Grieks En Latijnse Woorddelen Flashcards
(74 cards)
1
Q
Alter
A
Ander
2
Q
-antroop
A
Mens
3
Q
-antroop
A
Mens
4
Q
-archie
A
Heersen
5
Q
Audi(o)-
A
Geluid
6
Q
Bio-
A
Leven
7
Q
Chrono-/-chroon
A
Tijd
8
Q
-cratie
A
Heerschappij, staatsvorm
9
Q
Demo-
A
Volk
10
Q
Didact
A
Leren
11
Q
-fiel
A
Vriend van, beminnend
12
Q
-fobie
A
Angst voor
13
Q
Fysio-
A
Lichaam
14
Q
-gamie
A
Huwelijk
15
Q
-geen
A
Soort, aard, afstammen
16
Q
Geo-
A
Aarde
17
Q
-grafie/-graaf
A
Beschrijver, beschrijving
18
Q
-gram
A
Letter, geschrift
19
Q
Hetero-
A
Ander, ongelijk, wisselend
20
Q
Homo-
A
Eender, hetzelfde, gelijk
21
Q
-logie/-loog
A
Leer, wetenschap(per)
22
Q
Macro-
A
Groot, lang
23
Q
-manie/-maan
A
Waanzin, geestdrift
24
Q
Mega-, megalo-
A
Groot
25
Micro-
Klein
26
Neo-, novum
Nieuw
27
-oniem
Naam
28
Ortho-
Recht
29
-pathie/-path(os)
Pijn, lijden, gevoel
30
Poly-
Veel, meer
31
Potent
Kunnen, vermogen
32
Pseudo-
Vals, onwaar
33
Psyche
Geest, ziel
34
-scoop/-scopie
Kijken (naar), kijken
35
Tele-
Ver
36
-theek
Bewaarplaats
37
Therapie
Behandeling, verzorging
38
These
Stelling
39
Un-/uni-
Één
40
Verbum
Woord
41
Visie
Zicht
42
Xeno-
Vreemd(eling)
43
a-/an-
On/niet
44
Anti-
Tegen
45
Aut(o)-
Zelf, eigen
46
Bi-
Twee
47
Co-/col-/com-/con-
Met (z’n tweeën), tegelijkertijd
48
Contra-
Tegen(over), omgekeerd
49
De-/des-
Niet, uiteen
50
Di-
Twee
51
Dia-
Door, doorheen
52
Dis-
Niet
53
Ex-
Uit
54
Extra-
(Naar) buiten
55
in-/il-/im-/ir-
On, niet
56
Inter-
Tussen
57
Intra-
Binnen, in
58
Intro-
(Naar) binnen
59
Mono-
Alleen, enig
60
Omni-
Alle
61
Para-
Tegen(over), naast
62
Post-
Na
63
Pre-
Voor(uit), van tevoren
64
Pri(m)-
Eerste
65
Pro-
Voor(uit)
66
Proto-
Oer
67
Re-
Terug
68
Semi
Half
69
Sub-
Onder
70
Super-
Groot
71
Supra-
Boven
72
Sym-/syn-
Samen
73
Trans-
Overheen
74
Ultra-
Uiterst