gs proef 3 Flashcards
accommodatie
het aanpassen van landen voor de duitse bezetting (niet terug vechten)
appeasement politiek
Het idee van Engeland en Frankrijk om Hitler zijn gang te laten gaan, zodat er niet een oorlog zou uitbreken.
anschluss
De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland in 1938.
antisemitisme
jodenhaat
april meistaking
Staking in 1943 tegen de gedwongen tewerkstelling van Nederlandse arbeiders in Duitsland.
arbeidseinsatz
De gedwongen tewerkstelling van Nederlandse arbeiders in Duitsland.
blitzkrieg
Bliksemoorlog. De Duitsers waren in het begin van WO II erg succesvol dankzij deze snelle manier van oorlogvoeren.
collaboratie
Meewerking. In dit geval: het meewerken met de Duitse bezetting. Mensen die dit doen, noem je collaborateurs.
dawesplan
Amerikaans plan om geld te lenen aan Duitsland zodat Duitsland de herstelbetalingen kon betalen.
dolkstootlegende
Het idee dat Duitsland WO I had verloren omdat democraten, Joden, communisten en socialisten het land hadden verraden.
dolle dinsdag
Dinsdag 5 september 1944. Veel Nederlanders gingen feestvierend de straat op omdat ze dachten dat heel Nederland snel bevrijd zou worden.
einsatzgruppen
Speciale eenheden om Joden uit te moorden. Trokken achter het Duitse leger aan na de aanval op de SU.
endlösung
Eindoplossing. Eufemistische term voor het ‘oplossen’ van het ‘Jodenprobleem’. In werkelijkheid betekende dit de beslissing om alle Europese Joden te vermoorden in de concentratiekampen.
entartete kunst
Term die door de nazi’s gebruikt werd voor ongewenste kunst..
Erfüllungspolitik
Het idee dat Duitsland zich aan de bepalingen uit het Verdrag van Versailles zou houden.
fascisme
Politieke stroming met als belangrijkste kenmerken: het is tegen veel dingen, nationalisme, ongelijkheid tussen mensen, leiderfiguur, totalitair, gevoel is belangrijker dan verstand, geweldsverheerlijking en de vrouw is ondergeschikt aan de man.
feb staking
Algemene staking in februari 1941 in Amsterdam, Haarlem, Hilversum en Utrecht die ontstond als verzet tegen de Jodenvervolging.
führer
Duits woord voor leider. Titel van Adolf Hitler.
genocide
Moord op een heel volk.
holocaust
De systematische moord op 6 miljoen Joden en miljoenen andere mensen die door de nazi’s als tegenstanders gezien werden (zoals Russen, Roma, Sinti, lhbti’ers en gehandicapten).
hongerwinter
Hongersnood in het westen van Nederland in de winter van 1944-1945.
kristallnacht
Gewelddadige aanval op 9 november 1938 op Joden in Duitsland, Oostenrijk- Hongarije en Sudetenland. Synagogen en Joodse winkels werden vernield en honderden Joden werden vermoord.
Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO)
Landelijk netwerk van verschillende onderduikorganisaties.
lebensraum
Levensruimte. Het idee van de nazi’s dat Duitsland meer ruimte nodig had voor de Ariërs. Dit is een reden voor het binnenvallen van de SU in 1941.