H1 Geld Moet Rollen Flashcards
(26 cards)
Behoeften
Alles wat je graag wilt hebben of nodig hebt.
Schaarste
Als je niet zonder inspanningen in de behoefte kunt voorzien.
Consumeren
Koperen van goederen en diensten door een gezinshuishouding om behoeften te vervullen.
Goederen
Tastbare producten.
Diensten
Activiteiten waarmee je in iemands behoefte voorziet.
Alternatief aanwendbaar
De mogelijkheid hebben om een middel voor verschillende dingen in te zetten.
Vaste lasten
Kosten die je betaalt met vaste regelmaat.
Huishoudelijke uitgaven
Alledaagse uitgaven voor het huishouden.
Incidentele uitgaven
Vaak grote uitgaven die je af en toe doet. Meestal reserveer je hiervoor.
Inkomen
Het geld dat binnenkomt voor je huishouden.
Begroting
Overzicht van geplande inkomsten.
Budgetlijn
Lijn die aangeeft hoeveel je van een een product kunt kopen binnen je budget bij keuze uit twee producten.
Directe ruil
Ruil van producten tegen andere producten.
Indirecte ruil
Ruil met behulp van een ruilmiddel.
Functies van geld
Geld kun je gebruiken als ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel
Giraal geld
Direct opvraagbaar geld op de bankrekening.
Chartaal geld
Tastbaar geld in de vorm van munten en bankbiljetten.
Fiduciair
Vertrouwen. Geld is fiduciair omdat iedereen het als ruilmiddel accepteert.
Koopkracht
De hoeveelheid producten die je kunt kopen voor een bepaald bedrag.
Inflatie
Stijging van het gemiddeld prijspeil.
Produceren
Maken van goederen en diensten waarbij een bedrijf ze steeds geschikter maakt.
Toegevoegde waarde
Waarde die bij productie wordt toegevoegd.
Streven naar winst
Bedrijf wil winst maken op de producten.
Omzet
Totale opbrengst van je verkopen.