H1 Flashcards

(18 cards)

1
Q

Sociale omgeving

A

De mensen in je omgeving die je regelmatig ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de maatschappij

A

alle inwoners in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mensen zijn afhankelijk van elkaar

A
  • je sociale omgeving
  • winkels
  • (openbaar) vervoer
  • school
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gedragsregels

A

regels die je automatisch toepast
- iemand een hand geven
- je vinger opsteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wetregels

A

regels die je wettelijk zijn vastgesteld
- je mag niet door rood rijden
- als je een bijbaan hebt verdien je het minimum loon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

economische bindingen

A

om je levensonderhoud te voorzien
- met je baas (voor je salaris)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kennis bindingen

A

met alle mensen die jou iets leren
- je school
- media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gevoels bindingen

A

met iedereen die je kent
- familie
- vrienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

politieke bindingen

A

afhankelijk zijn van de overheid
- veiligheid
- gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sociale cohesie

A

het gevoel dat mensen hebben dat ze bij elkaar horen
- in een buurt
- op een school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarden

A

belangrijke dingen die mensen hebben die je niet of met weinig geld kan krijgen
- familie
- vrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

normen

A

regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen
-vrijheid: iedereen moet vrij zijn om te geloven wat hij/zij wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

belang

A

het voordeel dat je ergens van hebt
- scholieren hebben belang bij pauze zodat ze daarna weer kunnen werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

belangtegenstelling

A

als het belang van de een bots met het belang van een ander
- werkgevers geven zo min mogelijk loon, maar werknemers willen zoveel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

macht

A

de mogelijkheid om het gedrag van anderen te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

machtsmiddelen

A

middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden
- overtuigingskracht
- functie
- baan

17
Q

dilemma

A

een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of nadelen hebben

18
Q

een maatschappelijk probleem heeft 4 kenmerken

A
  • veel mensen hebben er last van
  • mensen hebben verschillende meningen over de oorzaak
  • veel aandacht in de media
  • de politiek bemoeid zich met de oplossing voor het probleem