
Q
moe
A
tired
4
Q
sta toe
A
allow
5
Q
verwijder
A
remove
6
Q
verschillen
A
differences
7
Q
weder
A
again
8
Q
nodig
A
necessary
9
Q
ongeveer
A
approximately
10
Q
meenemen
A
take along
11
Q
for take away
A
om mee te nemen
12
Q
gezicht
A
face
13
Q
gezin
A
family
14
Q
duur
A
expensive
15
Q
gebruiken
A
to use
16
Q
apparaat
A
device
17
Q
belangrijk
A
חָשׁוּב
18
Q
binnen
A
בְּתוֹך
19
Q
kleding
A
הַלבָּשָׁה
20
Q
gelezen
A
read
21
Q
geleden
A
past
22
Q
bezoek
A
לְבַקֵר
23
Q
geweest
A
been
24
Q
Ze hebben mij gezegd
A
They told me
25
Ik wilde vragen
I wanted to ask
26
vragen
to ask
27
iets
something
28
mee doen
to join in
29
nodig
required
30
toestaan
allow
31
druk
Busy
32
als
as
33
vliegen
to fly
34
besturen
drive
35
roken
smoking
36
bericht
message
37
annuleer
cancel
38
beschikbaar
available
39
wijzig
change
40
exercise
oefening
41
schattig
cute
42
die
that
43
cijfer
figure
44
ander
other
45
verkopen
to sell
46
toevoegen
add
47
openlucht
outdoor
48
Verwijder
Remove
49
waar ben je naar op zoek
what are you looking for
50
terug
back
51
tot volgende week
tot volgende week
52
belangrijk
important