H1 en H2 Flashcards
(128 cards)
1
Q
archeologie
A
wetenschap die het verleden bestudeert aan de hand van ongeschreven bronnen.
2
Q
cultuur
A
denken en doen van een groep mensen.
3
Q
kunst
A
creatieve uiting
4
Q
moderne mens
A
homo sapiens, de mensensoort waartoe alle tegenwoordige mensen behoren.
5
Q
nomade
A
iemand die rondtrekt zonder vaste woonplaats.
6
Q
prehistorie
A
eerste periode, tot 3000 voor Christus. De tijd van jagers en boeren ook wel de voorgeschiedenis.
7
Q
samenleving van jager-verzamelaars
A
maatschappij van nomaden die leven van wat ze vinden en vangen in de natuur.
8
Q
symbool
A
iets met een bepaalde betekenis.
9
Q
tijd van jagers en boeren
A
eerste tijdvak, tot 3000 voor Christus. De prehistorie.
10
Q
aanzien
A
waardering, hoe belangrijk iemand wordt gevonden.
11
Q
autarkisch (zelfvoorzienend)
A
wanneer een groep mensen voor zichzelf zorgt.
12
Q
domesticeren
A
planten en dieren in dienst van mensen aanpassen.
13
Q
hiernamaals
A
het leven na de dood.
14
Q
landbouwrevolutie (agrarische samenleving)
A
maatschappij waarin mensen in dorpen leven van landbouw.
15
Q
macht
A
als je anderen kunt laten doen wat jij wilt.
16
Q
migrant
A
landverhuizer.
17
Q
milieu
A
leefomgeving
18
Q
monument
A
gedenkteken
19
Q
natuurgodsdienst
A
godsdienst waarbij krachten van de natuur vereerd worden.
20
Q
nijverheid
A
producten maken.
21
Q
offeren
A
geschenken geven
22
Q
revolutie
A
grote verandering
23
Q
ritueel
A
plechtige handeling
24
Q
sedentaire leefwijze
A
leven op een vaste woonplaats
25
slaaf
iemand die het bezit is van een ander
26
sociaal
heeft te maken met mensen en groepen in een samenleving
27
ambacht
beroep waarbij iemand producten maakt met zijn handen en gereedschap.
28
belasting
wat onderdanen aan hun regering moeten betalen.
29
beschaving
hoogontwikkelde cultuur
30
elite
toplaag in de samenleving, meest machtige, rijke of geleerde mensen.
31
gezag
1 overwicht, 2 persoon of instelling met macht
32
handel
kopen en verkopen van producten
33
hiërarchie
rangorde
34
landbouwstedelijke samenleving (agrarisch- stedelijke of agrarisch- urbane samenleving)
maatschappij met steden waarin een minderheid van de bevolking leeft van ambachten en handel, terwijl de meeste mensen op het platteland leven van landbouw.
35
markt
plaats waar producten worden gekocht en verkocht
36
mythe
godenverhaal
37
onderdaan
persoon die moet gehoorzamen aan de regering.
38
overheid
regering
39
polytheïsme
met veel goden.
40
priester
godsdienst leider
41
specialisatie
als iemand zich richt op een bepaalde vaardigheid.
42
staat
1 regering, 2 gebied met een regering.
43
stad
van het platteland afgescheiden plaats met veel bewoners, waarvan de meesten niet leven van landbouw.
44
stadstaat
staat die bestaat uit een stad met het omliggende gebied.
45
tempel
gebouw waar een god wordt vereerd.
46
volk
grote groep mensen.
47
vorst
hoofd van een staat.
48
adel (edelen)
groep aanzienlijke personen met voorrechten in de samenleving.
49
antiek
uit de oudheid
50
aristocratie
regering van een groep aanzienlijke mensen.
51
autochtoon
oorspronkelijke bewoner.
52
barbaar
onbeschaafde vreemdeling
53
burger
inwoner met bepaalde rechten.
54
democratie
(volksregering) bestuur waarbij het volk beslist.
55
directe democratie
democratie waarin alle burgers over politieke besluiten beslissen.
56
filosofie
1 bij de Grieken: alle wetenschappen, 2 tegenwoordig: wijsbegeerte.
57
inheens
autochtoon, oorspronkelijke
58
klassiek
1 Grieks-Romeins, 2 zo goed dat het wordt nagedaan.
59
kolonie
plaats waar een groep mensen zich vestigd.
60
kolonisatie
koloniën stichten.
61
monarchie
staat met 1 vorst.
62
oligarchie
regering van een kleine groep
63
oudheid
tweede periode, 3000 v.C - 500 n.C. De tijd van Grieken en Romeinen.
64
politiek
betreft het bestuur
65
rationeel
redelijk, met verstand
66
tijd van Grieken en Romeinen
tweede tijdvak, 3000 v.C - 500 n.C. De oudheid.
67
tiran
1 alleenheerser die met geweld de macht heeft gegrepen, 2 tegenwoordig: gewelddadige heerser.
68
wetenschap
systematisch onderzoek en de kennis die daardoor ontstaat.
69
zuil
stenen paal
70
adel
groep aanzienlijke personen met voorrechten in de samenleving
71
antiek
uit de oudheid
72
aristocratie
regering van een groep aanzienlijke mensen
73
autochtoon
oorspronkelijke bewoner
74
barbaar
onbeschaafde vreemdeling
75
burger
inwoner met bepaalde rechten
76
democratie
bestuur waarbij het volk beslist
77
directe democratie
bestuur waarbij alle burgers over politieke besluiten beslissen
78
filosofie
1 bij de grieken: alle wetenschappen, 2 tegenwoordig: wijsbegeerte
79
inheems
autochtoon, oorspronkelijk
80
klassiek
1 Grieks-Romeins, 2 zo goed dat het door andere wordt nagedaan
81
kolonie
plaats waar een groep mensen zich vestigt
82
kolonisatie
koloniën stichten
83
monarchie
staat met 1 vorst
84
oligarchie
regering van een kleine groep
85
oudheid
tweede periode, 3000 v.C- 500 n.C, tijd van de Grieken en de Romeinen.
86
politiek
betreft het bestuur
87
rationeel
redelijk, met verstand
88
tijd van de Grieken en de Romeinen
tweede tijdvak, de oudheid, 3000 v.C- 500 n.C
89
tiran
1 alleenheerser die met geweld de macht heeft gegrepen, 2 tegenwoordig: gewelddadige heerser
90
wetenschap
systematisch onderzoek en de kennis die daardoor ontstaat
91
zuil
stenen paal
92
annexeren
opnemen in de eigen staat
93
burgeroorlog
oorlog binnen een staat
94
dictator
alleenheerser
95
expansie
uitbreiding
96
gouverneur
provinciebestuurder
97
Grieks-Romeinse cultuur
gemengde cultuur van de Grieken en Romeinen in het Romeinse rijk
98
imperium
rijk
99
keizer
vorst van een groot rijk
100
multiculturele samenleving
samenleving met meerdere culturen
101
pax Romana
de twee eeuwen van vrede in het Romeinse rijk
102
republiek
staat zonder vorst
103
romanisering
verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
104
senaat
vergadering van mannen uit aanzienlijke Romeinse families
105
staatsgodsdienst
geloof waarvan bestuurders en ambtenaren aanhanger moeten zijn
106
tolerantie
toestaan van andere culturen en meningen
107
vormentaal
stijl, gebruikte vormen
108
wereldrijk
rijk in meerdere werelddelen
109
bekeren
iemand een andere godsdienst aan laten nemen
110
Bijbel
heilige boek van de christenen
111
christendom
godsdienst van de christenen
112
diaspora
verspreiding
113
dopen
christen worden door onderdompeling
114
godsdienstvrijheid
recht om openlijk in een godsdienst te geloven
115
jodendom
godsdienst van de joden
116
kerk
1 christelijk gebedshuis, 2 organisatie van christenen
117
martelaar
iemand die sterft voor zijn geloof
118
Messias
verlosser
119
monotheïstisch
met 1 god
120
norm
wat mensen normaal vinden, gedragsregels
121
prediker
persoon die een geloof bekendmaakt
122
synagoge
joods gebedshuis
123
Tenach
heilige boek van de joden
124
waarde
wat mensen belangrijk vinden
125
bondgenootschap
samenwerking
126
migratie
verhuizing naar een ander land
127
verdrag
afspraak, overeenkomst
128
volksverhuizing
verplaatsing van een volk
