H1 Flashcards

(43 cards)

1
Q

grondwet

A

een document waar alle grondrechten van de burgers en regels over het besturen van het land staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

constituele monarchie

A

de macht van de koning is vastgelegd in de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

parlement

A

de eerste en tweede kamer. hierin zitten de mensen die het volk vertegenwoordigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

liberalen

A

zijn mensen die opkomen voor de vrijheid van burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

grondrechten

A

de basisrechten voor elke burger, bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, en vrijheid van godsdienst en onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onschendbaar

A

de koning is niet verantwoordelijk voor wat hij zelf zegt of doet, maar de ministers zijn daarvoor verantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ministeriële verantwoordelijkheid

A

elke minister moet aan het parlement uitleggen hoe hij zijn werk doet en hoe hij het geld van het ministerie besteed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

parlementaire democratie

A

een manier van besturen waarbij burgers het parlement kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

regering

A

bestaat uit de koning en de ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Luxemburgse kwestie(1866-1867)

A

een ruzie tussen de koning en het parlement over luxemburg, willem 3 wilde luxemburg verkopen achter de rug van het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

censuskiesrecht

A

alleen mesen die een bepaald bedrag aan belasting betalen mogen stemmen, geen vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

districtenstelsel

A

een systeem waar elk gebied (district) zijn eigen vertegenwoordiger voor het parlement kiest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

socialisten

A

mensen die vinden dat iedereen in de samenleving gelijkwaardig is en de regering door wetgeving de leef en werkomstandigheden van arbeiders moet verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

confessionelen

A

mensen die vinden dat het geloof belangrijk is bij het besturen van het land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

caoutchouc-artikel

A

kiesrecht werd ook gegeven die een bepaald bedrag aan huur betalen of een bepaald inkomen hadden. de eisen van het kiesrecht konden dus uitgerekt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

emacipatie

A

strijden voor gelijke rechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verzuiling

A

de verdeling van de samenleving in groepen met een eige politieke of godsdienstige overtuiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

schoolstrijd

A

politieke ruzie over wie het bijzonder onderwijs moest betalen

19
Q

industriële revolutie

A

een grote verandering van de manier van produceren en van de samenleving.

20
Q

gevolgen van industriële revolutie

A

gevolgen: bevolkingsgroei, economische groei, verslechtering van leef en werk omstandigheden van de onderste bevolkingslagen

21
Q

sociale kwestie

A

het geheel van slechte leef- en werk-omstandigheden, vrouwen en kinderarbeid, zeer lage lonen en massale werkloosheid

22
Q

kinderwetje van Van Houten

A

in deze wet stond dat kinderen onder de 12 jaar niet in de fabrieken mochten werken

23
Q

feminisme

A

vrouwen strijden voor gelijke rechten en kansen

24
Q

eerste feministische golf

A

beweging eind 19e eeuw die opkwam voor de rechten en belangen van vrouwen

25
vrouwenkiesrecht
het recht van vrouwen om te stemmen en gekozen te worden
26
algemeen kiesrecht
iedereen vanaf een bepaalde leeftijd heeft het recht om te stemmen (mannen)
27
wat stond er in de nieuwe grondwet van 1917
algemeen kiesrecht mannen, financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, evenredige vertegenwoordiging
28
evenredige vertegenwoordiging
verdeling van kamerzetels naar verhouding van totaal aantal stemmen
29
Pacificatie van 1917
algemeen kiesrecht voor mannen en bijzonder onderwijs gelijkgesteld. er is vrede tussen confessionelen en socialisten
30
recht van initiatief
mogen wetten indienen
31
recht van amendement
wetsvoorstellen mogen wijzigen
32
recht van budget
uitgaven en inkomsten van de staat mogen controleren
33
recht van interpellatie
recht om een minister te ondervragen over een besluit of uitspraak
34
recht van enquete
recht om een bepaalde zaak tot op de bodem uit te zoeken, het parlement mag een onderzoek instellen en mensen ondervragen
35
klassieke grondrechten
grondrechten die in 1848 zijn vastgelegd. ze zorgen ervoor dat nederland een democratie is en dat de burgers in vrijheid kunnen leven
36
sociale grondrechten
zijn in 1983 aan de grondrecht toegevoegd. beschermen burgers tegen slechte leefomstandigheden
37
rechtsstaat
een staat waarin de burgers beschermd zijn tegen onrechtmatig optreden van de overheid en andere burgers
38
wetgevende macht
maken wetten te weizigen, maar vooral om te af of goed te keuren. (eerste en tweede kamer, ministers)
39
uitvoerende macht
het recht om wetten uit te voeren (ministers)
40
rechterlijke macht
het recht om te beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven (rechters)
41
wie hebben de rechterlijke macht?
rechters
42
wie hebben de uitvoerende macht
ministers
43
wie hebben de wetgevende macht?
de eerste en tweede kamer, ministers moet goedgekeurd worden