gs begrippen

Question 1

accommodatie

Answer 1

Aanpassing. In dit geval: het aanpassen aan de Duitse bezetting

Question 2

appeasementpolitiek

Answer 2

Het idee van Engeland en Frankrijk om Hitler zijn gang te laten gaan, zodat er niet
een oorlog zou uitbreken.

Question 3

Anschluss

Answer 3

De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland in 1938.

Question 4

antisemitisme

Answer 4

Jodenhaat

Question 5

april/meistakingen

Answer 5

Staking in 1943 tegen de gedwongen tewerkstelling van Nederlandse arbeiders in
Duitsland.

Question 6

Arbeidseinsatz

Answer 6

De gedwongen tewerkstelling van Nederlandse arbeiders in Duitsland

Question 7

Blitzkrieg

Answer 7

Bliksemoorlog. De Duitsers waren in het begin van WO II erg succesvol dankzij deze
snelle manier van oorlogvoeren.

Question 8

collaboratie

Answer 8

Meewerking. In dit geval: het meewerken met de Duitse bezetting. Mensen die dit
doen, noem je collaborateurs

Question 9

Dawesplan

Answer 9

Amerikaans plan om geld te lenen aan Duitsland zodat Duitsland de
herstelbetalingen kon betalen

Question 10

Dolkstootlegende

Answer 10

Het idee dat Duitsland WO I had verloren omdat democraten, Joden, communisten
en socialisten het land hadden verraden.

Question 11

Dolle Dinsdag

Answer 11

Dinsdag 5 september 1944. Veel Nederlanders gingen feestvierend de straat op
omdat ze dachten dat heel Nederland snel bevrijd zou worden.

Question 12

Einsatzgruppen

Answer 12

Speciale eenheden om Joden uit te moorden. Trokken achter het Duitse leger aan na
de aanval op de SU.

Question 13

Endlosung

Answer 13

Eindoplossing. Eufemistische term voor het ‘oplossen’ van het ‘Jodenprobleem’. In
werkelijkheid betekende dit de beslissing om alle Europese Joden te vermoorden in
de concentratiekampen.

Question 14

Entartete Kunst

Answer 14

Term die door de nazi’s gebruikt werd voor ongewenste kunst

Question 15

Erfüllungspolitik

Answer 15

Het idee dat Duitsland zich aan de bepalingen uit het Verdrag van Versailles zou
houden.

Question 17

Februaristaking

Answer 17

Algemene staking in februari 1941 in Amsterdam, Haarlem, Hilversum en Utrecht die
ontstond als verzet tegen de Jodenvervolging.

Question 17

fascisme

Answer 17

Politieke stroming met als belangrijkste kenmerken: het is tegen veel dingen,
nationalisme, ongelijkheid tussen mensen, leiderfiguur, totalitair, gevoel is
belangrijker dan verstand, geweldsverheerlijking en de vrouw is ondergeschikt aan
de man.

Question 17

Holocaust

Answer 17

De systematische moord op 6 miljoen Joden en miljoenen andere mensen die door
de nazi’s als tegenstanders gezien werden (zoals Russen, Roma, Sinti, lhbti’ers en
gehandicapten).

Question 17

Hongerwinter

Answer 17

Hongersnood in het westen van Nederland in de winter van 1944-1945.

Question 18

führer

Answer 18

Duits woord voor leider. Titel van Adolf Hitler.

Question 18

genocide

Answer 18

Moord op een heel volk.

Question 19

Kristallnacht

Answer 19

Gewelddadige aanval op 9 november 1938 op Joden in Duitsland, OostenrijkHongarije en Sudetenland. Synagogen en Joodse winkels werden vernield en
honderden Joden werden vermoord.

Question 20

Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO)

Answer 20

Landelijk netwerk van verschillende onderduikorganisaties.

Question 21

Lebensraum

Answer 21

Levensruimte. Het idee van de nazi’s dat Duitsland meer ruimte nodig had voor de Ariërs. Dit is een reden voor het binnenvallen van de SU in 1941.

Question 22

interbellum

Answer 22

de tijd tussen WOI en WOII

Question 23

Machtigingswet

Answer 23

Wet uit maart 1933 die Hitler vier jaar lang alle macht gaf. Aangenomen dankzij intimidatie van politieke tegenstanders en het intrekken van burgerrechten na de brand in de Rijksdag.

Question 24

Market Garden

Answer 24

Market Garden

Question 25

nationaalsocialisme

Answer 25

Fascistische politieke stroming met als belangrijkste kenmerken: het idee dat echte Duitsers Ariërs zijn (blond haar, blauwe ogen en fysiek sterk), discriminatie (van Joden, lhbti’ers, Roma/Sinti en gehandicapten), nationalisme en een totalitaire dictatuur met persoonsverheerlijking (van Hitler). Let op: niet socialistisch!

Question 26

nazi’s

Answer 26

Aanhangers van de NSDAP

Question 27

Nederlands Arbeidsfront

Answer 27

Nederlandse arbeidsorganisatie die onder controle stond van de Duitsers.

Question 28

Nederlandse Unie

Answer 28

Organisatie tijdens de Duitse bezetting van Nederland die met de Duitsers wilde samenwerken, maar tegelijkertijd aandacht wilde besteden aan vrijheid en verdraagzaamheid.

Question 29

Neurenberger Wetten

Answer 29

Wetten uit 1935 die Joden het staatsburgerschap van Duitsland ontnamen. Joden hadden hierdoor minder burgerrechten. Ze mochten bijvoorbeeld niet meer stemmen

Question 30

niet-aanvalsverdrag

Answer 30

Verdrag waarin is afgesproken om elkaar niet aan te vallen. O.a. gesloten tussen Duitsland en de SU in 1939.

Question 31

NSB

Answer 31

De Nationaal-Socialistische Beweging. Een Nederlandse fascistische partij.

Question 32

NSDAP

Answer 32

De Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij.

Question 33

parlementaire democratie

Answer 33

Een bestuursvorm waar gekozen volksvertegenwoordigers in het parlement beslissingen nemen over het land.

Question 34

propaganda

Answer 34

Reclame voor een politiek doel, politiek idee of politicus

Question 35

Republiek van Weimar

Answer 35

De bestuursvorm in Duitsland van 1919-1933. Dit was een parlementaire democratie.

Question 36

rijkscommissaris

Answer 36

Vertegenwoordiger van het Duitse gezag in bezette gebieden. Rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart was de leider van bezet Nederland tijdens de oorlog

Question 37

Rijksradio

Answer 37

Nederlandse radio-omroep die onder controle stond van de Duitsers. Hier kon alleen pro-Duitse radio gemaakt worden.

Question 38

shoah

Answer 38

De systematische moord op 6 miljoen Joden en miljoenen andere mensen die door de nazi’s als tegenstanders gezien werden (zoals Russen, Roma, Sinti, lhbti’ers en gehandicapten).

Question 39

Spoorwegstaking

Answer 39

Staking in 1944 om ervoor te zorgen dat de verbindingslijnen van het Duitse leger bemoeilijkt werden. Onbedoeld gevolg: de Hongerwinter.

Question 40

totalitair

Answer 40

De staat is overal aanwezig en bepaalt alles

Question 41

V1’s en V2’s

Answer 41

Vliegende bommen en raketten die aan het eind van de oorlog door Duitsland gebruikt werden

Question 42

Verdrag van Versailles

Answer 42

Vredesverdrag dat officieel een einde maakte aan WO I. Dit verdrag legde de schuld voor de oorlog bij Duitsland. Duitsland moest gebieden afstaan, herstelbetalingen doen en het mocht geen groot leger meer hebben

Question 43

verzet

Answer 43

Je ergens tegen verzetten. In dit geval: het verzetten tegen de Duitse bezetting.

Question 44

vrijkorpsen

Answer 44

Gewapende rechtse groepen die linkse tegenstanders en Joden aanvielen. Deze groepen bestonden vaak uit ex-soldaten.